Charles Darwin is wereldwijd bekend als de man die met zijn evolutietheorie de basis legde voor de moderne biologie. Zijn boek On the Origin of Species (De oorsprong der soorten) veroorzaakte een wetenschappelijke revolutie en veranderde voorgoed hoe we kijken naar het leven op aarde. Maar achter die serieuze bebaarde geleerde schuilde een complex, nieuwsgierig en soms zelfs kwetsbaar mens. In deze lijst zetten we 10 fascinerende, verrassende en soms ontroerende weetjes over Charles Darwin die je misschien nog niet kende.
1. Darwin wilde eigenlijk arts worden — maar hij kon niet tegen bloed
Voordat Charles Darwin zijn zinnen zette op de natuurwetenschappen, stuurde zijn vader hem naar de universiteit van Edinburgh om arts te worden, net als hijzelf. Maar de jonge Darwin had een groot probleem: hij kon absoluut niet tegen het zien van bloed of operaties.

In een tijd waarin narcose nog niet bestond, waren medische ingrepen ruw en pijnlijk — en Darwin was meermaals letterlijk onwel bij het bijwonen van colleges. Uiteindelijk besloot hij te stoppen met de studie geneeskunde.
Zijn vader stuurde hem naar Cambridge om predikant te worden — een meer respectabele richting voor iemand van stand. Maar daar gebeurde iets onverwachts: Darwin raakte gefascineerd door de natuur, vooral door de insectenwereld. En dat zou zijn leven voorgoed veranderen.
2. Zijn reis met de Beagle duurde vijf jaar (en veranderde alles)
In 1831 kreeg Darwin de kans van zijn leven: hij mocht als natuuronderzoeker meevaren op de HMS Beagle, een schip dat onder leiding van kapitein Robert FitzRoy de wereld zou rondzeilen. De reis zou oorspronkelijk twee jaar duren, maar liep uit tot vijf jaar. Tijdens deze tocht bezocht Darwin onder andere Zuid-Amerika, de Galapagoseilanden, Australië en Afrika.
Het was tijdens deze reis dat Darwin duizenden observaties, tekeningen en specimen verzamelde. De verschillen tussen diersoorten op verschillende eilanden — zoals de beroemde vinken van de Galapagoseilanden — plantten het zaadje voor zijn latere ideeën over evolutie en natuurlijke selectie.
Maar hij noteerde zijn inzichten pas jaren later. Tijdens de reis bleef hij nog altijd religieus, maar dat zou veranderen.
3. De publicatie van ‘On the Origin of Species’ duurde meer dan 20 jaar
Darwin had al in 1840 een duidelijk idee van evolutie door natuurlijke selectie, maar het duurde tot 1859 voordat hij zijn beroemdste boek, On the Origin of Species, publiceerde. Waarom die lange vertraging? Daar zijn meerdere redenen voor.
Ten eerste was Darwin een perfectionist. Hij wilde zijn theorie onderbouwen met zo veel mogelijk bewijsmateriaal. Maar belangrijker nog: hij wist dat zijn idee controversieel zou zijn. De implicatie dat soorten, inclusief mensen, niet door een scheppende god maar door natuurlijke processen waren ontstaan, stond haaks op het gangbare geloof. Darwin was bang voor de sociale en religieuze gevolgen.
Uiteindelijk werd hij tot publicatie gedwongen toen een andere onderzoeker, Alfred Russel Wallace, onafhankelijk van Darwin tot een vergelijkbare evolutietheorie kwam.
4. Darwin was geen atheïst — maar verloor wel zijn geloof
Hoewel Darwin als jongeman gelovig was en zelfs predikant had kunnen worden, veranderde zijn geloof langzaam maar zeker. Niet alleen door zijn wetenschappelijke inzichten, maar ook door persoonlijke tragedies — zoals de dood van zijn geliefde dochter Annie op tienjarige leeftijd.
Darwin werd nooit uitgesproken atheïst, maar noemde zichzelf op latere leeftijd agnost. Hij schreef dat hij niet kon geloven in een God die “opzettelijk parasitaire wespen had geschapen die leven in het lichaam van levende rupsen.” Voor iemand die zo intensief de natuur bestudeerde, werd de wreedheid van sommige natuurlijke processen moeilijk te rijmen met een liefdevolle Schepper.
5. Hij was getrouwd met zijn volle nicht
In 1839 trouwde Charles Darwin met zijn nicht Emma Wedgwood, een vrouw van wie hij enorm hield en die hem zijn hele leven lang steunde — zowel emotioneel als intellectueel. Maar Darwin maakte zich zorgen over het feit dat zij familie waren. Hij wist al dat inteelt erfelijke risico’s kon verhogen, en hield jarenlang nauwkeurig medische gegevens bij over zijn kinderen.
Samen kregen ze tien kinderen, van wie er drie jong stierven. Twee van hun kinderen hadden vermoedelijk gezondheidsproblemen die het gevolg waren van genetische verwantschap. Dit gebruikte hij in zijn latere wetenschappelijke werk over erfelijkheid en voortplanting.
6. Darwin had een zwakke gezondheid en leefde als een kluizenaar
Na zijn terugkeer van de Beagle-reis kampte Darwin zijn hele leven met chronische gezondheidsproblemen: misselijkheid, braken, hartkloppingen, huiduitslag, vermoeidheid en angsten. Artsen konden geen duidelijke diagnose stellen, en tot op de dag van vandaag is er discussie over de oorzaak. Sommigen denken aan de ziekte van Chagas (opgelopen in Zuid-Amerika), anderen aan psychosomatische klachten.
Hij leefde grotendeels teruggetrokken op zijn landgoed in Down (Kent), waar hij in een strak ritme werkte, wandelde en experimenteerde in zijn tuin. Zijn wereldreizen maakten plaats voor mini-biologische observaties in bloempotten en wormenbakken — maar zijn nieuwsgierigheid bleef onverminderd groot.
7. Darwin deed experimenten met planten, regenwormen en zelfs duiven
Darwin was geen theoreticus die alleen achter zijn bureau zat. Hij was een echte experimentele wetenschapper. Na de publicatie van On the Origin of Species deed hij tientallen experimenten om zijn ideeën verder te onderbouwen. Zo kweekte hij planten, observeerde hij zelfbestuiving, en onderzocht hij hoe zaden over oceanen konden drijven.
Een bijzonder project betrof duiven. Darwin fokte verschillende rassen om te laten zien hoe variatie binnen één soort kon ontstaan — een model voor natuurlijke selectie. En aan het einde van zijn leven wijdde hij zich nog intensief aan… regenwormen. Zijn laatste boek ging over hun gedrag en hun rol in het ecosysteem. Hij was gefascineerd door hun impact op de bodem — een mooi voorbeeld van hoe Darwin grootse ideeën vond in het kleine.
8. Zijn boek werd razendsnel een bestseller — ondanks de controverse
Toen On the Origin of Species in 1859 verscheen, was de oplage van 1.250 exemplaren binnen één dag uitverkocht. Het boek zorgde voor enorme beroering, vooral binnen religieuze kringen. Sommigen beschuldigden Darwin van godslastering, anderen noemden zijn ideeën gevaarlijk of krankzinnig. Maar de wetenschappelijke wereld reageerde gemengd: veel jonge wetenschappers waren juist razend enthousiast.
De manier waarop Darwin schreef — helder, logisch opgebouwd, met een schat aan voorbeelden — maakte zijn ideeën toegankelijk. En hoewel de meeste mensen zijn theorie eerst met scepsis bekeken, drong zijn gedachtegoed in de decennia daarna diep door in de wetenschap en zelfs het publieke bewustzijn.
9. Darwin werd begraven in Westminster Abbey
Ondanks de controverse rondom zijn werk, kreeg Darwin na zijn dood in 1882 een eer die maar weinigen ten deel valt: hij werd begraven in Westminster Abbey in Londen, vlak bij de tombe van Isaac Newton. Dit gaf aan hoezeer zijn werk gewaardeerd werd, zelfs door instellingen die eerder terughoudend waren.
Zijn begrafenis werd bijgewoond door hoogwaardigheidsbekleders, wetenschappers en politici. Emma Darwin, zijn vrouw, was naar verluidt verbaasd dat een man met zulke controversiële ideeën een dergelijke ceremonie kreeg — maar het was een erkenning van zijn blijvende invloed.
10. Darwins invloed reikt verder dan de biologie
De ideeën van Darwin hebben niet alleen de biologie, maar ook de psychologie, sociologie, economie en filosofie beïnvloed. Begrippen als “survival of the fittest” (overigens niet van Darwin zelf, maar van Herbert Spencer) zijn diep doorgedrongen in het publieke denken. Sommigen misbruikten zijn ideeën zelfs voor politieke doeleinden, zoals bij sociaal darwinisme of eugenetica.
Toch blijft Darwins echte nalatenschap zijn wetenschappelijke aanpak: het idee dat complexe verschijnselen verklaard kunnen worden door natuurlijke processen, stap voor stap. Zijn werk leerde ons om met verwondering én nauwkeurigheid naar de natuur te kijken. En dat maakt hem niet alleen een revolutionair denker, maar ook een onvermoeibare observator van het leven zelf.