Filosofie is de kunde van de wijsheid en kennis, (het woord filosofie bestaat uit de woorden filos (houden van) en sofia (kennis, wijsheid), vandaar). Om kennis te vergaren en vooral het te verspreiden (hoewel dit laatste niet iets is waar alle beroemde filosofen even druk mee bezig waren) hebben de meeste filosofen door de jaren heen geprobeerd ‘wijs’ te worden uit de wereld, en de innerlijke gedachten van de mens. Binnen de filosofie zijn er grote zogeheten ‘stromingen’, een groep filosofen die het min of meer met elkaar eens zijn op belangrijke aspecten in de filosofie, maar absoluut niet met andere filosofen die buiten die stroming vallen. Binnen zulke stromingen hebben deelnemers vaak een min of meer vergelijkbare kijk op filosofische vragen als ‘wat is kennis’, ‘wie of wat is de mens’ en ‘hoe (als ze al bestaat) kunnen wij de Waarheid kennen?’.
Deze stromingen, echter, zijn natuurlijk totaal niet zo uniform en eensgezind als wij het nu even doen lijken. Binnen de filosofische stromingen kunnen filosofen vechtend over straat rollen wat betreft hun interpretatie van de belangrijke vragen. Wat echter vaak wel overeen komt tussen filosofen binnen een stroming, is hun aandacht op bepaalde filosofische vragen, de ‘klassieken’ (oude filosofen uit de geschiedenis) waarop zij hun eigen ideeën baseren, en veelal grofweg de manier waarop deze filosofen denken over eigen wil, de mogelijkheid van één waarheid en de positie van de mens ten opzichte van al het andere in het universum. Gebaseerd op zulke verschillende meningen op deze ‘grote vragen’ kan er min of meer een patroon gewoven worden met verschillende filosofische gedachten-gangen.
We schetsen er hier tien voor u, naar onze mening de tien meest bekende, en relevante. Ze zijn genomen van dit interessante overzicht, waar tevens meer stromingen te zien zijn voor de enthousiasteling. Voor de goede orde, de volgorde is niet naar belangrijkheid, wij zijn té nietig om zulk een volgorde te maken, maar min of meer naar tijdsperiode van ontstaan. We beginnen in de oudheid, en werken geleidelijk onze weg voort naar de huidige tijd.
10. Scepticisme en Cynisme – Oude Griekenland
Pyrrho van Eli
Om mijlen te maken beschrijven we onder de eerste twee plaatsen (nummer tien en nummer negen) twee stromingen die in tijd vlak bij elkaar hebben gelegen. Ten eerste het Scepticisme en het cynisme.
De sceptische stroming komt van ongeveer 350 voor Christus tot 250 v.Chr., en net als het cynisme uit Griekenland. De grondlegger van het Scepticisme is Pyrrho van Elis, en centraal aan het idee van Scepticisme is dat de mens van nature niet in staat is om iets te weten met absolute zekerheid (hoewel we natuurlijk wel altijd kunnen speculeren). Volgens Pyrrho zijn onze aannames van de wereld om ons heen altijd gebaseerd op andere aannames, zodanig dat we nooit iets kunnen stellen of weten zonder dit te laten baseren op (zwakke) aannames. Volgens hem is de enige ‘juiste’ filosofische houding om aan oordeelonthouding te doen, of te wel nooit een oordeel te vellen. Dit kan men ook wel uitwerken tot de volgende conclusie: als voor ieder argument altijd een tegenargument te vinden is (zoals het geval was volgens Pyrrho) dan is de enige goede houding een van complete passiviteit, en dat brengt grote rust en vrede met zich mee. Heel erg kort samengevat, Scepticisme staat voor een zeer passieve houding ten opzichte van kennis. Vergaring, immers, is een hopeloze zaak.
Let op, filosofische sceptici hebben een heel andere visie op de wereld dan mensen die wetenschappelijk ‘sceptisch’ zijn. Klimaat-sceptici, bijvoorbeeld, geloven doorgaans helemaal niet in het idee dat oordeelonthouding de juiste houding is. Noch zijn zij het eens met het feit dat we niets met zekerheid kunnen weten!
Kort en bondig: wees passief!
Door naar het cynisme. Cynisme ontstond tevens in het oude Griekenland, ongeveer tussen 390 voor Christus tot 300 v.Chr. Cynisme vindt voor het eerst haar vorm in de gedachten van Diogenes van Sinope, of volgens anderen bij Antisthenes van Athene. De school lijkt voornamelijk een voortzetting te zijn van het denken en leven van Socrates, en zet een levenswijze centraal, in plaats van een theorie of gedachtegang, zoals de meeste andere filosofische stromingen doen. De levenswijze is een van verwerping; verwerping van wereldse rijkdomen en gewoonten. Een cynist leeft ‘als een hond’ en dit is dan ook waar de naam vandaan komt (cynisch betekent namelijk honds in het Oudgrieks). Dit leven is een leven getrouw aan natuur en een dat alle culturele luxes verwerpt. Ook mag een cynist nooit liegen, of iets voor een ander verbergen (en dus moet hij naakt door het leven gaan, want kleding verbergt). Dit klinkt allemaal erg barbaars, maar er is ook een mooie kant aan het cynisme, namelijk dat het staat voor een levensopvatting waarin men regels en wetten verlaat en simpelweg leeft volgens eigen wensen. Uit ervaring zal dan blijken dat het best-vervullende leven niet een van hedonisme is, maar van beperking (volgens cynisten, in ieder geval).
Cynisme in deze strikte vorm heeft het behoorlijk lang volgehouden, tot in de vijfde eeuw na christus, maar is daarna helaas als onpopulaire dogma verdwenen uit de praktijk. Het woord cynisme, echter, is niet verdwenen uit onze vocabulaire, omdat net als scepticisme, het woord cynisme een dubbele betekenis heeft. Cynisme in de psychologie betekent namelijk een zeer wantrouwige houding tegen iemands goede bedoeling, en tevens een ongevoeligheid voor de gevolgen van eigen daden of woorden. Dit soort cynisme lijkt totaal niet op de oorspronkelijke filosofische gedachtegang.
Kort en bondig: doe je eigen ding, simpel en natuurgetrouw
9. Epicurisme en Stoïcisme
Epicurisme komt tevens uit het Oude Griekenland, maar had vooral ook veel aanhangers in het Oude Romeinse rijk. Het stamt van 310 voor Christus tot 250 v.Chr. en de grondlegger is volgens vele Epicurus (vandaar epicurisme). Epicurus was een Griekse materialist (later meer hierover, maar in het kort betekent het dat Epicurus geloofde dat alle waarneembare fenomenen in de wereld verklaarbaar zijn via materiele processen), en geloofde dat men voornamelijk bezig moest zijn met het navolgen van diens grootste genoegen (plezieren) in het leven. Dit volgde uit het feit dat hij concludeerde dat de materialistische kijk op de wereld correct was: we kunnen enkel onze gedragingen baseren op de observaties die we maken uit de werkelijke wereld. Derhalve moeten we onze fysieke genoegens (die ontstaan uit onze fysieke waarnemingen) nastreven.
Net als Pyrrho van het cynisme, geloofde Epicurus dat de beste manier om dit te doen was om bescheiden te leven. Ook moest men vooral inzoomen op het verkrijgen van kennis van de wereld, om zo te begrijpen wat de processen en barrières waren vanuit de wereld die hem of haar beperkten in het verkrijgen van plezieren en wensen. Hieruit volgde volgens epicuristen een soort van ataraxie, een vorm van complete lethargische onbezorgdheid over wat er gebeurd in de wereld, en aponia, een totale absentie van zowel fysieke als emotionele pijn (dit was voor Epicuristen het hoogtepunt van lichamelijk genoegen).
Aan de ene kant kan men zeggen dat epicurisme een hedonistische filosofie is, in zover dat het als enige ‘goede’ in het leven ziet het individuele bevredigen van genoegen en plezieren. Echter de uitkomst, een beperkt leven leiden en veel onderzoek doen naar de processen die de wereld drijven, is niet bepaald een ‘hedonistische’ levensstijl zoals wij dat heden ten dage zien.
Een leuk feitje over Epicurisme is dat het een van de weinige filosofieën was van de Griekse Oudheid die toegankelijk was voor mensen van alle sociale groepen, en zelfs vrouwen (zeer ondergewaardeerd in die tijd) en slaven waren aangetrokken tot deze levenswijze. Daarnaast waren veel epicuristen vegetarisch, zoals Epicurus zelf, hoewel er in de ‘leer’ nooit iets was vastgesteld over de noodzaak hiervan.
Kort en bondig: Jaag het subtiele kalme genot na
Door naar de Stoïcijnen. Stoïcisme kwam net als de voorgaande stromingen ook uit het Oude Griekenland, en wel uit de hoofdstad Athene. De vader van deze stroming is Zeno van Citium, en de centrale gedachtegang gaat als volgt: destructieve emoties ontstaan vanuit foute oordelen uit de filosofie van anderen (extreme filosofieën), en een wijs man (of vrouw) zou niet aan zulke emoties lijden, derhalve geen oordelen maken. In tegenstelling tot de Epicuristen en cynisten geloofde Zeno in een combinatie van rede en perceptie door waarnemingen.
Stoïcijnen waren dan ook druk bezig met de interactie tussen wat aan de ene kant leek een deterministische materiele wereld (oorzaak en gevolg) en aan de andere kant de vrije wil van de Mens. Volgens de Stoïcijnen was de beste oplossing tussen deze moeilijk te harmoniseren concepten het bezitten van een Wil (prohairesis) die in harmonie leeft met de materiele en deterministische wereld. Met andere woorden, volg je vrije wil, maar doe het binnen de perken die natuur ons levert. Stoïcijnen geloofden daarmee ook dat de beste manier om een persoon te oordelen was niet door wat hij of zij zei, maar door wat hij of zei deed.
De stoïcijnse kalmte (zoals we tegenwoordig het woord wel eens gebruiken) komt van het idee dat een werkelijk wijs man (of vrouw) niet geraakt wordt door ongeluk en slechte tijden, slechts door een deugdelijk leven te lijden. Dit geleide leven zou genoeg bron van geluk zijn voor de werkelijke stoïcijn, ongeacht materiele schade of onmin om hem/haar heen.
Kort en bondig: In beperking toont zich de meester
8. Empirisme (1690-1770)
We maken nu een grote sprong (óver het Oude Romeinse Rijk, de Middeleeuwen en de Renaissance heen) naar een tijd van Verlichting, waarin de (natuur)wetenschap zoals wij haar heden ten dage kennen haar oorsprong vindt. Empirisme is daar een grote component van, en het rationalisme (later ter sprake komende) een tweede. Voor we beginnen onze excuses aan de tussenliggende stromingen. In Europa was de filosofie tussen het Oude Griekenland en de Verlichting hevig gedomineerd door Christelijke gedachten, en hoewel we niet willen suggereren dat dit niet belangrijk is, noch andere stromingen zoals de Islamitische filosofieën, en Neoplatonisme (om maar te zwijgen over de grote diversiteit aan filosofieën uit het Oosten), springen we er tóch over, omwille van ruimte besparing.
Goed, het empirisme dus. Grote namen binnen deze filosofische (en ook wetenschappelijke) stroming zijn John Locke (ook wel de grondlegger van deze gedachtegang genoemd), George Berkeley, David Hume en vele anderen. Net als sommige Oudgriekse filosofieën geloofde deze Verlichte Empiristen in het feit dat we enkel kennis kunnen vergaren van onze waarnemingen. Vanuit deze aanname concludeerden empiristen dat de enige manier om kennis te vergaren is om wetenschappelijk aannames te testen. Bovendien geloven empiristen dat in principe niets (of volgens moderne empiristen op zijn minst weinig) van te voren bepaald is voor een mens, iedereen begint zijn of haar leven met een tabula rasa, een ongeschreven blad, en vult dit in naar mate men leeft.
Het empirisme dat hier beschreven werd was in het begin met name een Britse ‘bedoeling’. De Verlichtingsgedachtegangen splitsten zich vrij geografisch op in twee groepen, en de Empiristen waren (wederom in het begin) met name een Engelse aangelegenheid. De continentale tegenpool vinden we in de volgende positie.
Kort en bondig: alle kennis komt van waarnemingen, dus onderzoek wetenschappelijk.
7. Rationalisme (1640-1800)
Zoals we al zeiden is de (natuur)wetenschap zoals wij haar tegenwoordig kennen ontstaan in de Verlichting (circa rond het jaar 1700), en daarbij stonden twee filosofische benaderingen met name centraal, namelijk het empirisme (hierboven reeds beschreven), en de andere centrale gedachtegang: rationalisme.
Rationalisme was een continentaal (West Europees) gebeuren, met bekende filosofen als René Descartes, Baruch de Spinoza en Gottfried Leibniz als grote denkers. Centraal in rationalisme staat het idee dat in plaats van waarnemingen, de rede onze enige bron van kennis is. Logische structuur van rede moet ons helpen met het verwerven van nieuwe kennis. Zo beredeneerde Descartes als eerste dat hij bestond, en dat dit het enige is wat hij zeker kon weten, puur en alleen door na te denken (en niet door waar te nemen) dat hij bestond.
Sterker nog, rationalisten geloven dat er ‘rede’ voor is om waarnemingen te wantrouwen (immers, vertrouwt men de waarnemingen gedaan in een droom, of tijdens hallucinaties?). Enkel ideeën en waarheden die we met rede kunnen onderbouwen en creëren, zijn te vertrouwen, en dit kan ons helpen een ‘plaatje’ van de werkelijkheid om ons heen te krijgen.
Tegenwoordig is wetenschap vaak een mix van beide empiristische en rationalistische gedachten, maar het is duidelijk dat iedere wetenschappelijke discipline zijn oorsprong heeft in één van de twee. Zo is (experimentele) natuurkunde en scheikunde vaak vooral bezig met waarnemingen uit experimenten (empirisme) terwijl wiskunde en filosofie vaak bezig is met wat wij kunnen ontdekken via rede en logica (rationalisme).
Kort en bondig: volg altijd de Rede
6. Idealisme (1800-1900)
Na de Verlichting brak een tijdperk aan van ‘voortgang’, een tijd van uitvindingen, schaalvergroting, commercialisering en daarnaast ook grote armoe en oorlog (Franse Revolutie, Amerikaanse Revolutie, et cetera). We noemen deze tijd ook wel de tijd van Industrialisatie. Het was in deze ‘spannende’ eeuw dat het idealisme ontstond, met als grote denker Georg (Willhelm Friedrich) Hegel. Er zijn binnen het idealisme veel sub-stromingen te identificeren, maar al deze sub-stromingen hebben in ieder geval met elkaar overeen dat ze alleen ‘werkelijkheidswaarde’ toeschrijven aan objecten ‘in onze gedachten’. Met andere woorden, fysieke of ‘uiterlijke’ objecten hebben geen werkelijkheidswaarde voor ons omdat we ze niet werkelijk kunnen waarnemen. Het enige wat we werkelijk kunnen waarnemen is het idee van de wereld om ons heen, en dat is in onze geest (of hersenen). Het Hegeliaanse idealisme bijvoorbeeld, constateert dat als we rationalisme serieus nemen, we moeten concluderen dat we niets kunnen ‘weten’ over de wereld om ons heen, enkel over de ideeën die wij over die wereld denken te hebben. We kennen dus enkel ‘afbeeldingen’ in ons hoofd van de dingen die om ons heen zijn. Als zodanig is er een soort spirituele ‘plaatjes’-wereld die mensen met elkaar delen (universele ideeën), en dit kan de Ware waarheid zijn, die gedeelde ideeën van de werkelijkheid. Plato had in de eeuwen vóór Christus al eenzelfde opvatting over de dingen in de wereld, hetgeen bekend gaat onder de naam ‘Ideeënleer’. Pas in het Idealisme van Hegel en zijn opvolgers werd deze opvatting echter populair onder filosofen.
[criteo]Kort en bondig: Grote (universele) ideeën zijn de werkelijkheid
5. Materialisme (1600-1900)
Eerder noemde we al (Oudgriekse) materialisten, maar pas later, in de Verlichting en Industrialisatie, ontstond er een echte populaire stroming (populair binnen de intelligentsia, dat wil zeggen), namelijk het materialisme. Bekende namen onder materialisten zijn Thomas Hobbes, Karl Marx, en Charles Darwin. Binnen het materialisme geldt dat alles in de werkelijkheid, zelfs onze emoties, gedachten en ‘geest’, terug te brengen is tot materie, tegenwoordig in de vorm van atomen, neutronen en elektronen en zelfs nog kleinere deeltjes van materie (quarks en dat soort ongein). Deze materiele deeltjes zijn uiteindelijk wat het denken voortbrengt, niet de spirituele ‘ideeën’ van de voorgaande idealistische gedachtegang.
Volgens materialisten moeten we ervan uit gaan dat we niets weten of kunnen weten anders dan onze fysieke wereld, en we dus moeten uitgaan van wat we daar kunnen vinden. Net als empiristen (en let op, empiristen zijn vaak materialisten en vice versa) geloven materialisten dus in een kenbare wereld die te ‘kennen’ is via waarnemingen en ‘wetten der natuur’. Er is volgens materialisten niets Hogers boven dat wat materieel is, geen ziel, geen God (tenzij deze materieel is, en dus gebonden aan de weten der natuur, zoals zwaartekracht).
Kort en bondig: Houd je bij het fysieke
4. Fenomenologie (1879-1930)
Met fenomenologie komen we eindelijk aan in de ‘Moderne’ Filosofie. De naam komt van het Oudgriekse woord voor ‘het zichtbare’ en ‘leer’; phainomenon en logos, en daarmee is niet veel gezegd, helaas, immers, wat betekent nu de leer van het zichtbare? Fenomenologie gaat in op ervaring, maar enkel directe en intuïtieve ervaring van fenomenen (verschijnselen), en probeert hiervan de essentiële eigenschappen af te leiden.
Het (nogal gecompliceerde) idee is dat, als we concluderen dat kennis afhankelijk is van de werkwijze van onze eigen hersenprocessen, we een kans hebben om via gedachte-analyse tot kennis van de werkelijkheid te komen. Het is dus een manier om het idealistische idee dat niets ‘buiten de gedachten kenbaar is’, te omzeilen. Als je een stoel ziet, dan zie je dit ding dus als idee in je hoofd. Een fenomenoloog kan vervolgens bedenken wat de essentiële eigenschappen zijn van deze entiteit, en wat niet. Het kleurtje stof is wellicht niet essentieel, voor een stoel, maar de vier poten misschien wel? Is een stoel een stoel met drie of vijf poten? Zo ja, dan is de vier-potigheid van een stoel geen essentiële eigenschap. Fenomenologen hebben het echter niet over de essentie van stoelen, maar buigen zich met name over essentie van wat men ervaart (iets dat in tegenstelling tot een stoel veel minder zicht- en tastbaar is). Een belangrijk concept binnen de fenomenologie is intentionaliteit; het idee dat alles wat we denken of ervaren altijd gericht is op een ander iets.
Hoewel fenomenologie origineel stamt uit de School van Franz Brentano, is het meeste materiaal afkomstig van Edmund Husserl. Ook de redelijk bekende filosoof Heidegger was een filosoof binnen deze stroming, evenals Jean-Paul Sartre.
Kort en bondig: Analyseer de geest (gedachten)
3. Existentialisme (1850-1950)
Existentialisme is zowel een filosofische als een literaire stroming, waarbij in de filosofie ervan met name subjectiviteit centraal staat. Eenieder is uniek en derhalve verantwoordelijk voor zijn eigen daden maar ook zijn eigen lot (altijd en overal). In afwezigheid van een omnipotente God moet iedereen volgens deze filosofie zijn eigen betekenis geven aan het anders volstrekt zinloze leven. Maakt men geen eigen zin, dan moet men op zijn minst accepteren dat het leven compleet zinloos is. Belangrijke existentialisten zijn onder andere Friedrich Nietzsche, Sören Kierkegaard en Jean-Paul Sartre. Binnen het existentialisme kunnen de opvattingen dramatisch verschillen tussen filosoof, en soms zelfs binnen de filosoof zelf, bijvoorbeeld wanneer zijn of haar eerdere opvattingen verschillen van latere bedenkingen. Echter, allemaal hebben ze gemeen dat ze grote nadruk leggen op persoonlijke uniekheid, vrijheid en verantwoordelijkheid voor keuzes in het leven.
Kort en bondig: Leven betekent keuze maken, leef door deze keuzes!
2. Pragmatisme (1880-1980)
Pragmatisten staan bekend om hun (pragmatische) verbinding tussen filosofische theorie en praktijk. Pragmatisme stipuleert dat in feite deze twee niet losstaan van elkaar, noch dat dit ooit mogelijk is. Hun bekendste leus is de pragmatische theorie der waarheid: iets is waar als het in praktijk werkt. Als iets dus praktisch nut heeft of maatschappelijk voordeel, dan kan het waar zijn. In een andere situatie kan hetzelfde echter niet waar zijn. Deze ambiguïteit zit een pragmatist niet mee, immers in hun definitie kan een Waarheid waar zijn in één situatie, en niet waar in de andere.
Pragmatisme is een van de eerste stromingen in de Westerse filosofie die niet haar oorsprong in Europa vindt, maar in Amerika. Charles Sanders Peirce, William James, John Dewey en Willard van Orman Quine waren allemaal Amerikaanse filosofen en de grondleggers en hoofdpersonen binnen deze stroming.
Kort en bondig: Volg dat wat werkt
1. Postmodernisme (1970-1990)
Zoals de naam al suggereert, is het postmodernisme een reactie op het modernisme. Het is eveneens een stroming in de kunst. Postmodernisten trekken graag dingen in twijfel, en met name concepten als de Waarheid en Authenticiteit. Daarnaast geloven postmodernisten dat er slechts een gebrekkige fundering is op kennisvergaring, er is geen ‘beste’ methode om de werkelijkheid te onderzoeken, noch is de mens autonoom, ofwel in staat om bewust zijn eigen keuze te maken. Dit vanwege het onderbewuste, emoties, anderen, en tot slot de ‘taal’. Decentrering van het subject, heet dit volgens postmodernisten. Men is irrationeel (gedraagt zich niet volgens bewust gedachte rede), en men kan slechts gebrekkig communiceren met anderen, vanwege een sub optimale taal (taal zorgt immers voor miscommunicatie, misverstanden en andere vertalingsfouten). Derhalve is het moeilijk om ‘zelf’ te weten, en nog veel moeilijker om die kennis door te geven. Pluralisme alom is het gevolg.
Het gevolg van al het pluralisme is voor veel postmodernisten duidelijk: het enige wat men kan doen is meegaand zijn en zien waar het schip strand, niet te veel verwachten, vooral geen stabiele waarheid, wetenschap of ethiek. Bekende postmoderne denkers bouwen vooral voort op de eerder genoemde fenomenologen; Baudrillard, Jacques Derrida, Michel Foucault, en Ludwig Wittgenstein.
Kort en bondig: relax!
[adsenseo]Tot slot nog een bonus stroming (noem het nummer 11 of 0) die niet in de lijst voorkwam maar die we niet willen overslaan: analytische filosofie. Deze filosofie-stroming had veel invloed met name in de jaren 1880 tot 1980, en was zowel van Britse als Amerikaanse afkomst. Mogelijk de meest bekende denker is Bertrand Russell, een favoriet van de auteur van deze top tien. Centraal staat het geloof dat als we de zoektocht naar de waarheid en werkelijkheid nu maar in kleine stukjes hakken en exacte logica en empirie (waarnemingen) op deze stukjes loslaten, we uiteindelijk tot de ultieme waarheid kunnen komen. Zo kunnen we stap voor stap voortgang boeken en uiteindelijk tot een groter geheel komen.
In het kort: analyseer alles in kleine deeltjes.
2 reacties
je drinkt toch bier
@Pepijn: tuurlijk gast klemmen