Seksueel dimorfie houdt in dat er een groot verschil is in het uiterlijk tussen mannetjes en vrouwtjes van hetzelfde (dier)soort. Het gaat daarbij om de lichaamsgrootte, de lichaamsvorm en de lichaamskleur, maar er kan ook gedacht worden aan lichaamsbeharing, huid, tanden en vleugels. Bij seksuele dimorfie denken we vaak aan mannetjes met een opvallend uiterlijk, maar soms is het juist het vrouwtje die een opvallend uiterlijk heeft ten opzichte van het mannetje.
10. Edelherten
Bij edelherten is het uiterlijk tussen het mannetje en het vrouwtje goed te zien. Het mannetje is een stuk groter, maar vooral opvallend is het gewei. Het vrouwtje, ook wel hinde genoemd, heeft geen gewei. Een kalf heeft ook geen gewei en jonge mannetjes hebben slechts een klein gewei, net als oude mannetjes. Een mannetjeshert in de bloei van zijn leven heeft het grootste gewei dat gemiddeld zo’n 70 centimeter groot is, maar kan uitlopen tot 90 centimeter. Het gewei dient voor zelfbescherming, maar nog meer als middel om met andere mannetjes te vechten om de vrouwtjes te kunnen winnen. Bij jonge mannetjes valt het gewei af in maart of april, bij oude mannetjes is dat vaak tijdens de laatste wintermaanden. Nadat het gewei is afgevallen, groeit er gelijk een nieuw gewei aan. Een nadeel is er wel voor het mannetje.
Tijdens de bronstijd spannen de mannetjes zich zeer in om de vrouwtjes te kunnen winnen. Daarnaast nemen ze weinig voedsel tot zich, waardoor hun lichaamsgewicht met 30 procent afneemt. Op die manier zijn ze vaak een makkelijke prooi voor wolven of beren. In Nederland komen edelherten op twee plaatsen voor: op de Veluwe en in de Oostvaardersplassen.
9. Pauwen
De pauw kennen wij vooral van kinderboerderijen. Ruim 4.000 jaar geleden werden ze al vanuit Mesopotamië naar Europa gebracht om dezelfde reden als vandaag de dag: hun schoonheid. Later werden de pauwen ook overgebracht vanwege hun vlees en werden de veren als decoratie gebruikt. Alleen het mannetje heeft een mooi uiterlijk. Bij de groene pauw zijn het mannetje en het vrouwtje minder goed te onderscheiden, maar bij de blauwe pauw is het verschil goed duidelijk.
Het mannetje is mooi blauw gekleurd en heeft een lange staart die groen/blauwgekleurd is. Daarnaast bevinden zich op deze staart ook de zogenaamde pauwenogen. Dit mooie uiterlijk dient om roofdieren af te schrikken en om op te vallen. In de paringstijd probeert het mannetje het vrouwtje voor zich te winnen door zijn mooie veren uit te zetten, maar ook door te kraaien, wat een enigszins een raar geluid is.
Het vrouwtje is meer bruingrijs van kleur, dit dient als schutkleur zodat zij ongezien haar eieren kan leggen en kan uitbroeden. De blauwe pauw die wij als beste kennen komt in de natuur voor in India. De groene pauw leeft in Maleisië, Indochina en op Java.
8. Spinnen
Bij de meeste dieren is het mannetje groter, maar bij de meeste insecten, roofvogels, padden en spinnen is het vrouwtje groter. Bij de wespspin is het bijvoorbeeld het verschil goed te zien. Het mannetje is een stuk kleiner dan het vrouwtje, waardoor het lijkt alsof beide spinnen van een verschillend spinnensoort zijn. Het mannetje wordt na de bevruchting meestal ingesponnen en later opgegeten door het vrouwtje. Een tweede paring blijft daardoor meestal uit. Een mannetje kan ook maar hooguit twee keer paren, aangezien bij het paren een van zijn twee genitaliën in het vrouwtje blijft zitten, om te voorkomen dat andere mannetjes succesvol gaan paren met het vrouwtje. Mannetjes kunnen een onsuccesvolle bevruchting vermijden door een maagdelijk vrouwtje te kiezen. Zo’n vrouwtje scheidt een specifiek feromoon uit die door de mannetjes wordt opgepikt. Mocht een mannetje het geluk hebben om de paring te overleven, dan nog is hem geen lang leven geschonken. Een mannetje leeft aanzienlijk korter dan het vrouwtje en nadat hij volwassen is geworden slechts enkele dagen. Het vrouwtje is net zoals bij insecten en padden groter, aangezien zij dan meer eitjes kan leggen . De wespspin komt ook in Nederland voor, zij het in beperkte aantallen.
7. Zeeolifanten
Bij veel zoogdieren en vogels (met uitzondering van de meeste roofvogels) zijn de mannetjes groter. Een treffend voorbeeld is de zeeolifant. Mannetjes zijn veel groter dan de vrouwtjes. Mannetjes, ook wel bullen genoemd, worden zo’n zes meter lang en wegen rond de 3000 kilogram. Vrouwtjes kunnen drie meter lang worden en wegen zo’n 650 kilogram.
Een ander belangrijk verschil is dat de mannetjes een kleine slurf kennen (vandaar de naam zeeolifant) die bij de vrouwtjes ontbreekt. Met deze slurf kunnen de mannetjes hun brulgeluiden produceren. Zeeolifanten zijn duikkampioenen: vrouwtjes kunnen ongeveer 20 minuten onder water blijven, mannetjes ongeveer een uur. Van een zuidelijke zeeolifant is bekend dat deze zo’n twee uur onder water is gebleven, van een noordelijke zeeolifant is bekend dat hij ongeveer 1,5 kilometer diep is gedoken.
De mannetjes zijn agressief. In de paringstijd vechten de mannetjes met elkaar om de vrouwtjes te kunnen winnen. Hierbij wordt hard gevochten, waarbij vaak littekens ontstaan en soms zelfs een van de mannetjes het niet overleefd. Het mannetje dat wint heeft vaak een harem van zo’n twintig vrouwtjes. Vrouwtjes die niet willen paren worden door het mannetje gedwongen, doordat deze met zijn zware lichaamsgewicht op het vrouwtje gaat liggen. Stribbelt het vrouwtje tegen, dan wordt zij hard gebeten. Jongen worden regelmatig doodgedrukt door de mannetjes. De noordelijke zeeolifant komt voor langs de westkust van Noord-Amerika, de zuidelijke zeeolifant komt voor in de wateren van de Zuidelijke Oceaan. Beide soorten stonden op het randje van uitsterven doordat er op de dieren werd gejaagd vanwege hun dikke vetlaag. Er waren waarschijnlijk nog maar twintig dieren over van de noordelijke zeeolifant aan het einde van de 19e eeuw. In 1992 was dit aantal gestegen naar ongeveer 125000. Het aantal van de zuidelijke zeeolifant is ongeveer 600000.
6. Walrussen
Bij de walrussen is het mannetje groter en zwaarder dan het vrouwtje, maar het grootste verschil zijn de slagtanden. Vrouwtjes hebben ook slagtanden, maar deze zijn een stuk kleiner. De mannetjes hebben slagtanden van zo’n 50 centimeter lang, maar er zijn ook gevallen van een meter bekend. Mannetjes worden ongeveer 320 centimeter lang en wegen rond de 1270 kilogram, vrouwtjes worden gemiddeld 270 centimeter lang en wegen gemiddeld 850 kilogram. Buiten de paartijd zijn de kuddes per geslacht gescheiden.
Binnen een kudde bestaat een vaste rangorde die wordt bepaald door grootte van de slagtanden en lichaamsgrootte. Vooral stieren kunnen, zelfs buiten de paartijd, gevechten aangaan die meestal als oorzaak strijd om een rustplaats hebben. Als dreigen niet voldoende is dan wordt de strijd aangegaan waarbij ook de slagtanden worden gebruikt, wat vaak tot bloedige wonden leidt. Net zoals bij de zeeolifanten wordt er dus door de mannetjes hard gevochten en heeft het mannetje dat wint een harem van zo’n twintig vrouwtjes.
5. Vlinders
Er zijn een aantal vlinders waarbij het mannetje wel kan vliegen, maar het vrouwtje niet. Een voorbeeld is de kleine wintervlinder. De vleugels van het mannetje zijn ongeveer 12 tot 16 millimeter lang. Het vrouwtje heeft alleen vleugelstompjes. De vrouwtjes leven vooral op takken en boomstammen en kruipen daar rond, totdat ze door de mannetje worden opgezocht en bevrucht worden. Deze paring kan wel 2 tot 4 uur duren en soms neemt het mannetje het vrouwtje tijdens de paring mee in de vlucht . Deze vlinder komt ook in ons land voor in tuinen, parken, boomgaarden, bossen en andere boomrijke gebieden. Andere soorten vlinders waarvan alleen het mannetje kan vliegen vind je hier.
4. Leeuwen
Bij leeuwen is het verschil tussen het mannetje en het vrouwtje duidelijk te zien aan de manen van het mannetje. De vrouwtjes hebben deze manen niet. Naast de manen is het mannetje ook groter dan het vrouwtje. Het mannetje wordt zo’n 172 tot 250 centimeter groot en weegt 150 tot 280 kilogram. Het vrouwtje wordt ongeveer 140 tot 192 centimeter groot en weegt zo’n 100 tot 182 kilogram. De manen zorgen, net als het gewei bij de edelherten, voor een imposant uiterlijk. Met deze manen proberen de mannetjes indruk te maken op de vrouwtjes. Hoe groter de manen, des te meer indruk het mannetje op de vrouwtjes en andere mannetjes maakt.
Leeuwen leven in groepsverband met vaak één mannetje die de leider is (maar twee mannetjes als leider komt ook voor), een aantal vrouwtjes en de welpen. De leider zijn brengt een aantal voordelen met zich mee, zo hoeft het mannetje (bijna) nooit te jagen en mag hij als eerste de gevangen prooi eten. Daarnaast is hij degene die als mannetje mag paren. De leider moet echter wel zijn plaats verdedigen tegen mannetjes binnen de eigen groep of mannetjes van een andere groep. Te jonge mannetjes zijn vaak nog niet sterk genoeg om het leiderschap over te nemen. Te oude mannetjes zijn te zwak om nog het leiderschap te dragen of om een leider te worden. Mannetjes vechten met elkaar en het mannetje dat wint blijft de leider of wordt de nieuwe leider. Nieuwe leiders doden welpen, want vrouwtjes zijn vruchtbaar zolang ze geen jongen hebben. Leeuwen komen in Nederland in het wild niet voor, maar zijn wel te zien in dierentuinen.
3. Vliegende herten
Het vliegend hert is een van de grootste kevers van Europa en kan zo’n 9 centimeter groot worden. De mannetjes zijn een stuk groter (3,4 centimeter tot 8,6 centimeter) dan de vrouwtjes (2,8 centimeter tot 4,5 centimeter). Het grootste verschil tussen het mannetje en het vrouwtje is echter het gewei bij het mannetje. Het vrouwtje heeft geen gewei. Dit gewei van het mannetje ziet er indrukwekkend uit en daarvoor is het ook bedoeld, maar het zijn eigenlijk kaken. Deze kaken zijn niet geschikt om mee te bijten en de mannetjes zijn dus ongevaarlijk. De vrouwtjes hebben kleine kaken, maar in tegenstelling tot de mannetjes kunnen zij met deze kaken wel bijten en verwondingen veroorzaken. De mannetjes vechten met elkaar om het vrouwtje, waarbij ze elkaar proberen omver te werpen met hun kaken. Het mannetje dat wint, mag paren met het vrouwtje. Bij de paring houdt het mannetje zijn kaken als een soort hekwerk voor het vrouwtje, zodat zij niet weg kan. In Nederland komt het vliegend hert ook voor, zij het in beperkte mate.
2. Fazanten
Fazanten zijn opvallende vogels met prachtige kleuren, althans de mannetjes. De vrouwtjes zijn veel minder opvallend. De fazant leefde oorspronkelijk niet in West-Europa, maar dankzij de Romeinen werd de fazant verspreid over de andere delen van Europa. De Romeinen waardeerden de vogel al om zijn vlees. Het aantal fazanten steeg in de 18e eeuw toen de vogel werd gefokt en losgelaten ten behoeve van de plezierjacht. Tegenwoordig is dit verboden, maar gebeurt dit illegaal nog wel.
Hoewel de hanen groter zijn dan de hennen is het grootste verschil tussen beide geslachten in de kleuren te zien. De hanen zijn bontgekleurd met een groenrode kop en een lange staart. Op deze manier valt het mannetje op en maakt hij indruk op de vrouwtjes en andere mannetjes. Met andere mannetjes wordt gevochten en de winnaar krijgt de harem met vrouwtjes. In de baltstijd kun je de hanen in de weilanden horen kraaien met hun kenmerkende geluid. Vaak springt hij daarbij op en klappert met zijn vleugels om nog duidelijker over te komen.
Het vrouwtje is minder opvallend en is bruingekleurd. Dit om dezelfde reden als bij pauwenvrouwtjes, de vrouwtjes moeten beschut zijn bij het leggen van de eieren en het uitbroeden van die eieren. In Nederland komen ook fazanten voor. Vooral de hanen kun je vaak horen kraaien in de baltsmaanden (april en mei), maar ook buiten deze maanden laten ze weleens van zich horen. Fazanten kun je vinden in weiden en in open bossen. In dichte bossen zul je ze niet zo snel aantreffen. Vrouwtjesfazanten zul je minder snel treffen, vanwege hun verborgen bestaan en hun schutkleur
1. Kemphanen
We eindigen met nog een vogel. Deze vogel is wel erg bijzonder, niet alleen de mannetjes en de vrouwtjes onderling verschillen van elkaar, maar ook de mannetjes hebben een verschillend uiterlijk. Er is dus sprake van seksueel dimorfisme, maar ook van dimorfisme binnen het eigen geslacht. Het mannetje is ongeveer 30 centimeter lang en het vrouwtje ongeveer 24 centimeter, een stuk kleiner dus. Het mannetje heeft in het broedkleed een kleurrijke kraag en kuif, die bij het vrouwtje ontbreken. Deze kraag kan verschillende kleuren aannemen, van zwart, roodbruin, oranje tot wit. De mannetjes komen bij elkaar op een speciale plek, de stoeiplaats genoemd, om met elkaar een schijngevecht uit te voeren. De vrouwtjes komen daar vervolgens kijken en kiezen een mannetje uit. Er zijn drie verschillende soorten mannetjes:
1. De grootste groep (84 %) zijn de territoriale mannetjes. Dit zijn de mannetjes met de kleurrijke en grote kuif en kraag. Deze mannetjes kunnen het vaakst paren met de vrouwtjes.
2. Een andere groep (16%) zijn de satellietmannetjes. Deze mannetjes hebben vaak een wit broedkleed en minder kleurrijke en kleinere kuif en kraag dan de territoriale mannetjes. Deze satellietmannetjes laten minder van zich gelden, maar paren soms wel met de vrouwtjes.
3. De laatste groep (minder dan 1%) werd beschreven in 2008 en dat zijn de mannetjes die het verenkleed van een vrouwtje hebben maar de geslachtsorganen van het mannetje. Deze mannetjes komen bijna niet voor en hebben geen kraag of kuif en paren ook zelden met een vrouwtje.
Kemphanen komen in Nederland nog wel voor, maar zijn zeer zeldzaam. De aantallen zijn in de laatste jaren achteruit gegaan en de kans dat je een kemphaan ziet is erg klein. Tussen 2013 en 2015 was het aantal broedparen nog zo’n 15 tot 30, het aantal overwinteraars rond de 180 tot 1500 en het aantal doortrekkers tussen de 2900 en 11800. Een kemphaan is in het Nederlands een synoniem voor een vechtersbaas.
Seksueel dimorfisme komt dus vooral voor binnen vogelsoorten. Er zijn echter ook nog veel meer voorbeelden van seksueel dimorfisme, denk bijvoorbeeld aan de gorilla, de havik, de korhoen, etc. Bij sommige dieren zoals bij sommige vissen of bij eenden krijgt het mannetje alleen opvallende kleuren in het paar- en broedseizoen.
Dit artikel is geschreven door Ties Grotenhuis, student Rechten.
3 reacties
Persoonlijk verbaast het mij wel dat de pauw niet oo nummer 1 staat. Zij hebben namelijk niet alleen de grootste verschillen tussen mannetjes em vrouwtjes, maar volgens veel mensen ook de mooiste. ?
Verder wel een heel leuke lijst.
Ik heb de kemphaan op nummer 1 gezet, aangezien zowel het mannetje als het vrouwtje van elkaar verschillen, maar ook de mannetjes onderling. Dit is dus een heel bijzonder verschijnsel en daarom plaats 1 waard. De pauw hoort inderdaad zeker in dit lijstje thuis, maar op welke plaats de pauw moet staan is onderwerp voor discussie. Bedankt voor de reactie!
Groeten Ties
Aha, dat is inderdaad een goede reden om de kemphaan op nummer 1 te zetten. In dat geval zou ik zelf de pauw op nummer 2 gezet hebben, want zij hebben wel de grootste en meest opvallende verschillen van alle dieren.