Alaaf! Jaarlijks barst nét voor de vastentijd her en der in Nederland een pandemonium van straks georkestreerd tot semi-anarchistisch feestgedruis los. Van zondag tot dinsdag voor Aswoensdag zwaaien carnavalsprinsen en leutvorsten met de scepter en stadssleutels, terwijl burgemeesters prevelen dat hun edele hofstee woensdagochtend nog overeind staat of er op zijn minst toch nog een beetje fatsoenlijk bijligt.
Voor de ene is carnaval een zaak van staatsbelang. Voor de andere een vieze, vunzige bedoening waar ze nog niet dood gevonden willen worden. Maar wat weet je eigenlijk over de wortels van deze jaarlijkse hoogmis van opzwepende polonaisemuziek, bontgekleurde verkleedpartijen, folkloristische dorpskolder en enthousiast door dweilorkesten aangevoerde slempartijen?
Meer dan genoeg! Tenminste … als je deze 10 dolle carnavalsweetjes gelezen hebt!
11. Het gekkengetal
Het alerte rekenwonder ziet meteen dat er hier iets niet pluis is. Er is een slinks elfde weetje in dit lijstje geslopen! En met reden. Het getal elf speelt namelijk een uiterst belangrijke rol bij carnaval. Niet gek ook. Het getal elf is tenslotte een bijzonder beestje. Het schurkt zich op het telraam net tussen het perfect volmaakte tien en twaalf, het heiligengetal. Niet voor niets staat dit eigenzinnige priemgetal bekend als het dwazengetal of gekkengetal.
En ga maar na. Bij traditionele carnavals regelt een Raad van Elf de zaakjes. Ook in Duitsland waakt zo’n ‘Elferrat’ over het hele feestgebeuren. De Duitsers hebben trouwens een erg leuk woord voor het gekkengetal: het ‘Schnapszahl’. Het narrengetal komt ook overal terug in de carnavalsagenda.
Zo vergadert de Raad van Elf voor het eerst op 11 november. En welke maand van het jaar was dat nou weer? Juist. Drie keer raden op welke dag Prins Carnaval zijn officiële benoeming verzilvert. En check eens je klokje tussen de kleurrijke optochten en wilde polonaises door. Tal van carnavalsactiviteiten barsten niet geheel toevallig om elf over het hele of halve uur los.
Was het je trouwens al opgevallen dat het woord ‘gekkengetal’ exact 11 letters telt? Volgens sommige taalkundigen is dé carnavalskreet ‘Alaaf’ zelfs een dialectverbastering van … elf!
10. De Romeinen lustten er al pap van

De oude Romeinen aanbaden een hele rist goden. Daar zaten beslist enkele topgozers tussen. Zoals Saturnus, de god van de landbouw en het uitgezaaid graan. In een wereld waar nog geen Deliveroo bestond, stootte je zo’n welwillende godheid best niet voor het hoofd. Daarom vierden de Romeinen jaarlijks aan het einde van het landbouwseizoen de ‘Saturnalia’.
Deze saturnaliën waren hét feestevenement van het jaar in de Klassieke Oudheid. Op 17 december ging de broeksriem helemaal los. Zelfs de meest ernstige aristocratische heerschappen ruilden hun duffe toga voor één keer in voor een relaxed gewaadje en een maf hoedje – de pileus – het typerend hoofddeksel van de vrijgelaten slaven.
Er vloeiden exorbitante hoeveelheden drank en er werd gevreten alsof de BMI nog moest uitgevonden worden. Kennelijk vloeiden er ook nog heel wat andere sappen tijdens de verkleedpartijen en dolle optochten door de Romeinse straten. ‘Saturnalia’ verwijst in het Latijn ook naar ‘orgie’. Klinkt allemaal een beetje bekend in de oren, niet?
9. Overgewaaid uit het middeleeuws Italië?
Van de Romeinen naar middeleeuws Italië is een kleine stap. Of beter gezegd: de Italiaanse stadsstaten. Want het duurde nog tot in 1861 voor Italië één land werd. Belangrijke steden als Venetië, Milaan en Rome zouden elkaar eerst nog enkele eeuwen de kop in slaan. Hoe dan ook: in de middeleeuwen hadden de verdeelde Italianen toch iets gemeen: ze hielden allen wel van een feestje.
Historici die de leuke dagtaak hebben om zich over de geschiedenis van carnaval te buigen, geloven dat we ons huidig carnaval in de eerste plaats aan de middeleeuwse Italiaanse steden te danken hebben. Een flinke ‘grazie’ is hier dus wel even op zijn plaats.
8. Katholieke oorsprong
In Nederland woekert het carnavalsgebeuren vooral in het Zuiden. Waarom vieren zoveel Limburgse en Noord-Brabantse steden en dorpen carnaval? Daarvoor moet je terug gaan naar de Reformatie. Of nee, zelfs helemaal naar de vroege verchristelijking van West-Europa. Volgens geleerde bollen die het kunnen weten is carnaval namelijk een gekerstend heidens volksfeest.
De Katholiek Kerk begreep al snel dat haar kersverse gelovigen hun heidense lentefeesten niet zomaar zonder slag of stoot zouden afstaan. Dus incorporeerde ze het jaarlijks gezuip en uitzinnig gefeest in haar chique christelijke liturgie.
Voortaan werd die heidense vettige braspartij op dinsdag gevolgd door de officiële ‘Aswoensdag’. Spartaans 40 dagen vasten tot het Pasen was. Door de bemoeienis van de kerk, kreeg carnaval dus net een flinke boost. Gelovigen lieten zich nu nog eens extra stevig gaan voor de vastenperiode veertig dagen de pret drukte. Dat verklaart allicht ook waarom de über-rooms-katholieke Italianen zo geestdriftig carnaval vierden.
7. Carnaval bloedde na de Reformatie enkele eeuwen dood
Maar begin 16de eeuw zouden enkele sobere belezen kerels de kerk voorgoed hertekenen. Maarten Luther, Johannes Calvijn en andere protestanten trapten met hun ideeën de Reformatie af. Voor carnavaleske ongein was er geen plaats meer in de nieuwe kerk. Calvijn stond zelfs bekend als een rabiate carnavalshater. Of hij vond al die losbandigheid op Vastenavond op zijn minst toch niet bepaald protestants.
Maar ook de Katholieke Kerk zelf ging met de grove borstel door haar zekerheiden. Op het befaamde Concilie van Trente (dat duurde van 1545 tot 1563, ze hadden daar duidelijk tijd te veel in Trente!) hadden ook de jolige vastenavondvieringen het verkorven.
De eeuwen daarop waren geen pretje voor de doorgewinterde carnavalist. Het gekerstend volksfeest bloedde namelijk overal in de meest Europese landen zo goed als dood. Toen het katholicisme begin 19de eeuw een fikse comeback maakte, trad het carnavalsgebeuren ook weer op de voorgrond. In Nederland klonk de ‘Alaaf!’-kreet logischerwijze het luidst in de zuidelijke provincies met een katholieke meerderheid.
Dat verklaart meteen waarom carnaval, tenslotte een katholiek volksfeest, ook vandaag nog zo leeft beneden de Moerdijk. Al moeten ze in Hoogland, Oldenzaal, Zwaag en tig andere plaatsen boven de grote rivieren beslist niet onderdoen voor het zuiden.
6. Vaarwel vlees?
In 1673 dook voor het eerst het woord carnaval op in Nederland. En wel in het blad ‘Hollandse Mercurius’. Natuurlijk werd het al veel eerder gebruikt. Maar vindt daar maar eens bewijs van. Het is niet dat de middeleeuwers zo zuinig waren met hun geschreven bronnen. Maar vanwaar komt dat woord eigenlijk?
De klassieke uitleg is dat het afgeleid is van het Italiaans-Toscaanse ‘carne vale’. Dat woord vloeide op zijn beurt voor uit de Latijnse woorden ‘carnis’ (vlees) en ‘levare’ (wegnemen). Nog één keer goed kippenbouten, varkenskoteletten en ander carnivorisch lekkers schransen op de ‘vettige dinsdag’ nét voor de vasten begon.
Alleen: het is niet dat die arme ondervoede paupers toen zomaar een dagelijkse portie vlees op hun bordje konden permitteren. Misschien is er dus toch een andere verklaring mogelijk?
5. Of toch maar een kekke scheepskar?
Een andere theorie is die van de ‘carrus navalis’. Dat is Latijns voor een scheepskar. En laten die dingen nou al millennia geliefde attributen zijn bij allerlei carnavaleske vieringen. Zo duwden de Babyloniërs destijds al schepen op wielen door de straten ter ere van het licht en de vruchtbaarheid.
Ook op Germaanse rotstekeningen duikt al eens zo’n rudimentair vormgegeven hobbelende feestkar op. De Duitsers van het Rijngebied hosten in de middeleeuwen dan weer rond met het ‘Narrenschiff’: het narrenschip. Klinkt allemaal verdacht als de voorlopers van de huidige prinsenwagens, toch?
4. Even alle sociale conventies op zijn kop zetten
Vandaag vertrouwen burgemeesters hun stadssleutels toe aan carnavalsprinsen en leutvorsten. Wat de drie dagen daarop volgt voor de stadsautoriteiten klinkt een beetje zoals wat een door Saruman bezeten King Theoden de tovenaar Gandalf toewerpt in die befaamde Lord of the Rings-meme uit ‘The Two Towers’: ‘You Have No Power Here!’
Maar ook in de middeleeuwen kreeg de gevestigde orde jaarlijks een fikse trap onder hun elitair edel zitvlak. Tijdens het middeleeuws carnaval kon een bedelaar even koning zijn. Zelfs de machtige kerk was niet veilig voor de carnavaleske capriolen van de gewone man.
Tijdens de ‘ezelsmis’ sleurde het volk een exemplaar van het gedomesticeerd lastdier het altaar op en nam een als priester verklede gewone sterveling de viering over. Het kerkpubliek was voor één keer niet zo godvrezend, want de hele mis door klonk een salvo van ezelgebalkimitaties en het betere boerwerk door het godshuis. Ja, met carnaval mocht én mag alles eens lekker omgekeerd!
3. Waarom verkleden we ons eigenlijk?

Verkleedpartijen en maskerades zijn onlosmakelijk verbonden met carnaval. Sommige carnavalsvierders klussen nachtenlang aan hun carnavalskleding. Anderen zoeken hun heil in gespecialiseerde carnavalswinkels. Maar waarom verkleden we ons eigenlijk?
Het lijkt wel alsof we dat gewoon altijd al deden. Zelfs de Romeinen doken de dartele ‘Saturnalia’ in met aangepaste outfits. Heidense volkeren hielden als vanouds van een verkleedpartijtje. Kelten maten zich voor de strijd een primitief punkkapsel aan. Germanen kliederden zichzelf dan weer lustig vol met oorlogskleuren.
De vroegmiddeleeuwse carnavalsverkleedpartijen hadden echter een belangrijke functie. De Katholieke Kerk verbood in haar beginjaren heidense feesten. Maar wat konden die paapse lui doen, als je compleet onherkenbaar was?
De middeleeuwse carnavalsfeestkledij diende dus letterlijk en figuurlijk als vermomming. Je verkleden had nog een handige tweede functie: voor heel eventjes was iedereen gelijk. Rijken en armen, slaven en meesters: voor één avond telde alleen het feest.
Eigenlijk geldt dat ook vandaag nog. Wie weet welke keurige advocate, dokter, docent of politica host daar incognito rond in de kroeg?
Wist je trouwens dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog even een maskerverbod was tijdens carnaval 1940? De overheid verbood de gekscherende attributen omdat iedereen herkenbaar moest zijn in oorlogstijd. De Limburgse en Brabantse steden schaften carnaval zelfs tijdelijk af om de openbare orde te bewaren.
Ook in de Eerste Wereldoorlog beten carnavalsvierders op een droog houtje. Oorlog: het is werkelijk voor niets goed.
3. Het ene carnaval is het andere niet

Denk maar niet dat Nederland de enige plaats op aarde is waar mensen graag carnaval vieren. Overal ter wereld duikt wel een of andere vorm van carnaval op. En die varianten kunnen aardig verschillen. Denk maar aan het Vlaamse Carnaval Aalst met zijn ongeëvenaarde ‘Voil Jeanettenstoet’, de weergaloze maskerpracht van ‘Carnevale di Venezia’ of het in pluimen en samba grossierende ‘Carnaval do Rio de Janeiro’.
Maar ook dichter bij huis zijn de verschillen soms opvallend. Zo vieren Limburg en het zuidoosten van Noord-Brabant de Rijnlandse carnavalsvariant, terwijl het uit middeleeuwse eetfestijnen voortvloeiende Bourgondisch carnaval vooral in het noorden en westen van Noord-Brabant, Zeeland en Gelderland de toon zet.
En wat te denken van de zwoele Caraïbische en Kaapverdiaans geïnspireerde zomercarnavals?
2. Waarom houden we carnavalstochten?

Ze kunnen adembenemend mooi zijn, die prachtige praalwagens. Maar vanwaar komt die traditie van carnavalsoptochten eigenlijk? Narrenschepen en andere dolle feestbolides gaan al terug tot de Babylonische Tijd. Toch hebben onze hedendaagse optochten een iets recentere inspiratiebron.
In 1823 vond er in Keulen namelijk voor het eerst een carnavalsstoet plaats zoals we die nu nog steeds kennen. Begin 19de eeuw was een behoorlijk woelige tijd. Jarenlang had een Frans onderdeurtje Europa op stel gezet. Na het verslaan van Napoleon bij Waterloo morrelden absolutistische vorsten en keizers als vanouds aan de Europese landkaart en -grenzen.
Zo verhuisde Keulen na wat getouwtrek en gekissebis op het Congres van Wenen in 1815 van Frankrijk naar Pruisen. Enkele jaren later bracht de Pruisische koning Frederik Willem III een bezoekje aan zijn nieuwe aanwinst.

Een groepje Keulse intellectuelen, waaronder de wereldberoemde schrijver Goethe, zou die Pruisische bemoeial eens tonen wat ze van hem vonden. Dat deden ze met een schertsende stoet waarvoor ze inspiratie vonden bij oude Romeinse figuren. De wagen van ‘Held Karneval’, zeg maar een primitieve prins carnaval, sloot hun bonte anti-Pruisische carnavalsoptocht af. En die kreeg uiteraard al snel navolging in heel wat andere steden en landen.
1. Waarom valt carnaval elk jaar op een andere dag?
De Goedheilige man komt op 5 december, oliebollen zijn voor 31 december en op 5 mei is het Bevrijdingsdag. Zekerheden in het leven. Dus waarom moet carnaval zo moeilijk doen en ieder jaar op een andere datum vallen?
Daarvoor moeten we – weeral! – terug naar die bemoeizuchtige middeleeuwse Katholieke Kerk. Zoals je ondertussen weet, gaf die het heidens volksfeest onder het mom van ‘If you can’t beat them, join them’ een goedgekeurd plaatsje op de liturgische kalender.
Carnaval vindt sindsdien nét voor de vastenperiode plaats. Na de pret van vettige dinsdag volgt Aswoensdag. Voortaan was het 40 dagen sober wezen tot Pasen. En Pasen valt nu eenmaal sinds vanouds op de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente.
Maar toch klopt er iets niet in dat hele verhaal dat ze je altijd op school verteld hebben. Als je telt van Aswoensdag tot de zaterdag voor Pasen kom je namelijk aan 46 dagen i.p.v. van 40! Je reinste boerenbedrog? Welnee: de zondagen tellen namelijk niet mee voor de vastentijd.
Rest nog deze hoogst belangrijke dienstmededeling!
De komende jaren gaat carnaval in Nederland door op volgende data:
• Zondag 26 februari – Dinsdag 1 maart 2022
• Zondag 19 februari – Dinsdag 21 februari 2023
• Zondag 11 februari – Dinsdag 13 februari 2024
• Zondag 2 maart – Dinsdag 4 maart 2025
• Zondag 15 februari – Dinsdag 17 februari 2026
Dit artikel is geschreven door Matthias Van de Velde. Hij komt uit de verguisde carnavalsstad Aalst en studeerde Klassieke Geschiedenis en Europese Politiek aan UGent. Hij is nog steeds boos dat hij als 6-jarige dreumes niet mee mocht toen ‘Bram Stoker’s Dracula’ en ‘Jurassic Park’ in de bios draaide. Hij schrijft nooit een woord te veel, tenzij hij zich laat gaan.