Het Nederlands profwielrennen beleeft eindelijk weer hoogtijdagen. Wie had dat ooit nog durven dromen? Je moest na de eeuwenwisseling al even teruggaan in de tijd als je de namen van de beste Nederlandse wielrenners ooit zocht. Want even, heel even van midden jaren 70 tot begin jaren 80 was Nederland oppermachtig in het internationale wielerpeloton. Peter Posts Raleigh-ploeg won toen alles wat er te winnen viel. Klassiekers, monumenten, wereldkampioenschappen, tot zelfs Joop Zoetemelks lang verhoopte Tour de France van 1980.
Gerrie ‘de Kneet’ Knetemann, Jan ‘Amstel Gold Race’ Raas, of de beresterke en fors onderschatte Hennie Kuiper. Wie kent deze namen niet? Het zijn niets minder dan legendes. Midden jaren 80 verscheen een nieuwe generatie aan de start. Adrie van der Poel zette zijn tanden in gedrogeerd duivenvlees én monumenten als de Ronde van Vlaanderen (1986) en Luik-Bastenaken-Luik (1988). De bergkoningen Steven Rooks en Gert-Jan Theunisse pakten beurtelings in 1988 en 1989 de bolletjestrui en de prestigieuze Alpe d’Huez-touretappe. Het jaar daarop leek Erik Breukinks 3de plaats in Parijs voorgoed Nederlands laatste kans op een podiumplek in een Grote Ronde.
Rond de eeuwenwisseling verzamelde Michael Boogerd knappe ereplaatsen, niet in het minst in de Amstel Gold Race – waar hij in 1999 over Lance Armstrongs dromen poepte in een magistrale ‘sprint-a-deux’. Een decennium later barsten de meurende dopingpotjes open. Zeges verdwenen uit de koersannalen en de edele wielersport beleefde bange dagen.
Na enkele magere jaren braken er in de jaren 2010 opnieuw schitterende tijden aan voor het Nederlandse profwielrennen. 43 jaar na Jan Janssen greep Bauke Mollema in 2011 de sprinterstrui in de Vuelta. Na zijn weergaloze Parijs-Roubaix-overwinning in 2014, won Niki Terpstra in 2018 ook de Ronde van Vlaanderen. Ondertussen won Tom Dumoulin in 2017 als eerste Nederlander ooit de Ronde van Italië. Het jaar daar demonstreerde de wereldkampioen tijdrijden met zijn 2de plaatsen in de Giro en de Tour nogmaals dat hij gemaakt is voor de Grote Rondes.
In 2019 proefde veldrijder Mathieu Van der Poel voor het eerst van de voorjaarsklassiekers. VDP’s krachttoeren in de Brabantse Pijl en Amstel Gold Race beloven een glorieuze wegtoekomst. Steven Kruijswijks glunderende podiumplaats in Parijs bevestigde dat het beste nog moet komen. En kan iemand eigenlijk nog bijhouden hoeveel zeges Dylan Groenewegen al bij elkaar sprintte? Bauke Mollema sloot het Nederlandse wonderjaar af met zijn monumentale solo in de Ronde van Lombardije.
Klassiekers, monumenten, Grote Rondes en wereldkampioenschappen: de huidige generatie Nederlandse wielrenners rijdt net als in de Raleigh-hoogdagen weer overal mee voor de prijzen. Demarreren ze ooit in dit lijstje van de beste Nederlandse wielrenners ooit? Dat zal de tijd uitwijzen. In afwachting lees je alvast hier welke geweldige helden hen voorgingen.
10. Jean-Paul van Poppel
Wielrennen is zo’n een veelzijdige sport dat je eigenlijk niet zomaar coureurs met elkaar kan vergelijken. Er bestaan tenslotte klimmers, tijdrijders, sprinters, klassementsrijders en alleskunners. Een beetje kenner weet natuurlijk ook wel dat de ene wedstrijd de andere niet is. Het aantal zeges op je palmares zegt lang niet alles. Zo wil elke renner natuurlijk liever één keer Parijs-Roubaix winnen, dan 20 kermiskoersen.
Sommige wielrenners domineren de voorjaarsklassiekers, maar geraken in de Grote Rondes nog geen meter omhoog in de bergen. Ze komen dan ook niet naar Frankrijk, Italië en Spanje voor het eindklassement. Nee, het is hen om de dagzeges te doen.
Zo was Gerben Karstens een legendarisch beroerd klimmer, maar won hij wel mooi 21 ritten (waarvan 6 in de Tour, eentje in de Giro en wel 14 in de Vuelta) in de Grote Rondes. Een indrukwekkend aantal. Maar hét Nederlands ritzegerecord is het net niet. Jean-Paul van Poppel (Tilburg, 1962) klokte namelijk af op 22 etappes! De groene trui van 1987 sprintte respectievelijk 9 ritten in de Tour én de Vuelta bij elkaar. In de Giro was ‘Popeye’ goed voor 4 dagritten. Met 22 etappes is de Noord-Brabander sinds 1994 de onbetwiste Nederlandse zegekoning van de Grote Rondes.
9. Jo de Roo

Lang, lang geleden. Was er eens een Nederlander die voor het eerst 3 keer een monument won. Nu vraagt die éne wielrenanalfabeet zich af, ‘een monu-wat?’. Een monument! Zeg maar één van de 5 belangrijkste eendagswedstrijden die de heroïsche wielersport telt. Milaan-San Remo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije: samen vormen ze de hardste en prestigieuste wielerklassiekers die de oude wielergoden in den beginne geschapen hebben. Hun glorieuze geschiedenis is gelardeerd met tijdloze heldenverhalen.
Zo’n monument winnen is namelijk hartstikke moeilijk. Alleen de allergrootste wielrenners kunnen het. Toen Bauke Mollema op 12 oktober 2019 met een schroeiende solo de Ronde van Lombardije won, waren de wielercommentatoren dan ook terecht door het dolle heen. De laatste keer dat een Nederlander dat Italiaanse monument greep, dateerde van Hennie Kuipers zege in 1981. Je begrijpt: een monument winnen is allesbehalve vanzelfsprekend. Jo de Roo (Zeeland, 1937) flikte het als eerste 3 keer.
Het waren nog heel andere tijden toen. Bordeaux-Parijs werd nog gereden. Een mythische monsterrit van wel 600 km lang. Jo de Roo won deze ellenlange race in wat het begin van een zinderende wegcarrière bleek. Want even later pakte de Zeeuw op 7 oktober 1962 ook de eerste plaats in Parijs-Tours met een snelheidsrecord van jewelste. De wereld keek stomverbaasd toe: nooit eerder haalde een wielrenner een gemiddelde snelheid van 44 km en 993 m per uur. Maar het beste moest nog komen: de Ronde van Lombardije. Ook wel bekend onder haar poëtische koosnaam ‘De Koers van de Gevallen Bladeren’. Met zijn eerste monument op zak sloot de ‘Spaanse Zeeuw’ het gezegende jaar 1962 af met een overtuigende 1ste plaats in de Super-Prestige-Pernod, zeg maar de voorloper van de Pro Tour.

Hoe overtref je zo’n topjaar? Door in 1963 doodleuk nogmaals Parijs-Tours én de Ronde van Lombardije te winnen! 2 jaar later werd Jo de Roo met zijn overwinning in de Ronde van Vlaanderen de eerste Nederlander met 3 monumenten op zijn palmares. 3 was ook het aantal etappewinsten die de man uit Schore bij elkaar reed tijdens zijn 4 Tourdeelnames. De tweevoudige Nederlandse wegkampioen (1964 en 1965) zwaaide af in 1968, het jaar waarin Jan Janssen de eerste Nederlandse tourwinnaar werd. Een betere troonopvolging was moeilijk denkbaar: voor de opkomst van Jan Janssen kwam geen enkele Nederlander nog maar aan Jo de Roos enkels.
8. Steven Rooks
De geschiedenis van Luik-Bastenaken-Luik gaat terug tot 1892. Daarmee is ze de oudste klassieker. Het Engelstalig wielerjournaille spreekt dan ook respectvol over ‘The Old Lady’. Maar in het Frans klinkt de koosnaam van dit monument nog veel mooier: ‘La Doyenne’. Niet dat de jaren dit ouderdomsdeken milder stemmen. De Waalse heuvels zijn behoorlijk pittig. Wanneer de weergoden een kwade dag hebben overleven enkel de sterkste renners de race. Legendarisch is de editie van 1980, toen slechts 21 van de 174 deelnemers de finish haalden.
3 jaar later waagde een 22-jarige Noord-Hollander zijn kans. Zijn naam was Steven Rooks (Oterleek, 1960). Niemand gaf de eigenzinnige knaap vooraf een schijn van kans. De Sem-France Loire-renner had nog maar net een nieuw contract: na zijn vertrek bij Peter Posts befaamde Raleigh-ploeg keek Rooks’ nieuwe broodheer Jean de Gribaldy eerst nog even de kat uit de boom. Maar daar op die prachtige 17 april 1983 verbaasde de jonge coureur vriend en vijand op de Côte des Forges. Stephen Roche loste al snel en na een verbluffende solo won Rooks misschien wel de mooiste race van zijn leven: ‘La Doyenne’.
Hoe mooi kan een wielrencarrière beginnen? De Waalse heuvels bleken een voorbode voor een schitterend palmares, dat zijn zenit vond in het wonderjaar 1988. Die 14de juli finishte Steven Rooks als eerste op de Alpe d’Huez, de machtige 1860 meter hoge alpencol in wiens 7de bocht nog steeds een bord herinnert aan zijn overwinning. De PMD-Ultima-Concorde-kopman eindigde de Tour van 1988 met de bolletjestrui, het combinatieklassement en een 2de plaats op het eindpodium – na de Spanjaard Pedro Delgado. Een jaar later gaf de PMD-Ultima-Concorde-kopman het bergklassement door aan zijn ploegmaat Gert-Jan Theunisse, terwijl Rooks toch nog mooi de 15e etappe van Gap naar Orcières-Merlette won.
In 1991 en 1994 kroonde de Amstel Gold Race-winnaar van 1986 zich Nederlands kampioen op de weg. Het scheelde maar een haartje, of de Noord-Hollander had daar op het WK van Stuttgart in 1991 ook nog de regenboogtrui aan toegevoegd.
7. Adrie Van der Poel

Ongetwijfeld komt Mathieu Van der Poel ooit in dit lijstje. Tot het zover is, houdt VDP Senior zijn plaatsje warm. Vanaf midden jaren 80 maakte Adrie Van der Poel (Bergen op Zoom, 1959) het mooie weer in de klassiekers. En nog niet minnetjes ook. Adries palmares telt prachtige overwinningen in de Clásica San Sebastián (1985), de Brabantse Pijl (1985), de Ronde van Vlaanderen (1986), Parijs-Tours (1987), Luik-Bastenaken-Luik (1988) en de Amstel Goldrace (1990).
In een andere wereld had Van der Poel ongetwijfeld ook Parijs-Roubaix in zijn prijzenkast staan. Het mocht niet zijn. Het dichtste dat Van der Poel bij een kassei uit de ‘Hel van het Noorden’ kwam, was zijn 3de plaats in 1986. Een jaar daarvoor miste de Kwantum-Hallen-Yoko nipt de ‘Koers van de Gevallen Bladeren’, toen hij 2des werd in de Ronde van Lombardije.
In de Grote Rondes had hij weinig te zoeken, gaf Van der Poel zelf grifeerlijk toe. Opvallend genoeg verzekerde hij zich naast 2 touretappes (in 1987 en 1988) toch ook één keertje van een gele trui. Des te opvallend was dat ‘Poelidoor’ helemaal niet van zijn ‘maillot jaune’ kon genieten. In wat nog steeds een hoogst merkwaardig stukje Tourgeschiedenis blijft, kreeg Ferdi Van den Haute na de etappe van Valenciennes naar Béthune het leiderstricot om. Pas ’s avonds in het hotel bleek dat de jury een rekenfout van maar liefst 43 seconden in Van der Poels nadeel had gemaakt!
Aan uitbollen dacht Adrie in de nadagen van zijn wegcarrière niet. Hij vond een tweede leven in het veld. Daar werd hij 5 keer Nederlandse kampioen en omgorde hij in 1996 op het WK in Montreuil de regenboogtrui. Een mooie revanche voor zijn nipt gemiste wereldtitel op de weg in 1983.
6. Tom Dumoulin

Tussen 2014 en 2018 had Tom Dumoulin (Maastricht, 1990) aan abonnement op de Gerrit Schulte Trofee. Die prijs, genoemd naar de boomlange temperamentvolle Amsterdammer die op een blauwe maandag in 1948 Fausto Coppi versloeg op het WK baanwielrennen in de achtervolging, bekroont sinds 1955 jaarlijkse de beste Nederlandse profwielrenner. En dat Tom Dumoulin nu al één van de beste Nederlandse ronderenners ooit is, daar twijfelt niemand aan. De kenner had dat natuurlijk al lang in de smiezen toen de tijdrijdspecialist in 2015 plots goed op weg leek naar eindwinst in de Vuelta a España. Niet de uiteindelijk winnaar Fabio Aru, maar ziekte in de laatste bergrit bleek Dumoulins ondergang. Dat wist het peloton dondersgoed, want de Giant-Alpecin-renner die 6 dagen de rode leiderstrui droeg oogstte welverdiend respect met de Prijs van de Strijdlust.
Twee jaar later diende de eeuwige roem zich alsnog aan. Want sinds 2017 is Tom Dumoulin de eerste Nederlander die de Giro d’Italia won. Een onvergetelijk overwinning en een fraai staaltje uithoudingsvermogen, waar Nairo Quintana, Vincenzo Nibali, noch acute spetterpoep in de 16de rit naar Bormio wat tegen in te brengen had. In september datzelfde jaar nog greep Turbo Tom met zijn Team Sunweb de ploegentijdrit op het WK in het Noorse Bergen, terwijl-ie zelf ook nog even doodleuk goud op de individuele tijdrit pakte. Een opsteker na de Olympische Spelen van 2016, waar een sputterende Straaljager Tom zich tevreden moest stellen met een zilveren medaille na Fabian Cancellara.
In 2018 mocht het vaderlands wielerjournaille andermaal de geschiedenisboeken bovenhalen. ‘Il Bello’ eindigde 2des in de Giro (na winnaar Chris Froome) en dat werd ook zijn plaats in het eindklassement van de Tour de France dat jaar (waar hij zijn 3de touretappe won in de heuveltijdrit). Een Nederlander op het Tourpodium? Hoe lang was dat wel niet geleden? Nou, 28 jaar om precies te zijn – toen Erik Breukinks in 1990 3des werd!
Wat brengt de toekomst nog voor deze tot ronderenner vervelde tijdrijder? Een akelige knieblessure, een gemene parasiet en vermaledijde transferperikelen fnuikten 2019, terwijl een naar nieuw coronavirus de wereld en meteen ook het wielervoorjaar van 2020 lamlegde. De Limburger ruilde ondertussen het Belgische Team Sunweb in voor het Nederlandse Jumbo-Visma. Die ploeg mikt onomwonden met 3 kopmannen op het eindklassement van de Tour de France: Primož Roglič, Steven Kruijswijk en … een naar verluidt herboren Tom Dumoulin! De Vlinder van Maastricht stond inmiddels 3 keer op het eindpodium van een Grote Ronde. Doet hij daar najaar 2020 de gele trui in Parijs bij?
5. Gerrie Knetemann

In het lijstje van landen met de meeste wereldtitels op de weg valt Nederland net uit de top 3, na het oppermachtige België (26), Italië (19) en Frankrijk (8). Maar niet getreurd. Tussen 1927 en 2019 veroverden toch maar mooi 7 Nederlanders die felbegeerde regenboogtrui.
Hun illustere namen zijn Theo Middelkamp (1947), Jan Janssen (1964), Harm Ottenbros (1969), Hennie Kuiper (1975), Jan Raas (1979) en Joop Zoetemelk (1985). Vergeten we er niet eentje? Juist! De ‘Kneet’!
Niet dat Gerrie Knetemann (Amsterdam, 1951 – Bergen, 2004) in 1978 een saai WK wegrijden reed. Integendeel, de spectaculaire tour de force waarmee Knetemann zijn wiel nog net voorbij Francesco Moser (‘die goser van Moser’) over de eindstreep van Nürburgring perste, behoort tot één van de meest zenuwslopende momenten uit de wielergeschiedenis.
Je zou het enkel maar even durven vergeten, omdat de Raleigh-renner omstreeks 1978 al zoveel moois verwezenlijkt had. Dat jaar won de immer welbespraakte Amsterdammer namelijk Parijs-Nice, 2 touretappes én reed hij 2 dagen in het geel. De Tour hield van Knetemann – en Knetemann hield van de Tour. Getuige daarvan zijn dagelijkse ‘Kneetstory’ in Radio Tour de France én de 10 etappes die hij er gedurende zijn profcarrière won. Een Nederlands record, dat enkel Joop Zoetemelk en Jan Raas konden evenaren.
Over records gesproken. De voormalige stratenmaker was bovendien de eerste Nederlandse wielrenner die de magische grens van 50 km/u brak in een tijdrit. En wel in 1974 – het beginjaar waarin-ie ook de Amstel Gold Race won. Die klassieker zou hij 11 jaar later nogmaals winnen. En de manier waarop was hoogst gezegd bijzonder. Na een gruwelijke knal op een geparkeerde auto in Dwars door België (in 2000 omgedoopt naar Dwars door Vlaanderen) leek Knetemanns carrière in 1983 voorbij. Maar ‘De Kneet’ liet zich niet kennen. Na een ellenlange revalidatie won de publieklieveling in 1985 de eendagswedstrijd waarmee het in 1974 allemaal begon. Reporter Mart Smeets hield de herboren volksheld vast terwijl die snikte dat hij de gelukkigste man ter wereld was.

Gerie Knetemann zwaaide in september 1989 af als profrenner. Toch was de fiets als KNWU-bondscoach nooit ver weg. Het 53-jarige wielericoon overleed compleet onverwachts op 2 november 2004 na een mountainbiketochtje met vrienden in de Bergense duinen. Die dag verloor Nederland één van zijn beste, populairste, kleurrijkste en taalvaardigste wielrenners ooit.
4. Jan Raas

Wie Jan Raas (Heinkenszand, 1952) zegt, zegt Amstel Gold Race. Of eerder: ‘Amstel Gold Raas’. Want met 5 overwinningen (1977-1980, 1982) deed niemand het ooit beter in de Limburgse heuvels dan de Zeeuw uit ’s Heerenhoek. 10 ritwinsten in de Tour de France is anders ook niet mis, een record dat het grofgebekte bonkige wielerkanon deelt met Joop Zoetemelk en Gerrie Knetemann. De meest memorabele van Raas touretappezegens blijft uiteraard die van Sint-Willebrord op 30 juni 1978.
Een dag voorheen won de drievoudige Nederlandse kampioen (1976, 1983, 1984) al de miezerige proloog in Leiden. De Tourorganisatie weigerde hem na aankomst echter de gele trui uit te reiken ‘en raison de mauvais temps’. Verbolgen om zoveel onrecht won de driftige Raleigh-renner, die zeker niet van zijn eerste woedeaanval gestorven was, de volgende dag ook de rit van Leiden naar Sint-Willebrord, waarna hij alsnog het geel om kreeg in het Noord-Brabantse kerkdorpje.

De bebrilde wereldkampioen van 1979 (hij nam de regenboogtrui over van zijn ploegmaat Gerrie Knetemann over op het uiterst omstreden WK van Valkenburg) reed ook buiten ‘La Grande Boucle’ mee voor de prijzen. De immer gevaarlijk scheldende Jan Raas was werkelijk een kei in de klassiekers. Samen met Hennie Kuiper is Raas de enigste Nederlander die 4 keer een monument won. Kuiper deed er nog een schepje bovenop door 4 verschillende monumenten te winsten, maar welke renner wil er nou niet 2 keer de Ronde van Vlaanderen (1979, 1983) winnen? Daarvoor en tussenin triomfeerde de heetgebakerde alleskunner ook in Milaan-San Remo (1977) en Parijs-Roubaix (1982).
3. Hennie Kuiper

Dat Hennie Kuiper (Noord Deurningen, 1949) nooit de gele trui mocht aantrekken blijft doodjammer. De overal graag geziene wielrenner was er nochtans vaak gruwelijk dicht bij. Denk maar aan de Tour van 1977, toen de Raleigh-rijder op nauwelijks 48 seconden van Bernard Thévenet strandde in het eindklassement. Al blijft Kuipers gelukzalige etappewinst op de Alpe d’Huez natuurlijk ook al prachtig stukje Nederlandse wielrengeschiedenis.
Een jaar later bedwong de gedegen klimmer opnieuw als eerste de machtige alpenberg. De volgende dag maakte een gebroken sleutelbeen tijdens de afdaling van de Col du Granier een einde aan zijn eindklassementsambities. Zonde, want enkel een val kon in 1978 weerstand bieden tegen Kuipers potige klimmersbenen. 2des worden in 1980 na Joop Zoetemelk? Dat zegt dan weer genoeg over de Nederlandse oppermacht begin jaren 80.
Vele renners zouden al tekenen voor Kuipers Tourpalmares. En werkelijk iedereen zou tekenen voor Kuipers overige erelijst. Hoeveel Nederlanders wonnen de Ronde van Vlaanderen (1981), de Ronde van Lombardije (1981 – het duurde vervolgens maar liefst 38 jaar voor de najaarsklassieker met Bauke Mollema nog eens een Nederlandse winnaar kreeg), Parijs-Roubaix (1983) én Milaan-San Remo (1985)? Het antwoord kan je op één vinger tellen: Hennie Kuiper.

Alsof 4 grote wielermonumenten nog niet genoeg was, zou je haast vergeten dat de geboren en getogen Twentenaar als amateur nog Olympisch goud haalde op de weg (1972) én in 1975 wereldkampioen werd. En als we dan toch met uitzonderlijke exploten strooien: vergeet nooit dat de altijd strijdlustige Hennie de enige Nederlander is die de loodzware Ronde van Zwitserland won (1967), ook wel bekend als de ‘4de Grote Ronde’. Oh, en dichter bij huis werd hij natuurlijk ook nog eens mooi 2 keer Nederlands kampioen in het veld (1974, 1975) en 1 keer op de weg (1975).
Als je meer wil weten over de indrukwekkende carrière van de ‘Doorzetter uit Denekamp’ moet je beslist eens een bezoekje brengen aan het ‘Hennie Kuiper Wielermuseum’ in zijn geboorteplaats.
2. Jan Janssen

De hectische ontknoping van de Tour de France van 1968 is verplichte kennis voor al wie ook maar weet dat een fiets 2 wielen en een stuur heeft. De winnaar leek al bij voorbaat gekend. Enkel een tijdrit hield de Belg Herman Van Springel van eindwinst in Parijs. En tijdrijden kon die brave Van Springel aardig goed. Maar dat was buiten Jan Janssen (Nootdorp, 1940) gerekend. Janssen was nochtans niet bepaald een tijdrijder. Een beregoede sprinter, dat wel. De jaren voorheen stond ‘de gebrilde Nootdorpenaar dan ook maar liefst 3 keer op het eindpodium van Parijs met de groene sprinterstrui (1964, 1965, 1967).
Wat Jan Janssen ook als geen ander kon, was afzien als een beest. En afzien zou hij, op die 21ste juli 1968. In wat de race van zijn leven werd, gaf de Sportman van het jaar 1968 alles wat hij maar had op de wielerbaan van Vincennes. De rest is zoals men zegt geschiedenis. Als eerste Nederlander ooit won Janssen de Tour de France, nog steeds het belangrijkste wielerevenement ter wereld. Zijn voorsprong op Herman Van Springel bedroeg slechts 38 seconden, toen het kleinste verschil ooit. Pas 21 jaar later brak de Amerikaan Greg LeMond dat unicum door met slechts 8 seconden voorsprong de Fransman Laurent Fignon te verschalken.
Janssens Touroverwinning van 1968 betekende een enorme opsteker voor de Nederlandse wielrennerij. Een jaar daarvoor had de blonde alleskunner al een andere bijzondere prestatie neergezet. Als eerste Nederlander won Janssen namelijk ook de Ronde van Spanje, waar hij meteen ook het puntenklassement mee naar huis nam (toen nog verbeeld met een blauwe trui, welke hij overigens met succes het jaar daarop verdedigde). Ja, al voor het magische tourjaar 1968 kende Janssen al een bijzonder sterk jaar, dat hem in 1967 ook nog eens de eindstand van de Super Prestige opleverde.

Ook in eendagswedstrijden maakte de wereldkampioen van 1964 geen slechte beurt. In 1966 greep Janssen de Brabantse Pijl en kroonde hij zich tot laatste Nederlandse winnaar van de (in 1988 afgevoerde) oerrace Bordeaux-Parijs. En ja, de vijfvoudige Gerrit Schulte Trofee-winnaar is één van die 6 uitzonderlijke Nederlandse profrenners met een kassei van het hellemonument Parijs-Roubaix (1967) in zijn prijzenkast. Vandaag blijft de allereerste Nederlandse tourwinnaar prominent aanwezig met zijn Jan Janssen fietsen. En natuurlijk het bronzen standbeeld dat sinds 2020 in zijn geboorteplaats Nootdorp staat.
1. Joop Zoetemelk

Sinds Theo Middelkamp in 1936 als eerste Nederlander een touretappe won, volgden heel wat landgenoten in zijn kielzog. Dé meest begeerde ritwinst blijft uiteraard de aankomst op de Alpe d’Huez, ook wel alom gerespecteerd als ‘De Hollandse Berg’. Joop Zoetemelk (Den Haag, 1946) was de eerste Nederlander die in 1976 de prestigieuze etappe won. Onder de 30 aankomsten tussen 1952 en 2018 tel je 8 oranje zeges. Het aantal Nederlandse eindklassementsnoteringen in de Ronde van Frankrijk is helaas iets minder uitgesproken. Na Jan Janssen (1968) wist slechts één Nederlander nog de Tour de France winnen. Zijn naam is uiteraard Joop Zoetemelk.
Het jaar was 1980, en Nederland was massaal vertegenwoordig aan de finish. De legende wil dat er wel 380 autobussen met Nederlandse kentekenplaat aan de Arc de Triomphe wachtten. De duizenden landgenoten verzamelden daar natuurlijk voor de beste Nederlandse wielrenner ooit. Tot dan stond hij bekend als ‘De Eeuwige Tweede’. 5 keer was Joop Zoetemelk ondertussen na de winnaar in het eindklassement gestrand. Maar niet op die prachtige 20 juli 1980. Nee, die dag won Joop Zoetemelk het belangrijkste wielerevenement ter wereld: de Tour de France.
Later op de avond wees Ruud Bakker, de Raleigh-soigneur zijn kopman op de menigte onder het hotelbalkon. ‘Jopie, Jopie, Jopie!’, klonk het. Zoetemelk gooide de trui waarmee hij daags zijn laatste etappe van die Tour gereden had naar beneden. De menigte scheurde het kostbare kleinood aan stukken. Zo uitzinnig trots was de natie.
16 maal verscheen Joop Zoetemelk aan de start van ‘La Grande Boucle’. Evenveel keer reed hij het sportspektakel uit. Dat heet: standvastigheid. Immer fris en monter natuurlijk. Want zoals de belangrijkste Zoetemelkiaanse wijsheid luidt: ‘De Tour win je in bed’. Gedurende zijn 16 deelnames verzilverde de geboren Hagenees – net als Gerrie Knetemann en Jan Raas – 10 etappes. Zijn klassementsambities vertaalden zich naast die grootste overwinning van 1980, in 6 2de plaatsen, 3 keer 4des en wel 10 eindklasseringen bij de eerste 4. Joop is een grote. De allergrootste van Nederland.
Vergeet zijn Spaanse successen niet. Het bergklassement in de Vuelta van 1971, eindwinst in 1979 en 3 etappezeges. Of de kleinere rondes: de Tour de Romandië (1973), het Critérium International (1979), Tirreno-Adriatico (1985) en tot 3 maal toe het eindklassement van Parijs-Nice (1974, 1975, 1979)! En wat met de eendagswedstrijden en klassiekers? Wat te denken van de Waalse Pijl (1976) of Parijs-Tours (1977, 1979)?

De man die 16 keer de Tour uitreed, heeft evenveel WK-deelnames op zijn conto. Ook dat is ronduit indrukwekkend. Maar niet zo indrukwekkend als wat Joop op 1 september 1985 in het Italiaanse Giavera del Montello presteerde. Wereldkampioen worden, op de gezegende leeftijd van 38 jaar en 9 maanden. In wielerjaren heet dat: bejaard. Het leverde hem meteen zijn 9de Gerrit Schulte Trofee op, óók al een record. Tot op vandaag blijft Zoetemelk de oudste wereldkampioen op de weg ooit – Alejandro Valverde was exact 114 dagen jonger toen hij de wereldtitel greep op het WK in Innsbruck van 2018.
Jopie beëindigde zijn onvergetelijke carrière in 1987. Tijdens zijn afscheidsseizoen won hij gauw ook nog even de Amstel Gold Race. De in 2003 door het KNWU als Beste Nederlandse renner aller tijden verkozen ‘Eeuwige Tweede’ was toen 40.
Dit artikel is geschreven door Matthias Van de Velde. Hij komt uit de verguisde carnavalsstad Aalst en studeerde Klassieke Geschiedenis en Europese Politiek aan UGent. Hij is nog steeds boos dat hij als 6-jarige dreumes niet mee mocht toen ‘Bram Stoker’s Dracula’ en ‘Jurassic Park’ in de bios draaide. Hij schrijft nooit een woord te veel, tenzij hij zich laat gaan.
Vergelijkbare lijstjes
Vergelijkbare lijstjes
- 10 Beste Nederlandse schaatsers
- 10 Beste Mannelijke darters van Nederland
- 10 Beste Nederlandse Spitsen
- 10 Beste Nederlandse Tennissers
- 10 Beste Nederlandse wielrenners
- 10 Succesvolle Nederlandse sporters in Amerika
- 10 Beste Voetballers aller tijden
- 10 Beste Nederlands Elftal spelers
15 reacties
Beste, In grote lijnen kan ik wel leven met deze lijst. In mijn eigen geschreven boek : Top 100 van de Nederlandse Sport heb ik de volgende wielrenners opgenomen: Joop Zoetemelk (nr 11), Jan Janssen (nr 20), Jan Raas (nr 25), Hennie Kuiper (nr 28), Gerrie Knetemann (nr 50). Op nummer 3 staat Jaap Eden, maar die was naast wielrennen ook schaatser, op nummer 59 staat Adri van der Poel die ook aan veldrijden deed. Tot slot staat Piet Moeskops op nummer 64, maar die reed uitsluitend op de baan. Ik kan me daarom voorstellen dat de laatste drie niet in deze lijst staan. MVG Wilfred Luijckx (www.sporttop100.nl)
Wanneer komen de beste van de wereld ?
Ik hield het bij deze wieltenners,begon er al vroeg mee,Zo wel Theo Middelkamp,ik weet niet of die ooit heb zien fietsen.Het begon meer met de jaren vijftig zo als Wout Wagtmans,Wim van Est en Gerrit Voorting enz.deze wielrenners heb wel eens gezien in Nederland op een kermiskoers.En later Jan Janssen die de Tour de France won in 1968,daar werd ook voor uit gelopen om hem te zien.En later voor Jan Raas,Gerry Knetemann ,Hennie Kuiper en Joop Zoetemelk.Toen Kwamen Steven Rooks en nog Theuninsen.En veel later Erik Breukink die goed reden in de Tour de France die nog ooit derde werd toen.
Ik ben in het voorjaar een bekende fietser tegen gekomen aan de Costa del sol maar hij was er een grapje van het maken voor zijn naam te verzwijgen maar wel wat hints te vertellen .Zijn voornaam was Cor en zijn vrouw heet Henny en hij was in de jaren 60 een redelijke bekende naam en hij was geboren in 1940 en een Nederlander . Iemand ideeen????
Ik mis: Gerrit Schulte en Wim van Est…… maar dat zal iedereen wel overkomen. De een zal Jan Nolten op het lijstje willen zien en een ander Johan v.d. Velde. Ik hou van lijstjes !
MEES
groot renner zowel op de baan als op de weg,waar gerrit schulte reed was er strijd.te weinig gewaardeerd
Ik mis Peter Winnen op de lijst.
3e, 4e en 5e in de tour.
Waar is John-Paul van Poppel
Joop Zoetemelk was 5 maal tweede geworden na zijn tourzege, en daarna in 1982 nog een keer tweede. Bij hem mag ook wel vermeld worden dat hij wereldkampioen en olympisch kampioen is geweest.
Gerrie Knetemann is in 1978 wereldkampioen geworden op de Nürburgring. Is dat niet het vermelden waard?
Wat mij verder opvalt bij de tekst over Zoetemelk is dat Tirreno-Adriatico en Parijs-Nice klassiekers worden genoemd, maar dit zijn etappe-koersen.
De veelzijdigste absoluut mathieu van der poel!
Wat een aanfluiting om Jan Janssen voor Hennie Kuiper te plaatsen. Omdat ie toevallig een toer won zonder enige tegenstand.
En dan een verkeerde foto erbij zetten. Zegt genoeg.
Kuiper staat ver boven iedereen op 1…en die slappe lul van Zoetemelk mag uit de top 10..
Wat een week mannetje is dat.
en eddy mercx die is nr 1
En een Belg
’n renner die zeker niet mag ontbreken is Bert Oosterbosch, winnaar van bijna alle prologen, 3daagse vd panne, 4daagse van Duinkerken, ster van Besseges, ronde van Luxemburg, E3 prijs Harelbeke, ronde van Nederland, Grote prijs Brussel, wereldkampioen achtervolging profs tegen Francesco Moser en wereldkampioen ploegentijdrit, totaal bijna 100 overwinningen bij de profs, en zelfs door Eddy Planckaert aangewezen als de renner die het hardst kon rijden van allemaal!!!