Guerrilla-oorlogsvoering heeft in de moderne geschiedenis talloze revoluties en onafhankelijkheidsbewegingen vormgegeven. Kleinschalige en onconventionele tactieken, vaak gesteund door lokale gemeenschappen, tonen keer op keer aan dat een numerieke en technologische overmacht niet altijd allesbepalend is. Tegelijkertijd roept deze manier van strijden ook cruciale morele vragen op: in hoeverre rechtvaardigt het doel het middel, en wanneer verandert bevrijding in repressie van anderen?
Hieronder vind je tien historische figuren die – ieder op zijn eigen manier – het gezicht van guerrilla-oorlogvoering en revolutie hebben getekend.
1. Mao Zedong – De grondlegger van het volksleger
Mao Zedong wordt gezien als de theoretische architect van de moderne guerrillastrategie. Tijdens de Chinese Burgeroorlog hamerde hij op de kracht van “het volk” om de veel sterker bewapende Kwomintang (KMT) te weerstaan. De Lange Mars (1934–1935) geldt als hét voorbeeld van zijn vermogen om een bijna verslagen leger toch te laten overleven en te hergroeperen.
In 1949 leidde Mao de oprichting van de Volksrepubliek China, wat hem wereldwijd neerzette als bewijs dat massa-organisatie en ideologie zelfs de grootste tegenstanders konden verslaan. Tegelijkertijd overschaduwden latere campagnes, zoals de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie, zijn succes in militair-strategische zin. Deze periodes eisten miljoenen levens en polariseerden de Chinese samenleving tot op het bot.
2. Ho Chi Minh – De architect van Vietnams onafhankelijkheid
Ho Chi Minh mengde nationalistische sentimenten met communistische idealen en transformeerde Vietnam van Franse kolonie tot onafhankelijke staat. Tijdens de Eerste Indochinese Oorlog streed hij tegen de Franse overheersing, waarna de Amerikaanse betrokkenheid (de Vietnamoorlog) volgde.
Zijn succes berustte op het verenigen van het reguliere Volksleger van Vietnam met de lokale guerrilla (Vietcong). De tactiek van tunnels, hinderlagen en hechte samenwerking met de dorpsgemeenschappen maakte de Amerikaanse oorlogsinspanning allesbehalve eenvoudig.
Hoewel Ho Chi Minh door velen als bevrijdingsheld wordt gezien, zet de centralistische manier waarop hij later de macht consolideerde vraagtekens bij de diversiteit van politiek en samenleving in het nieuwe Vietnam.
3. Ernesto “Che” Guevara – De iconische rebel
De Argentijnse arts Ernesto “Che” Guevara sloot zich in de jaren vijftig aan bij Fidel Castro in de strijd tegen de Cubaanse dictator Fulgencio Batista. In de Sierra Maestra ontwikkelde hij guerrillatechnieken die hij later ook in het boek Guerrilla Warfare zou beschrijven.
Zijn medeverantwoordelijkheid voor de omverwerping van Batista maakte hem tot een wereldwijd icoon voor linkse bevrijdingsbewegingen, maar eveneens tot een controversieel figuur. Guevara nam harde maatregelen tegen vermeende verraders en politieke tegenstanders, wat hem in de ogen van velen tot extremist bombardeerde.
Na mislukte pogingen om elders (Congo, Bolivia) revoluties te ontketenen, stierf hij in 1967 in de Boliviaanse jungle – een gebeurtenis die alleen maar bijdroeg aan zijn mythische status.
4. Fidel Castro – Van Sierra Maestra tot Havana
Fidel Castro begon als een rebelse advocaat die samen met een kleine groep medestanders, waaronder Guevara, in 1956 in de Sierra Maestra het verzet tegen Batista startte. Ondanks het enorme machtsverschil wist Castro met verrassingstactieken en lokale sympathie stap voor stap terrein te winnen.
Op 1 januari 1959 viel Havana in handen van de revolutionairen en werd Castro de nieuwe leider van Cuba. De daaropvolgende decennia kenmerkten zich door de uitbouw van een socialistische staat: gezondheidszorg en onderwijs verbeterden aanzienlijk, maar politieke vrijheid werd sterk ingeperkt.
Castro’s hulp aan bevrijdingsbewegingen in andere landen onderstreepte zijn internationale ambitie als revolutionair leider, maar voedde ook de Koude Oorlogsspanningen.
5. Michael Collins – Van Ierse vrijheidsstrijd tot binnenlandse verdeeldheid
Michael Collins was de strategische geest achter de Ierse onafhankelijkheidsstrijd in de vroege twintigste eeuw. Met de Irish Republican Army (IRA) zette hij een netwerk op van spionage en hit-and-run-acties, wat de Britse autoriteiten ernstig onder druk zette.
Het leidde tot het Anglo-Ierse Verdrag van 1921, dat Ierland een vorm van autonomie verschafte. Toch brak er een Ierse Burgeroorlog uit, waarin Collins – inmiddels als regeringsfiguur – door radicalere republikeinen werd bestreden. Uiteindelijk werd hij in 1922 vermoord, waardoor hij naast nationale held ook een tragisch symbool is van interne verdeeldheid binnen revolutiebewegingen.
6. T. E. Lawrence (“Lawrence of Arabia”) – De onconventionele bondgenoot
T. E. Lawrence was weliswaar geen lokale vrijheidsstrijder, maar zijn betrokkenheid bij de Arabische Revolt (1916–1918) tegen het Ottomaanse Rijk was cruciaal. Hij gebruikte kennis van de woestijn, taal en tribale verhoudingen om samen met Arabische leiders als Faisal ibn Hoessein succesvolle sabotage-acties te organiseren.
Na de Eerste Wereldoorlog groeide hij uit tot een legendarisch figuur, zeker door zijn eigen boek Seven Pillars of Wisdom en de latere verfilming Lawrence of Arabia. Niettemin speelde hij een ambigue rol, want veel Arabische stammen voelden zich verraden toen het Britse Rijk en Frankrijk de regio onderling verdeelden. Zo draagt Lawrence’ erfenis zowel de geur van bevrijding als van verborgen koloniale agendas.
7. Josip Broz Tito – Partizanenleider in Joegoslavië
Josip Broz Tito wist tijdens de Tweede Wereldoorlog met zijn partizanen een aanzienlijk deel van Joegoslavië te onttrekken aan de Duitse controle. Hij combineerde hinderlagen, sabotage en het oprichten van parallelle bestuursorganen in bevrijd gebied, waarmee hij brede steun verwierf.
In 1945 vormde hij een socialistische federatie, waarbij hij zich na verloop van tijd losscheurde van de Sovjet-invloed en een eigen koers voer. Dit leverde hem aanzien op in de niet-gebonden wereld, maar onder zijn bewind werden ook politieke tegenstanders hard aangepakt.
Na Tito’s dood in 1980 kwamen de oude etnische en politieke spanningen weer aan de oppervlakte, wat uiteindelijk in de jaren negentig leidde tot bloedige conflicten op de Balkan.
8. Abdelkader al-Jazairi – Emir van het verzet
Emir Abdelkader (1808–1883) verenigde Algerijnse stammen in hun strijd tegen de Franse koloniale invasie, te beginnen in 1830. Zijn militaire succes berustte op snelle, mobiele cavalerie-eenheden en de oprichting van vestingen in moeilijk bereikbare gebieden.
Zelfs Franse officieren respecteerden hem vanwege zijn ridderlijke behandeling van krijgsgevangenen. Uiteindelijk kon hij de Franse overmacht niet weerstaan en moest hij zich overgeven. Toch bleef hij voor veel Algerijnen een bron van nationale trots en een belichaming van waardigheid te midden van brute koloniale onderdrukking. De vraag of hij succesvoller had kunnen zijn met meer internationale steun blijft voer voor historici.
9. Aung San – De stichting van het moderne Birma
Aung San, geboren in 1915, speelde een sleutelrol in de onafhankelijkheid van Birma (nu Myanmar). Eerst werkte hij samen met de Japanners om de Britten te verdrijven, maar toen bleek dat Japan zijn eigen koloniale ambities had, sloeg hij de handen juist opnieuw ineen met de Britten.
Zijn guerrillaverleden gaf hem de autoriteit om een Birmaans leger op te bouwen dat zich tegen beide grootmachten kon keren. Tragisch genoeg werd hij in 1947 vermoord, vlak voor de formele onafhankelijkheid in 1948. Het land verzandde later in militaire dictaturen en etnische conflicten, wat de vraag opwerpt of Aung Sans idealen van eenheid en democratie ooit echt kans hebben gehad.
10. Subhas Chandra Bose – Tussen idealisme en controverse
Subhas Chandra Bose brak met Mahatma Gandhi’s geweldloze koers in India en zocht in de Tweede Wereldoorlog steun bij Duitsland en Japan. Hij hoopte dat hun succes tegen de Britten de Indiase onafhankelijkheid zou versnellen.
Hij richtte het Indian National Army (INA) op, met soldaten gerekruteerd uit Indiase krijgsgevangenen. Hoewel deze troepen geen grote impact hadden op het totale verloop van de oorlog, vergrootte het wel Boses statuur in bepaalde radicale kringen. Zijn verdwijning in 1945 gaf hem een mythische status, maar zijn collaboratie met onderdrukkerstaten blijft een punt van felle controverse.