Psychologische theorieën, we zijn er dol op. Want wat is er nou mooier en herkenbaarder dan een theorie over jezelf? Dat psychologie zo populair is, zorgt ervoor dat velen zich ermee bezighouden.
Dit zijn ervaren wetenschappelijk opgeleide psychologen, maar ook leken. Door die laatste groep ontstaan er totaal niet-wetenschappelijke psychologische mythes. Óf de mythe is gebaseerd op slechts één of een paar psychologische onderzoeken, waarvan het resultaat achteraf onwaar bleek te zijn.
Soms wordt er zelfs in psychologische tests gebruikgemaakt van mythes om tot belangrijke beslissingen te komen. Het is een schande dat deze psychologische mythes ooit zijn ontstaan en blijven voortbestaan, alsof ze feitelijk waar zijn. Hoog tijd om deze populaire psychologische mythes uit de wereld te helpen!
1. Jezelf blootstellen aan klassieke muziek maakt slimmer
Er wordt beweerd dat je intelligenter wordt wanneer je naar klassieke muziek luistert. Dit wordt het ‘Mozart Effect’ genoemd. Het concept komt voort uit een onderzoek dat in 1993 door onderzoekers van de Universiteit van Californië werd verricht.
Studenten die naar pianomuziek van Mozart hadden geluisterd, vertoonden vlak daarna een verbetering in ruimtelijk redeneren (in de vorm van het vouwen en snijden van papier). Dit, in combinatie met de correlatie tussen muzikaliteit en intelligentie, leidde tot de theorie van het ‘Mozart Effect’.
Later herhaalden onderzoekers deze initiële studie, maar hieruit kwam iets anders naar voren. Er werd ontdekt dat bijna alles wat je bewustzijn verhoogt (zoals het luisteren naar Mozart-muziek) ruimtelijk redeneren verbetert. Maar deze verbetering is echter maar van korte duur; van lange termijn-effecten is absoluut geen sprake.
2. Je moet altijd je eerste instinct opvolgen
Bij het maken van een multiplechoice-test (waarbij je het antwoord niet zeker weet) wordt beweerd dat je er niet goed aan doet als je achteraf je eerst ingevulde antwoord gaat veranderen. Je eerste antwoord komt voort uit je eerste instinct en zou dus beter zijn. Dit blijkt niet waar te zijn.
Uit meer dan 60 studies blijkt het tegenovergestelde: je verhoogt juist je kans op het juiste antwoord als je achteraf een antwoord waar je over twijfelt gaat verbeteren. Deze strategie werkt echter alleen wanneer je een goede reden hebt om te twijfelen aan je eerste instinctieve antwoord.
Verander het dus niet op goed geluk, terwijl je denkt dat het eerste antwoord wel eens juist kan zijn.
3. Boosheid inhouden is ongezond
Stressballetjes en bokszakken zijn ontworpen om ‘het eruit te gooien’. Want je boosheid uiten is gezond en het tegenovergestelde doen is waarschijnlijk dan… ongezond. Je woede eruit gooien zou je opluchten en je woede inhouden zou je doen exploderen op een moment dat je het niet (meer) verwacht.
Onderzoek wijst iets anders uit. We zouden verslaafd kunnen raken aan het uiten van onze woede, zo erg dat we vaker woest gaan worden, omdat we zo van het gevoel genieten. Dus dan maakt boosheid uiten je juist bozer dan boosheid inhouden.
4. Bij sommige mensen werkt de linker of rechter hersenhelft beter
Er is bewezen dat sommige cognitieve functies worden aangestuurd door de rechter hersenhelft en andere door de linker hersenhelft. Zo is de rechter hersenhelft beter in non-verbale taken en de linker hersenhelft beter in verbale taken.
Maar de twee hersenhelften zijn via een complex netwerk van neurale paden met elkaar verbonden en ze werken samen om dingen te bereiken. Ze hebben elkaar nodig om functies uit te voeren. Dit maakt de theorie dat je een betere hersenhelft hebt onwaar.
5. Vele mensen ervaren een midlifecrisis
Het begrip ‘midlifecrisis’ is meer een gekoesterde Hollywood-verhaallijn (uit films) dan een psychologisch fenomeen. Binnen verschillende culturen zijn een aantal studies verricht naar het gegeven en daaruit blijkt dat in de realiteit meer mensen zich zorgen maken over het hébben van een midlifecrisis dan dat ze er daadwerkelijk één hebben.
Uit een grootschalig onderzoek kwam zelfs naar voren dat mensen over het algemeen in de leeftijdsgroep van 40-60 jaar meer controle voelen over hun leven. Ook voelen zij zich gelukkiger dan mensen uit andere leeftijdsgroepen.
6. Een laag zelfvertrouwen creëert psychologische problemen
Over het algemeen wordt aangenomen dat mensen met een hoog zelfvertrouwen gezonder en succesvoller zijn dan mensen met een laag zelfvertrouwen. Deze laatste groep zou meer psychologische problemen hebben. Meer dan 15.000 studies zijn verricht op dit gebied en uit allen blijkt dat zelfvertrouwen slechts minimaal in verband staat met persoonlijk succes.
Ook is een laag zelfvertrouwen niet gerelateerd aan roken, alcohol- en drugsgebruik. Uit onderzoek blijkt zelfs dat kinderen met een extreem hoog zelfvertrouwen teleurgesteld en agressief raken als hun superioriteit in twijfel wordt getrokken. Misschien is realisme een goede middenweg en het beste medicijn!
7. We voelen ons aangetrokken tot tegengestelden
In werkelijkheid voelen de meesten van ons zich niet aangetrokken tot tegengestelden. Juist mensen met veel overeenkomsten trekken sneller naar elkaar toe. Uit onderzoek blijkt dat zowel als het gaat om de initiële aantrekkingskracht als de lange termijn relatiestabiliteit mensen met soortgelijke ideeën, levensstijlen en interesses hoger scoren op succes dan tegengestelden.
Er zijn drie mogelijke verklaringen voor de populariteit van de mythe dat we tegengestelden aantrekken:
- Het geeft een beter Hollywood(film)verhaal dan wanneer twee mensen elkaar ontmoeten, overeenkomen en verliefd worden.
- Mensen dromen van een partner die hen compleet maakt en alle missende puzzelstukjes aanvult.
- Als we het eens zijn met onze partners over alles (omdat we zo gelijk zijn), zou een relatie saai zijn. Verschil zorgt voor meer uitdaging in een relatie.
8. De inktvlekkentest onthult iemands persoonlijke eigenschappen
De inktvlekkentest, ook wel de Rorschachtest, is een populaire traditionele psychologische test. Door psychologen werden en worden er nog steeds belangrijke analyses mee verricht. Dat wil zeggen dat psychologen erachter kunnen komen wat iemands persoonlijke eigenschappen zijn aan de hand van interpretatie van (afbeeldingen van) inktvlekken.
Al in de jaren 70 werd er onderzoek verricht naar de betrouwbaarheid van de inktvlekkentest. Er bleek dat er geen enkele aanwijzing is dat de test daadwerkelijk persoonlijkheid kan onthullen. Als de inktvlekkentest wordt gebruikt in combinatie met andere testmethodes, dan is er wel een verhoogde kans dat de psycholoog een accurate diagnose stelt.
9. Leugendetectors kunnen testen of iemand liegt
Liegen produceert geen samenhangend geheel van fysiologische reacties. Er is niet één enkele connectie tussen lichaamstaal en liegen. We kunnen dus leugenaars niet betrappen door te kijken naar de manier waarop zij kijken of zich gedragen. Dat iemand je niet in de ogen zou kijken wanneer er een leugen wordt verteld, is totaal niet wetenschappelijk bewezen.
Leugendetectors zijn gebaseerd op de mythe dat fysiologische reacties (zoals zweten en een verhoogde hartslag) iets zeggen over of iemand de waarheid spreekt of liegt. Dat is onzin. Er zijn zelfs 10 redenen waarom leugendetectors volledig onbetrouwbaar zijn. Kortom, meer dan genoeg reden om aan te nemen dat leugendetectors absoluut niet kunnen testen of iemand liegt!
10. Persoonlijke eigenschappen kun je aflezen uit iemands handschrift
De Amerikaanse en Britse tabloids zetten graag ‘experts’ in om beroemdheden te analyseren. Dat gebeurt onder andere door het handschrift te laten onderzoeken. Dit geeft ons, het grote publiek, een kijkje in hun privéleven, in hun gedachten en hun persoonlijkheid.
Een link tussen handtekeningen en persoonlijkheid bestaat echter totaal niet. In een studie naar het vermogen van grafologen (professionele handschriftanalytici) om iemands persoonlijkheid te onthullen, kwam naar voren dat hun werk slechts gebaseerd is op kansberekening. Dat wil zeggen dat handschrift niets zegt over persoonlijkheid.