Geen getal in de rockgeschiedenis is zo beladen als 27. Want tussen de zwoele liefdeszomer van 1969 en de naweeën van het hippietijdperk in juli 1971 legde de een na andere muzieklegende het bijltje. Brian Jones, Alan Wilson, Jimi Hendrix, Janis Joplin en Jim Morrison. Allen telden ze 27 lentes toen ze het tijdelijke voor het eeuwige wisselden.
Hun liederlijke losbandige levens waren getekend door excessief drankmisbruik, drugs, en allerlei andere demonen die te pas en te onpas kwamen kietelen aan hun bijzonder breekbare karakters. Maar ook door onmiskenbaar talent dat sindsdien nooit tot slechts zeer zelden geëvenaard werd. Dat ze allen stierven toen ze 27 jaar oud waren, ontging de pers en fans niet. ‘Forever 27’ groeide uit tot een mythe: dat rocksterren statistisch gezien massaal in de armen van de knekelman vallen op hun 27ste.
Toen een niets vermoedende elektricien op 8 april 1994 Kurt Cobains drie dagen koude lichaam aantrof in zijn woonst in Seattle, kreeg het begrip ’27 Club’ een nieuwe levensader. De Nirvana-frontman kreeg sneller dan verwacht navolging van de eveneens 27-jarige Manic Street Preachers gitarist Richey James Edwards.
Het millennium sjokte voorbij en even leek het noodlot bevredigd. Maar dat was maar schijn. Want op 23 juli 2011 bevestigde de Metropolitan Police het overlijden van Amy Winehouse. Terwijl bosjes bedroefde fans bloemen legden voor het huis van de soulzangeres op Camden Square, gingen muziek- en cultuurredacties wereldwijd in overdrive. De ‘27 Club’ had een nieuw lid.
Wie waren de anderen? En wie was de eerste? En welke mysteries en complottheorieën cirkelen er als aasgieren rond hun doodsoorzaak? Dat ontdek je in deze chronologische top 10 van artiesten die op 27-jarige leeftijd stierven.
10. Robert Johnson (8 mei 1911 – 16 augustus 1938)
Tijdsgenoten geloofden dat Robert Johnson zijn ziel verkocht had aan de duivel. En ze wisten precies waar. En vooral: waarom. De bluesman uit de Mississippi Delta wandelde om middernacht naar een kruispunt nabij Dockery Plantation. Daar stemde de duivel zijn gitaar, tokkelde er enkele riedeltjes op en gaf hem vervolgens het zessnarige instrument terug.
In ruil voor zijn sterfelijke ziel groeide Robert Johnson uit tot een uitzonderlijk begenadigde gitarist, wil de legende. Luister naar de 29 liedjes die hij naliet. De muzikant vertoefde in zijn korte leven maar twee keer kort in de opnamestudio. Maar de spaarzame discografie die hij daar op 78 toeren bij elkaar perste, rechtvaardigt beslist zijn mythische status en enorme impact die hij drukte op iedereen die na hem kwam.
In 1961, drie decennia na Robert Johnsons dood verscheen het verzamelalbum ‘King of the Delta Blues Singers’ op Columbia Records. Niemand wist op dat moment meer hoe de gitarist eruit zag. Johnsons twee enige nagelaten foto’s werden pas later ontdekt. Slechts enkele bluesconnaisseurs waren op de hoogte van zijn muziek. Daar zou deze compilatie terstond verandering in brengen. De hele wereld wist plotsklaps hoe Johnson klonk. Weergaloos. Eric Clapton entte er zijn prille carrière met Cream en The Bluesbreakers op, en zou later zijn leermeester eren met de coverplaat ‘Me and Mr. Johnson’ (2004)
Maar zoals zo vaak gebeurd bij de ware, geniale artiesten, zou de gitarist zelf niet meer van zijn ongezien roem proeven. Robert Johnson overleed op 27-jarige leeftijd. Tijdens zijn korte verblijf op dit ondermaanse had het leven hem allerminst gespaard. Zijn eerste vrouw, de zestienjarige Virginia Travis, stierf in het kraambed. Haar strenggelovige familie verweet hem de dood van hun dochter. Dat komt er van, als je duivelsmuziek speelt. Zijn tweede huwelijk liep spaak. Vanaf dan zwierf de jongeman met zijn trouwe gitaar tussen oorden van verderf. Als er maar drank, bevallige vrouwen en een podium waren.
Johnsons liederlijke leven was niet zonder gevaar. In de zomer van 1938 lonkte hij naar de verkeerde vrouw. Haar jaloerse echtgenoot beraamde wraak met een vergiftigde fles whisky. De harmonicaspeler Sonny Boy Williamson sloeg de aangereikte dodemansfles uit Johnsons handen met het advies nooit zomaar een al geopende fles whisky te aanvaarden.
Daarop repliceerde de immer dorstige Johnson “Don’t ever knock a bottle out of my hand”. De gitarist kreeg vervolgens een nieuwe fles aangeboden. Drie dagen vol verschrikkelijk helse pijnen later stierf de nooit volledig ingeloste bluesbelofte aan zijn vergiftigingsverschijnselen.
9. Brian Jones (28 februari 1942 – 3 juli 1969)
“Brian Jones was the main man in the Stones; Jagger got everything from him,” liet Ginger Baker zich eens ontvallen. Helemaal op dreef voegde de rosse drumlegende van het sixties powertrio Cream er nog aan toe: “Brian was much more of a musician than Jagger will ever be — although Jagger’s a great economist.”
Geen loze woorden. De zonder twijfel best geklede man uit de Swinging Sixties pikte als een van de eerste Britse muzikanten de slidegitaar op. Blues was zijn hele jonge leven, en hij injecteerde haar gretig in The Rolling Stones. Die naam? Die kwam uiteraard van Brian Jones. De slaggitarist vond de inspiratie op achterkant van een Muddy Waters plaat.
Naarmate The Stones de UK en vervolgens de hele wereld veroverden, zonk het muzikale wonderkind (hij wisselde zijn Vox Teardrop gitaar moeiteloos voor een piano, sitar, hobo of sax) steeds verder weg. In maart 1967 snoepte bandmakker Keith Richards Jones’ vriendinnetje, de Duits-Italiaanse Anita Pallenberg van hem af. Brian zou het Richards nooit vergeven. Maar het was slechts een voorproefje op het grote verraad dat hem te wachten stond.
Op 8 juni 1969 gooiden Keith Richards en Mick Jagger de multi-instrumentalist uit de band die hij nota bene zélf had opgericht in de Londense lente van 1962. Niet getreurd. Jones droomde al luidop van ambitieuze jamsessies met Jimi Hendrix en een florissante internationale solocarrière.
Zover kwam het nooit. In de verschrikkelijk vroege ochtend van 3 juli 1969 trof Brian Jones’ toenmalige vriendin Anna Wohlin het levenloze lichaam van de gitarist op de bodem van zijn zwembad in Cotchford Farm, Sussex. Dat het 21-jarige Zweedse model amper een woord Engels sprak, bevorderde het telefoontje met de spoeddiensten niet bepaald.
Brian Jones’ noodlottige zwempartijtje werd geklasseerd als een ongeluk. Niet gek, gezien zijn medische voorgeschiedenis van astma en excessief drugsgebruik. Complotdenkers nemen daar geen vrede mee. Zo blies de Netflix-docu ‘Rolling Stone: Life and Death of Brian Jones’ in 2019 andermaal het stof van de moordtheorie.
En Keith en Mick? Die bedankten vriendelijk voor de begrafenis. Twee dagen na Brian Jones’ dood stonden ze wel in Hyde Park met The Stones. Daar stelden ze hun nieuwe ritmegitarist Mick Taylor voor aan het publiek.
8. Alan ‘Blind owl’ Wilson (4 juli 1943 – 3 september 1970)
Geen sixties zonder Canned Heat. De band leverde met ‘Going Up the Country’ het officieuze themalied van Woodstock. Ironisch genoeg toont de bekende afgeleide muziekdocu van de dolle hippiehoogmis in Bethel wel geen snippertje van hun optreden op de tweede dag.
De onnavolgbare falsetstem achter die hedonistische hippieklassieker en Canned Heats andere internationale hit ‘On the Road Again’ was natuurlijk die van Alan ‘Blind Owl’ Wilson. Een bijnaam die de gitarist en mondharmonicaspeler heus niet gestolen had. Zonder zijn jampotglazen zag Alan Wilson je nog niet staan als je vlak voor zijn neus een handstand deed.
Maar wat een muzikaliteit zat er in die bijziende knul! Toen Wilson in mei 1970 met zijn idool John Lee Hooker in de opnamestudio kampeerde voor het dubbelalbum ‘Hooker ’n Heat’, verbaasde de bluesgigant zich over Wilsons fabuleus gitaarspel en ongeziene harmonicakunsten. Sterker nog, Hooker prees Wilson als de “greatest harmonica player ever”.
De samenwerking tussen Canned Heat en John Lee Hooker verscheen begin 1971. Alan Wilson zou het niet meer meemaken. Op 3 september 1970 werd de muzikant teruggevonden in zijn slaapzak in de groene heuvels van Topanga Canyon. Slapen in openlucht deed de natuurliefhebber wel vaker. Hij hield van de buitenlucht. Maar zijn nasale kopstem zou nooit meer ‘Going Up the Country’ zingen. Een overdosis barbituraten, luidde het verdict.
7. Jimi Hendrix (27 november 1942 – 18 september 1970)
Welke muziek zou Jimi vandaag in de 21ste eeuw maken? En wat zou de effectpedalenmagiër die zijn Fender Stratocaster door een bescheiden Vox Wah, Dallas-Arbiter Fuzz Face, Univox Uni-Vibe en Roger Mayer Octavia joeg, denken als hij zag met welke potsierlijk dure vliegdekschepen van pedalboards amateurgitaristen van het zevende knoopsgat nu lopen te sjouwen?
Het is een van die droevige vragen in de wonderlijke muziekgeschiedenis waar we helaas nooit het antwoord op zullen kennen. Want bij het ochtendgloren van 18 september 1970 werd de immer piekfijn uitgedoste gitaargod niet meer wakker in de kamer van het Samarkand Hotel in de Londense wijk Notting Hill. De flat was eigenlijk van zijn laatste liefje, de Duitse kunstschaatsster Monika Dannemann die de ambulance belde en later nog met Uli Jon Roth van de Scorpions trouwde.
Gestikt in zijn eigen braaksel. Geen prettig, laat staan smakelijk afscheid. Even daarvoor was de flamboyante muzikant in een coma gesukkeld door een noodlottige combinatie van slaappillen en wijn. Hendrix had een stuk of negen Vesparax-tabletten van Dannemann binnen. Wat? Hij sliep al weken slecht en deed niet aan bijsluiters, oké?
Of was er toch kwaad opzet? In 2009 kwam Hendrix’ ex-roadie James ‘Tappy’ Wright namelijk met een veel verontrustendere theorie op de proppen. De gitaarlegende is vermoord! En wel door zijn manager, Michael Jeffrey. Hendrix wou zijn management namelijk buitenbonjouren. Dat was natuurlijk niet naar de zin van Michael Jeffrey. Want stel je voor dat zo’n manager plots eerlijk moest gaan werken voor de kost in plaats van lekker lui de inkomsten van zijn cliënt achterover te drukken.
De gitarist was hem in dit exit-scenario dood duidelijk meer waard dan levend. Dus propte de manager met hulp van wat zware jongens zijn goudhaantje vol slaappillen en alcohol. De waarheid? Moeilijk te zeggen. Michael Jeffrey, die geen fraaie beurt maakt in de stortvloed aan Hendrix-biografieën kwam op 5 maart 1973 zelf om het leven tijdens een vliegtuigongeluk in Nantes. Als hij ’s werelds invloedrijkste sixties gitaarvirtuoos had gemold, dan nam-ie dat sinistere geheim die dag mooi mee in zijn graf.
6. Janis Joplin (19 januari 1943 – 4 oktober 1970)
Begin januari 1971 lag de lp van ‘Pearl’ in de rekken. Janis Joplins tweede soloplaat klom vlotjes naar de eerste plaats van de Amerikaanse Billboard 200. Daar kampeerde ze vervolgens negen weken. Ook de door Kris Kristofferson gepende single ‘Me and Bobby McGee’ haalde moeiteloos de hoogste positie in de hitlijsten. Meer dan vijf decennia later heeft het tijdloze album niets van zijn kracht verloren.
De blueszangeres heeft het nooit geweten. Drie maanden voor ‘Pearl’ uitkwam zette ze een shot heroïne in het Landmark Motor Hotel in Hollywood. Een onvermijdelijke terugval. De Texaanse had tijdens de opnames van wat haar definitief postuum meesterwerk zou blijken, de naald enkele maanden kunnen weerstaan.
Maar die oktoberdag nam de drang naar de roes het weer over. Al lang voor ze Monterey Pop Festival in lichterlaaie zette met Big Brother and the Holding Company koesterde Janis al de dubieuze bijnaam ‘speed freak’. Die rauwe stem? Het resultaat van kettingroken sinds haar 14de en hele hectoliters Southern Comfort whiskey. En pijn. Verdomd veel zielenpijn. Luister naar Joplins cover van Moondogs ‘All Is Loneliness’ en pulk nadien het verdriet met een familieverpakking Kleenex uit je gehoorkanaal.
Op 1 oktober 1971 zong Janis haar laatste regels in. De zwanenzang ‘Mercedes Benz’ stond in één take als een huis. Daarna was het weer even tijd voor de spuit. Maar de heroïne waarmee ze drie dagen later een shot zette bleek veel straffer spul dan anders. Die week gingen verschillende andere klanten van Janis’ drugdealer eveneens de pijp uit. Hun namen blijven voor altijd anoniem in de vergetelheid. Die van Janis Joplin? Die staat voor eeuwig in het marmer van de muziekgeschiedenis gebeiteld.
5. Jim Morrison (8 december 1943 – 3 juli 1971)
“Actually I don’t remember being born, it must have happened during one of my black outs.”, liet Jim Morrison ooit optekenen. ‘The Lizard King’ zat nooit om een goede quote verlegen. Hoe kon het ook anders. Liep er ooit een aantrekkelijkere dichter en tekstschrijver door de hitparades dan de als James Douglas Morrison geboren frontman van The Doors?
Jim Morrison leefde in zijn 27 jaren op het ondermaanse een leven als een groots, epicuristisch opgezet filmepos. Twintig jaar na zijn dood zou Oliver Stone het op pellicule zetten in de vermakelijke biopic ‘The Doors’ (1991). Organist Ray Manzarek en drummer John Densmore waren iets minder te spreken over het eindresultaat dat hun gevallen aanvoerder voorstelde als een “out of control sociopath” en “Jimbo Morrison, the drunk”. Voor hen was Jim in de eerste plaats een hilarisch grappige en buitengewoon gevoelige vriend.
Hoe dan ook. Die film eindigt in elk geval met een compleet waarheidsgetrouw beeld, namelijk het graf van de zanger op het Cimetière du Père-Lachaise. Naar verluidt is de laatste rustplaats van ‘Mr. Mojo Risin’’ de vierde populairste toeristische attractie van Parijs na de Eiffeltoren, het Louvre en de Notre Dame. Of toch tot Mickey Mouse een pretpark in de Franse hoofdstad neerpootte. Hoe belandde de Amerikaanse zanger daar eigenlijk, en kwam hij in de 27 Club? Daar is een logische verklaring voor.
Na de rauwe, pure, uitstekend doorzopen bluesy zwanenzang ‘L.A. Woman’ (1971) verkaste Morrison naar Parijs. De lichtstad bleek de zolang gezochte balsem voor zijn gekwelde ziel. Maar het Franse feest duurde maar even. In de ochtend van 3 juli 1971 vond Jims liefje, Pamela Courson haar geliefde morsdood in de badkuip van hun huurappartement aan de Rue Beautreillis. De verklaring daarvoor is dan weer een heel pak minder logisch.
De Parijse arts van dienst verklaarde zonder veel omhaal op het overlijdenscertificaat dat de dichter een natuurlijke dood stierf: hartfalen. Vervolgens verdween de dokter met de noorderwind. Een autopsie? Vergeet het maar. Vier dagen later gingen Morrisons stoffelijke resten al onder de zoden van Père-Lachaise. De opkomst was klein. Zijn bandleden dachten dat Jim hun weer een poets bakte, en stuurde dan maar hun manager. Die zag enkel een toegespijkerde kist.
Pas na de begrafenis ontdekte de wereld wat er gebeurd was. De jaren daarop groeide de mythe van de artiest, net als de talrijke complottheorieën over zijn dood. Als hij al in die kist lag …
4. Ron ‘Pigpen’ McKernan’ (8 september 1945 – 8 maart 1973)
Knusse huiselijke appartementen weg van het wilde tourleven zijn kennelijk nu toch ook niet zo’n veilige plaatsen voor rocksterren. Want op 8 maart 1973 werd ook Ron ‘Pigpen’ McKernan zo dood als een pier in zijn huurwoonst in Corte Madera aangetroffen door zijn huisbazin. Een interne bloeding, concludeerden de witjassen. Wat die interne bloeding nou precies veroorzaakt had? Daarvoor moest je heus geen dokter zijn. ‘Blue Ron’ zoop er beslist niet naast.
Ergens was het een beetje ironisch dat uitgerekend de drank Ron McKernans nemesis werd. In tegenstelling tot zijn bandleden bleef hij namelijk als enige braafjes van de psychedelica en de zwaardere vuiligheden die later het repetitiehok binnenslopen. Anderzijds dronk hij zich sinds zijn prille puberjaren dan wel weer elke dag compleet beurs. Die band was natuurlijk The Grateful Dead. Het mythische Amerikaanse psychedelische rockcollectief uit San Francisco dat even vlot laveerde tussen folk, bluegrass, rootsmuziek als eindeloze in lsd gedrenkte marathonjams.
Voor Jerry Garcia en Phil Lesh hun geestverruimende stempel op de bandsound drukte, was ‘Pigpen’ het voornaamste groepslid. De blues van Lightin’ Hopkins die hij als twaalfjarige snotneus van zijn vader (die bijkluste als R&B-dj) oppikte, exalteerde hij gretig door zijn mondharmonica en elektrische Vox Continental en Hammond B-3 orgels.
Maar met de liefde voor de blues kwam ook de onstilbare drang naar de drank. Naarmate Pigpen verder wegdobberde op een zee van lege flessen whisky en hele emmers mierzoete ‘bum vino’, kreeg zijn lichaam het steeds harder te verduren. Na een hospitalisatie in augustus 1971 adviseerden de dokters de toen nog maar 25-jarige muzikant om het touren tijdelijk te staken. McKernan keerde terug voor de op driedubbelaar vereeuwigde ‘Europe ’72-tour. Op 17 juni 1972 vervoegde hij voor het laatste The Dead op het podium van de Hollywood Bowl. Daarna verbrak hij met de woorden “I don’t want you around when I die” al het contact met de band.
Maar zijn bandleden vergaten hem niet. Nooit. “Pigpen was and is now forever one of the Grateful Dead”, leest de stenen inscriptie van zijn grafsteen in Alta Mesa Memorial Park.
3. Kurt Cobain (20 februari 1967 – 5 april 1994)
Al in de begindagen van het wereldwijde web kon je Kurt Cobains afscheidsbrief gewoon van het internet plukken. In tegendeel tot de andere gekwelde artiesten uit dit lijstje, liet hij namelijk zijn laatste woorden achter op een stukje papier. Dat schrijven bevatte de onsterfelijke lyrics “It’s better to burn out than to fade away” uit Neil Youngs ‘Hey hey, my my (Into the black)’ (1979). Cobains grote held goot in de maanden daarop met hulp van begeleidingsband Crazy Horse zijn verdriet in de even gruizige als pijnlijke eerlijk grafrede ‘Sleeps with Angels’ (1994).
Het grungeboegbeeld tegen wil en dank was al enkele weken op de dool toen hij zichzelf op die fatale 5 april 1994 een portie hagel door het hoofd schoot met zijn jachtgeweer. Een maand daarvoor was er de coma in een hotelkamer in Rome. Het resultaat van 50 Rohypnol-pillen die de Nirvana-frontman achteroversloeg met een fles champagne. Er was de politie-interventie in de echtelijke woonst in Seattle, waar de arm der wet een hele stash vuurwapens in beslag nam na een verontrustend telefoontje van Kurts vrouw Courtney Love. En dan was er nog die knoert van een heroïneverslaving.
Op 31 maart 1994 nam de muzikant de benen in de afkickkliniek. Acht dagen later trof de elektricien Gary Smith zijn roerloze gebeente aan. De befaamde zelfmoordbrief lag al drie dagen met een rode pen in de plantenpak geprikt. Maar is het zo wel gegaan? Je wil ze niet te eten geven, de fans die geloven dat hun idool in opdracht van zijn echtgenote vermoord werd. Filmmaker Nick Broomfield wijdde er in 1998 de niet onbesproken documentaire ‘Kurt & Courtney’ aan.
Crucialer blijft de muziek. De hoogst heilige uitlaatklep waar het de gekwelde jongeman in het flanellen houthakkershemd uit Aberdeen altijd om te doen was. Van het dartele ‘About a Girl’, dat op de vuige debuutplaat ‘Bleach’ (1989) al kundig demonstreerde dat Cobain donders goed wist hoe je een pakkende melodieuze popsong schrijft. Gevolgd door de plotse katapultering naar het stratosferische sterrendom die ‘Nevermind’ (1991) en de openingstrack ‘Smells Like Teen Spirit’ was. Het grootse, in nauwelijks 14 dagen tijd live opgenomen ‘In Utero’ (1993) waar de knotsgekke exorcismes van ‘Rape Me’, ‘Milk It’ en ‘Tourette’s’ naadloos blenden met de oprechte subtiliteiten van ‘Pennnyroyal Tea’ en afsluiter ‘All Apologies’.
Op 1 november 1994, vijf maanden na het fatale hagelshot met de Remington Model 11, verscheen het een jaar daarvoor opgenomen ‘MTV Unplugged in New York’. De laatste strofes van de Lead Belly-cover ‘Where Did You Sleep Last Night’ gingen die avond door merg en been in de Sony Music Studios. Gevraagd naar een toegift, repliceerde de zanger “I don’t think we can top the last song”. Dat bleek helaas ook de droevige waarheid.
2. Richey Edwards (22 december 1967 – 1 februari 1995)
Begin 1995 staan de Manic Street Preachers op de rand van de grote doorbraak. Want een jaar later zullen ze met hun vierde studioalbum ‘Everything Must Go’ (1996) de tweede plaats in de Britse hitlijsten kapen. De grootspraak waarmee de Welshe rockband zijn debuut ‘Generation Terrorists’ lanceerde, wordt eindelijk verzilverd. Maar nu is er eerst nog ‘The Holy Bible’ (1994). Een donkere, zwartgallige plaat die terecht als een magnum opus in de discografie van het Welshe kwartet geldt. Verkoopcijfers zeggen niet altijd alles.
De inktzwarte lyrics van het verontrustend meesterwerk vloeiden uiteraard uit de pen van Richey James Edwards. Wie anders bedenkt titels als ‘4st 7lb’, een verontrustende kijk op anorexia; of ‘Mausoleum’, dat in het notitieboekje belandde na een bezoek aan het concentratiekamp Dachau?
De neoromantische ritmegitarist worstelde tijdens de opnames eens te meer met zijn demonen. Die gingen al even mee. Toen een plagende NME-journalist Steve Lamacq op 15 mei 1991 na een show in het Norwich Arts Centre Richey vroeg hoe serieus-ie het eigenlijk meende met The Manics, kerfde de muzikant prompt ‘4 REAL’ met een scheermesje in zijn linkerarm. Het leverde hem 17 hechtingen in het Norwich General Hospital en een lijkbleke Lamacq op.
Op 1 februari 1995 verdween Richey Edwards gewoon. Als een geest. Het creatieve brein achter The Manics’ prille oerlinkse androgene-punkglam-imago liet geen lichaam na. Een maand na zijn plotse verdwijning werd zijn lege auto teruggevonden aan de Severn Bridge, een populaire hotspot voor zelfmoordenaars. In de jaren daarop meenden fans de dood gewaande zanger te herkennen op de meest exotische plaatsen. Hippiemarkten in Goa, bars op de Canarische Eilanden.
Pas op 23 november 2008 zouden Richeys ouders hun vermiste zoon wettelijk dood verklaren. Zijn ex-bandleden gingen als trio verder, vervelden tot een mainstream stadionband en verkochten in die hoedanigheid meer dan tien miljoen platen. Een deel van de royalty’s storten ze nog steeds op Richeys bankrekening. Want je weet nooit of-ie alsnog opduikt.
1. Amy Winehouse (14 september 1983 – 23 juli 2011)
“I have a feeling I’m gonna die young”, verzuchtte een toen 25-jarige Amy Winehouse tegen haar persoonlijke assistent Alex Haines. De man vertelde het graag aan de Britse pers. Hij voegde er ook meteen aan toe dat de getroebleerde zangeres wekelijks zo’n 5.000 pond aan drugs achterover sloeg. Pittig detail: de ex-werknemer en Amy Winehouse beleefden tussen de werkuren door ook een stomende affaire. Hij noemde haar liefkozend zijn kleine pornoster.
Op 23 juli 2011 bleek dat de Britse artieste voorspellende gaven had, ze werd het nieuwste lid van de Club van 27 Die dag vond haar lijfwacht haar levenloze lichaam in haar Noord-Londense flat. Alcoholvergifting. Het was het onvermijdelijke sluitstuk van woelige jaren vol sloten drank, koffers vol drugs, gewichtsstoornissen en haar fel besproken toxische huwelijk met de professionele nietsnut Blake Fielder-Civil, het addergebroed dat haar heroïne introduceerde in een groezelige hotelkamer.
Tijdens haar leven had de Engelse rioolpers een flinke kluif aan Amy. Dat de door boulimie en longproblemen geplaagde jonge vrouw een kwetsbaar vogeltje was onder die indrukwekkende beehive en tattoos kon hen niet deren. De paparazzi moet natuurlijk ook eten. Asif Kapadia deed in 2015 een poging tot eerherstel met de bejubelde documentaire ‘Amy’, die op het festival van Cannes dat jaar een staande ovatie oogstte.
Maar belangrijker is Amy’s muzikale nalatenschap. Als eerste Britse ooit verzilverde ze 5 Grammy Awards. Die kreeg ze uiteraard voor het miljoenensucces ‘Back to Black’. Het doorbraakalbum met de openhartige monsterhit ‘Rehab’ ging in Nederland alleen al 350.000 keer over de toonbank. Maar op haar debuut ‘Frank’ toont ze minstens even fenomenaal haar ongeëvenaarde vocale capaciteiten.
Zeggen dat de jazz- en soulzangeres een hele generatie vrouwelijke artiesten inspireerde, is zoals opmerken dat de zon schijnt. Adele, Lady Gaga, Florence Welch en Billie Eilish: het zijn maar enkele namen wiens levens Amy voorgoed veranderde.
Dit artikel is geschreven door Matthias Van de Velde. Hij komt uit de verguisde carnavalsstad Aalst en studeerde Klassieke Geschiedenis en Europese Politiek aan UGent. Hij is nog steeds boos dat hij als 6-jarige dreumes niet mee mocht toen ‘Bram Stoker’s Dracula’ en ‘Jurassic Park’ in de bios draaide. Hij schrijft nooit een woord te veel, tenzij hij zich laat gaan.
9 reacties
Beste redactie,
Zouden jullie de naam van Jim Morrison correct willen spellen?
Boven de foto staat nu “Morisson” vermeld.
Alvast bedankt.
Brian Jones was de oprichter en leider van de Stones gedurende 4 jaren en heeft voor 90 procent de sound van deze groep bepaald. Zonder Jones geen Stones zeg maar. Geheel in contrast met The Doors waar deze band ook zonder Morrison zou zijn doorgebroken, de band leunde in de beginjaren immers op de gebroeders Manzarek.
Wim de lorijn weet er niks van … Rolling Stones zijn opgericht door Mick Jagger en Keith Richards !
Nee Anoniem, wim heeft inderdaad gelijk: mick en keith waren in die tijd bezig met hele kleine optredens in pubs en op school/dans feesten. In 1962 maakte ze kennis met Elmo Lewis (de artiestennaam van Brian Jones) en met z’n drieën verder te gaan. Brain is verantwoordelijk voor de naamgeving.
Otis Redding?
Otis is maar 26 geworden…
Kurt Cobain maakt me nog steeds emotioneel, echt jammer dat hij dood is.
volledig juist
Niks van.Brian Jones was de allesbepalende figuur in het beginjaar van de Stones.
Zelfs de naam “Rolling Stones is van Brian Jones