2022 was een grandioos wielerjaar voor de Belgen. Een verbluffende Remco Evenepoel won met Luik-Bastenaken-Luik zijn eerste Monument, de Ronde van Spanje én de regenboogtrui op het WK in het Australische Wollongong. Een buitenaardse Wout van Aert hielp zijn Team Jumbo-Visman-kopman Jonas Vingegaard aan de gele trui en graaide ondertussen mooi zelf nog de groene trui, Prijs van de Strijdlust én drie etappezeges mee. En vergeet de Tour-exploten van Jasper Philipsen en Yves Lampaert niet.
Ondertussen hing Philippe Gilbert na 20 jaar profrennen zijn koersfiets aan de haak. Tijd om welverdiend achterover te leunen, preventief een hometrainer te kopen om de gevreesde pensioenkilo’s voor te zijn en stiekem te checken hoever hij gestrand is in deze erelijst van de Top 10 Beste Belgische Wielrenners Aller Tijden.
10. Lucien Van Impe (Mere, 20 oktober 1946)

Zal er ooit nog een Belg de Ronde van Frankrijk winnen? Of blijven de kapitalen van Lucien Van Impe tot het einde der tijden in het koude marmer van de wielergeschiedenis staan als laatste Belgische renner die ‘La Grande Boucle’ op zijn palmares schreef?
De eindoverwinning van ‘de Kleine van Mere’ in Parijs dateert alweer van de zinderend hete zomer van 1976. Ter vergelijking: toen knutselde George Lucas nog maquettes in elkaar voor een of andere space opera waar geen enkele speelgoedfabrikant brood in zag, moesten Bert en Ernie nog hun Nederlands tv-debuut maken en was ABBA’s ‘Dancing Queen’ nog niet eens op vinyl geperst. De inklapbare hometrainer moest zelfs nog uitgevonden worden. Net als het internet, waarmee je hem nu gewoon vanuit je luie zetel bestelt. Kortom: die laatste Belgische gele trui is best al even geleden.

Het mooie was dat werkelijk niemand die touroverwinning zag aankomen. De Meerse berggeit had toen al drie bollentruien veroverd (in 1971, 1973 en 1975). Hij kroonde zich uiteindelijk tot zes maal toe als beste klimmer in het Franse bergklassement (want ook in 1977, 1981 en 1983 gingen de bollen mee naar Mere). En de buitengewone klimkampioen stond met twee Giro-bergtruien beslist ook zijn mannetje in de Italiaanse Alpen en Dolomieten.
Maar het eindklassement van de Tour? De belangrijkste meerdaagse wielerwedstrijd per wereld? Dat zag niemand aankomen. En toch gebeurde het. Een eindoverwinning die de renner volgens de overlevering voor een groot deel aan zijn aanmoedigende vrouw Rita dankt.
In Van Impes Erpe-Meerse bakermat barst een ongeziene Vlaamse kermis los, waarvan je als je goed luistert vijf decennia later nog steeds enkele echo’s van kan horen in de hoogst charmante Oost-Vlaamse gemeente nabij Aalst. Je vindt er meteen ook zijn fraai bronzen standbeeld van kunstenares Veerle De Vuyst op een rotsblok pal middenin de Meerse rotonde.
9. Stan Ockers (Borgerhout, 3 februari 1920 – Antwerpen, 1 oktober 1956)
Op zaterdag 29 september 1956 was het koppen lopen in het Antwerpse Sportpaleis. De alom geliefde Stan Ockers start voor de 116de keer op de wielerpiste. Maar er zal geen 117de baanoptreden meer komen. Want om 21u32 gaat het mis. Gruwelijk mis. De renner knalt tegen Nest Sterckx aan. De smak op de wielerbaanplanken is hard. Ongemeen hard. Twee dagen later bezwijkt de volksheld aan zijn verwondingen in het Sint-Bartholomeus hospitaal. ‘Stanneke’ was amper 36 jaar oud.
De kleine Borgerhoutse wielrenner fietste zich van de straat naar het hoogste schavot van het wereldkampioenschap wegwielrennen. De sprinter was al 35 jaar toen hij de regenboogtrui in het Italiaanse Frascati om kreeg na een schroeiende solo met meer dan één minuut voorsprong op de Luxemburger Jean-Pierre Schmitz.

De Borgerhoutenaar was een laatbloeier. Hij debuteerde al in 1942 in het Helyett-tricot, maar zijn grootste triomfen beleefde hij als dertiger. In Ockers’ glorieuze voorjaar van 1955 won hij de Waalse Pijl én Luik-Bastenaken-Luik. Pittig detail: die Ardennenklassiekers vielen toen nog in éénzelfde weekend. Drie maanden later verliet de sprintkampioen Parijs met de groene trui. Het jaar daarop kaapte de listige wielrenner opnieuw het puntenklassement van de Tour de France.
Welke nooit voltooide dromen wachten deze wielrenner nog na zijn noodlottige crash in het Sportpaleis? De Ronde van Vlaanderen misschien, waar hij in het jaar van zijn dood tweedes werd? Een derde ‘maillot vert’? Of misschien wel het geel? Want Ockers toonde zich meer dan eens in de Tour een verdienstelijke klassementsrenner.
We zullen het nooit weten. Maar de man vergeten? Onmogelijk. Zoals Stan ook nooit vergat van waar hij kwam. De eenvoudige arbeidsklasse. En dat dwong eindeloos respect af. Met honderdduizenden waren ze, Stannekes bewonderaars die in de trieste herfst van 1956 naar het Antwerpse Sportpaleis stroomden voor een laatste groet aan hun volksheld.
8. Freddy Maertens (Lombardsijde, 13 februari 1952)
De beste West-Vlaamse wielrenner? Die luistert naar de naam Freddy Maertens. Echt. De lezers van de Krant van West-Vlaanderen verkozen in 2010 de Nieuwpoortenaar boven Briek Schotte en Johan Museeuw. En zij zullen het toch wel weten, zeker?

Maertens was een spurtbom zonder weerga. Massasprints en korte tijdritten waren een koud kunstje voor ‘Lippe’. De tweevoudige wereldkampioen grabbelde drie groene truien mee tijdens zijn doortochten in de Ronde van Frankrijk. Hij sloot zijn Tourcarrière af met 15 ritzeges. Maar ook buiten het land ‘du pain, du vin et du fromage’ sprintte deze kloeke West-Vlaming de concurrentie op een hoopje.
Zijn indrukwekkendste krachttoer leverde de Flandria-Velda-renner in de Ronde van Spanje van 1977. De oranje trui (dat jaar had de Spaanse leiderstrui voor het eerste én meteen ook het laatst een sinaasappelkleur) was vanaf dag één van Maertens. Hij won dat jaar de Vuelta overtuigend met een buitengewoon duizelingwekkend aantal etappewinsten bij: 13 van de 19! Niemand sprokkelde ooit zoveel dagzeges in één Grand Tour bij elkaar.

Minstens even indrukwekkend was Maertens veerkracht. In 1980 leek de toen 28-jarige renner rijp voor de vergetelheid. Zeges bleven uit. Allerlei nare demonen in de vorm van financiële problemen, het failliet van zijn Flandria-wielerploeg, belastingperikelen, balorige blessures doen ‘Lippe’ al eens naar een borrel te veel grijpen.
Maar “The night is darkest just before the dawn”, orakelde Harvey Dent al in ‘The Dark Knight’. En zie. Maertens dumpt de fles, gaat weer als een bezetene trainen en vindt onderdak bij het nieuwe Boule d’Or van zijn ex-ploegleider Lomme Driessens. Het resultaat van die spartaanse wederopstanding? De prachtige zomer van 1981 die goed is voor vijf Franse ritzeges en de groene trui. Op 30 augustus schittert er dat jaar in Praag bovendien een fraaie regenboog. Niet in het zachtblauwe Oost-Europese hemelruim, maar op het witte tricot van Maertens’ tweede wereldkampioentrui.
7. Philippe Gilbert (Verviers, 5 juli 1982)
Soms lijkt het alsof elke Belgische wielerlegende per definitie uit Vlaamse klei klauterde. Maar ook in het zuiden van het koersgekke land worden kampioenen geboren. Zoals op 5 juli 1982 in Verviers. Daar, in de Waalse wolstad aan de Vesder, zag de wereldkampioen wielrennen op de weg van 2012 het levenslicht.

Nederlandse wielerliefhebbers kennen deze Ardennees met het blond geverfde korte stekeltjeshaar uiteraard van de Amstel Gold Race. Of beter gezegd: de Amstel Gilbert Race. De klassiekerspecialist bedwong de heuvels van Limburgs mooiste maar liefst vier keer als eerste (in 2010, 2011, 2014 en 2017). Alleen Jan ‘Amstel Gold’ Raas deed beter als vijfvoudige recordhouder.
Op 17 oktober 2009 snoepte Phil met een nauwelijks een neuslengte voorsprong de Ronde van Lombardije af van de Olympische wegkampioen Samuel Sánchez. Het werd het eerste van een fraaie verzameling wielermonumenten. Het jaar daarop won Gilbert opnieuw de ‘koers van de dode bladeren’. Anno 2022 is de Waal daarmee nog steeds de laatste Belgische winnaar.
In 2011 voegde hij Luik-Bastenaken-Luik toe aan zijn prijzenkast. De met heuvels bezaaide aanloop waarmee hij ‘La Doyenne’ won is een prachtig stukje wielertrivia. Nooit eerder won een renner immers in één voorjaar de Brabantse Pijl, Amstel Gold Race, Waalse Pijl én ‘LBL’.

2017 werd andermaal voer voor doorgewinterde wieleranalytici. Gilbert verscheen dat voorjaar voor het eerst sinds 2012 aan de start van de Ronde van Vlaanderen en won deze met een kasseien en concurrentie verschroeiende solo van meer dan 56 kilometer vanaf de Oude Kwaremont. In 2019 vervolledigde de Quick-Step-renner zijn sportieve nalatenschap met zijn eerste plaats in Parijs-Roubaix. Toen hij in zijn geliefde Valkenburg afscheid nam van het grote publiek, ontbrak alleen maar Milaan-San Remo op het lijstje gewonnen wielermonumenten. Troost je, Phil. Zelfs een Rik Van Steenbergen beet zijn tanden stuk op Luik-Bastenaken-Luik.
6. Tom Boonen (Mol, 15 oktober 1980)
“Tommeke, Tommeke, Tommeke, wat doe je nu?!”, het moeten zowat de bekendst woorden zijn die Michel Wuyts ooit in een microfoon rochelde. De wielercommentator sprak het nu legendarisch mondeling stukje sporterfgoed uit op 25 september 2005 toen de 24-jarige Tom Boonen wereldkampioen werd in Madrid.

De regenboogtrui was de ultieme bekroning van een weergaloos succesvol voorjaar. Nooit eerder won een renner in éénzelfde jaar de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix én het wereldkampioenschap wegrijden. Je zou haast vergeten dat ‘De Bom van Balen’ die zomer ook nog mooi voor twee Belgische etappezeges in de Tour de France zorgde.
De prijzenregen in het najaar was even indrukwekkend als verdiend. ‘Flandrien van het jaar’ (hij zou de Vlaamse onderscheiding uiteindelijk drie keer binnen halen), de ‘Kristallen Fiets’ (die hij zelfs tot vijf maal toe won) ‘Vélo d’Or Mondial’ en als ’s werelds beste renner van 2005 grabbelde ‘Tornado Tom’ nog genoeg andere glimmend edelmetaal bij elkaar om een tweedehands trofeewinkel te beginnen.
“De regenboogtrui brengt ongeluk”, fluisteren wielerkenners. Je wil ze niet te eten geven, de wereldkampioenen die het volgende jaar nog geen deukje in een pakje boter reden. Boonen gaf die hardnekkige mythe lik op stuk. In 2006 won de Quick-Step-renner voor het tweede jaar Vlaanderens Mooiste. Rommelende darmen fnuikten zijn Tourambities, maar 2007 bracht eerherstel met opnieuw twee ritzeges én het groen van het puntenklassement.

De fotogenieke Boonen was een renner zoals je ze doorgaans maar enkele keren in een koersleven ziet opduiken. Voor wie daar na enkele slappere seizoenen en scandaleuze voorpagina’s in ‘de boekskes’ (een lokale vakterm voor de in allerlei vileine vuilschrijverij en ander gedrukt vitriool gespecialiseerde Vlaamse showbizzbladen ‘Story’, ‘Dag Allemaal’, ‘Blik’ en ‘TV Familie’)aan zou twijfelen, reikte de drievoudige Sportman van het jaar in 2012 andermaal naar de ongeziene eeuwige wielerroem.
Dat voorjaar waren de kasseien van Boonen, en hij verorberde ze alsof het niets was. Het record van zijn verbluffende vijfde E3 Prijs Harelbeke, een derde Gent-Wevelgem én Ronde van Vlaanderen in de prijzenkast. Maar niets bevestigde zijn status als ‘beste kasseienrenner allertijden’ als zijn schroeiende solo op 53 kilometer van de ‘Vélodrome de Roubaix’. Daar zou de viervoudige winnaar van de Helleklassieker vijf jaar later in 2017 ook afscheid nemen van het grote publiek. Maar ook daadwerkelijk uit de belangstelling verdwijnen? Dat nooit.
5. Johan Museeuw (Varsenare, 13 oktober 1965)
Voor Tom Boonen was er Johan Museeuw. Een renner uit een ander wielertijdperk. Jaren waarin renners nog niet verplicht een helm droegen, met soms alle gruwelijke gevolgen van dien. Maar vaak leverde het gelukkig ook gewoon prachtige onvergetelijke beelden op. Wie herinnert zich niet hoe Museeuw op zondag 8 april 2000 met zijn blauw-gele leeuwenbandana over de finish van Parijs-Roubaix reed? Daarbij stak ‘De Leeuw van Vlaanderen’ demonstratief zijn gespierde linkerkuit boven de piste van de ‘Vélodrome André Pétrieux’.

Amper twee jaar voorheen brak de beste Belgische renner van de jaren 90 op weg naar diezelfde ‘vélodrome roubaisien’ nog zijn knieschijf. Even zag het er naar uit dat het beruchte 2,4 kilometer lange Bos van Wallers-Arenberg zelfs Museeuw zijn mismeesterde linkerbeen zou kosten. Twee jaar naar de dreigende amputatienachtmerrie wreekte de revalidatieheld zich op de ‘Hel van het Noorden’ door het Monument doodleuk te winnen. De vijfvoudige ‘Kristallen Fiets’-winnaar zou Parijs-Roubaix uiteindelijk drie keer winnen (in 1996, 2000 en in de legendarische slijkeditie van 2002).
Evenveel keer won de Mapei-renner de Ronde van Vlaanderen (in 1993, 1995 en 1998). Museeuws overwinningen in Vlaanderens Mooiste behoren tot de meeste memorabele passages in het spannend jongensboek van de Hoogmis der kassei- en heuvelklassiekers.

Maar de wereldkampioen wegrijden van 1996 reed ook in een tijdperk waar coureurs over de vloer kwamen bij malafide veeartsen en Lance Armstrong zeven opeenvolgende Tours won op een dieet van EPO, bloedtransfusies, testosteron en corticosteroïden. Hoe moet de wielerliefhebber oordelen over dit door doping besmette tijdperk? Want ook Museeuws palmares bleek niet onbesproken. Maar het Vlaamse publiek toonde zich opvallend mild voor de schaduwkant van haar wielerkampioen. Daarvoor had de ‘Leeuw van Vlaanderen’ zijn heimat tenslotte te veel moois gegeven.
Wie opgroeide tussen de zorgeloze jaren 90 en het aanzwellende dreigende begin van de 21ste-eeuw, herinnert zich ongetwijfeld nog hoe deze ondoorgrondelijke oermens van een sportman een even onuitwisbare socioculturele indruk naliet als ‘Friends’, ‘The Fresh Prince of Bel-Air’, het Olympisch goud van Fredje Deburghgraeve in Atlanta 1996, ‘Space Jam’, de ‘Joepie’, ‘Jommekeskrant’, en die laatste ontbrekende Speedy Gonzales in je Flippo’s-verzamelmap. Waarvoor dank.
4. Roger De Vlaeminck (Eeklo, 24 augustus 1947)
In de tijd van Roger De Vlaeminck was alles beter. De eerste om dat te beamen? Roger De Vlaeminck zelf. Of zoals ‘Monsieur Paris-Roubaix’ ooit in een interview met De Standaard liet optekenen: “Had ik aan mountainbiken gedaan, ik was ook wereld- en olympisch kampioen geworden. Ik kon alles, en zo waren er in mijn lichting wel een stuk of tien. Wij waren de beste generatie ooit, met Merckx, Godefroot, Van Springel, Moser. Noem nu eens een renner die alles kan?’’
Nou, nou. Van valse bescheidenheid had de Oost-Vlaamse wielrenner én veldrijder al als debuterende prof weinig last. Na Rik van Looys pensioen in 1970 lag de eeuwige Belgische roem tenslotte voor het grijpen in het door glam, soul, funk, disco en punk beheerste decennium. Maar er was natuurlijk ook nog altijd een vraatzuchtige fietsbeul uit Meensel-Kiezegem.
De gezonde rivaliteit tussen Roger De Vlaeminck en Eddy Merckx zorgde voor knetterende duels op de weg. ‘Le Gitan’ verklaarde later dat niet zijn vier Parijs-Roubaix-kasseitrofeeën (in 1972, 1974, 1975 en 1975 – een buitenaards record waarmee hij op eenzame hoogste stond tot Tom Boonen in 2012 eveneens vier keer eerste werd in de ‘Hel van het Noorden’), maar wel zijn eindwinst in de Ronde van Zwitserland. Want die ‘Vierde Grote Ronde’ won hij in 1975 met 55 seconden voorsprong van titelverdediger Eddy Merckx. Maar de bewondering bleef altijd immens groot. Wanneer De Vlaemincks zoontje later geboren wordt, krijgt hij de voornaam van zijn vaders voornaamste mededinger in de klassiekers.

De Italiaanse wegen van de Giro lagen ‘Tsjéte’ beduidend beter dan de Tour en Vuelta. De Oost-Vlaming verzamelde 22 etappezeges in de Ronde van Italië en strandde in 1975 met zijn vierde plaats op een zucht van het erepodium. Over Italiaanse wegen gesproken: De Vlaeminck zou de beklagenswaardige opsteller van dit lijstje beslist woest zwaaiend achter na zitten met een vergulde drietand als dit lijstje naliet zijn record van zes opeenvolgende Tirreno-Adriatico-eindoverwinningen te vermelden. Merckx won de meerdaagse ‘Koers van de Twee Zeeën’ daarentegen namelijk nooit.
In de Franse en Spaanse Ronde moest ‘Monsieur Paris-Roubaix’ echter genoegen nemen met elk één ritzege. In het modder en het slijk viel er gelukkig veel meer te rapen. Want wanneer het vroor dat het kraakte sprong Roger als een viriele afgetrainde ijsbeer op zijn crossfiets. Zo voegde het jongere broertje van de zevenvoudige wereldkampioen veldrijden Erik De Vlaeminck zelf een uiterst verdienstelijke 70 veldzeges bij zijn sowieso al indrukwekkende 259 wegzeges. Incl. zijn regenboogtrui op wereldkampioenschap veldrijden 1975 in het Zwitserse Melchnau.
3. Rik Van Steenbergen (Arendonk, 9 september 1924 – Antwerpen, 15 mei 2003)
In het interbellum geboren Vlamingen met de voornaam ‘Rik’ blonken zo uit in de wielersport dat, de roemrijke Belgische koersgeschiedenis een ‘Rik I’ en ‘Rik II’ onderscheidt. De heerschappij van ‘Rik I’ begon toen Rik Van Steenbergen zich in het oorlogsjaar 1943 voor het eerst tot Belgisch kampioen op de weg troonde. Zes jaar later werd hij wereldkampioen.

En het bleef niet bij die éne wereldtitel in het Deense Kopenhagen van 1949. Want ‘Grote Rik’ omgorde in datzelfde Kopenhagen in 1956 zijn tweede regenboogtrui. Eén jaar later reed Van Steenbergen zich in het West-Vlaamse Waregem in 1957 tot het hoog select kransje van drievoudige wereldkampioenen (verder exclusief bevolkt door Alfredo Binda, Eddy Merckx, Oscar Freire én Peter Sagan – die de klus als enige in drie opeenvolgende jaren klaarde).
Monumenten? Tweemaal het hoogste schavot in Vlaanderens Mooiste (1944 en 1946), evenveel zeges verdiend op de genadeloze moordende kasseistroken van Parijs-Roubaix (1948 en 1952) én één Milaan-San Remo (1954). Met zijn laatste Monument zorgde Van Steenbergen in de massasprint meteen voor de eerste Belgische winst in ‘La Classicissima’ sinds Jef Demuyseres zege van 1934. In het Eddy Merckx-tijdperk ging zo’n Belgische Milaan-San Remo-overwinning nét iets vlotter.
“Rik, had hij er zich op willen toeleggen, de Tour kunnen winnen”, sprak Tonin de Wijze ooit over zijn pupil. In het Frans dan, want de mythische Franse koersmagiër annex tweevoudige Tourwinnaar wist veel, maar kennis van het Nederlands zat daar vooralsnog niet bij. Hoe dan ook. Op een blauwe maandag in 1951 werd Van Steenbergen toch maar mooi tweede in de Ronde van Italië, na Fiorenzo Magni. Zijn Giro-deelnames waren goed voor 15 etappezeges. Met daarbij 4 Franse en 6 Spaanse dagwinsten geteld, leverden de Van Steenbergens Grote Ronden dus een fraaie 25 etappes op.
Laten we het baanwerk van deze goedlachse Antwerpenaar niet vergeten. Want daar verzamelde ‘Grote Rik’ tijdens zijn roemrijke carrière van wel 1 miljoen kilometers honderden zeges, kleerkasten vol Belgische en Europese truien. En alsof dat nog niet genoeg was telden zijn triomfen op de piste daarnaast wel veertig zesdaagsen. Je zou voor minder in 2004 een bronzen buste in je geboortedorp Arendonk krijgen.
2. Rik Van Looy (Grobbendonk, 20 december 1933)
In december 1933, de maand waarin de Verenigde Staten met het 21e amendement een officieel einde maken aan de Drooglegging, vond er elders in het verre Grobbendonk een ander heuglijke historische gebeurtenis plaats. Want daar in de Kempen, op een steenworp van de vallei van de Kleine Nete, ziet Rik Van Looy op 20 december het levenslicht.

19 jaar later kroont hij zich in 1952 tot kampioen van België bij de amateurs. Hij heeft dan al haast honderd overwinningen en boeketten bij elkaar gefietst in een rist beginnerskoersen. Wanneer hij in 1970 zijn Willem II-Gazelle-fiets aan de wilgen hangt, staat de teller op 493 eerste plaatsen, waarvan 379 overwinningen op de weg. Enkel Merckx doet beter met zijn record van 445 wegritzeges.
Wat won de tweede meest winnende wielerrenner allertijden wel niet? Als eerste alle zes klassiekers buiten categorie: Milaan-San Remo, Luik-Bastenaken-Luik, Parijs-Roubaix, de Ronde van Vlaanderen, Ronde van Lombardije én zelfs Parijs-Tours – die éne mistige mythische Franse eendagsklassieker die Merckx nooit won. Een unieke prijzenkast die geen enkel renner na Van Looy ooit nog zou evenaren.

De tweevoudige Grobbendonkse wereldkampioen (hij won zijn opeenvolgende regenboogtruien in 1960 en 1961) zorgde bovendien voor een unicum door in 1962 de ‘keienklassiekers-trilogie’ in één voorjaar te winnen. Pas een half eeuw later slaagde een herboren Tom Boonen erin om tijdens zijn magische 2012 als tweede renner in de wielergeschiedenis de helse hobbelige kinderkopjes van Gent-Wevelgem, de Ronde van Vlaanderen én Parijs-Roubaix in één voorjaar als eerste te bedwingen.
Was de ‘Keizer van Herentals’ die zomer niet tegen een brommer gesmakt in de 11de etappe op weg naar Pau, hij had allicht ook zijn Tourdebuut gewonnen. Niet dat zijn doortochten in de Grote Rondes kleurloos waren. Want de klassiekerspecialist graaide ook in meerdaagse wedstrijden een jaloersmakende buit bij elkaar. Blinken op zijn buitenlands palmares: het bergklassement in de Giro van 1960, de Franse groene trui in 1963 én het puntenklassement van de Vuelta in 1965. Van Looys Italiaanse, Franse en Spaanse doortochten waren samen goed voor een royale 39 etappezeges.
Je zou bijna vergeten dat ‘Rik II’ ook in zesdaagsen triomfeerden. Hij won er 12 op de piste. Waarvan 9 samen met de Amsterdamse Zesdaagsenkeizer Peter Post.
1. Eddy Merckx (Meensel-Kiezegem, 17 juni 1945)
Het belang van Eddy Merckx in de Glorieuze Belgische Wielergeschiedenis beknopt samenvatten, is zoals proberen met een stel harige Hobbits een toverring in een of ander duistere vuurberg te keilen. Want Merckx is niet alleen de beste Belgische wielrenner aller tijden. Hij is daarnaast ook gewoon nog eens de beste wielrenner die ooit op een koersfiets over de aardbol rolde.

Waar te beginnen? Bij zijn Monumenten? De Kannibaal won ze alle vijf. In de hele wereldwijde wielergeschiedenis slaagden maar drie stervelingen daarin. Dit waren uiteraard allen Belgen. Hun namen waren Rik Van Looy, Roger De Vlaeminck, en vanzelfsprekend ‘De Tamburlaine van de pedalen’. Van Looy won er 9. De Vlaeminck 11.
Dat zijn op zich al hoogst exorbitante verwezenlijkingen. Maar Merckx won wel 19 wielermonumenten! Daarin inbegrepen: 2x Ronde van Vlaanderen (1969, 1975), 2x Ronde van Lombardije (1971, 1972), 3x Parijs-Roubaix (1968, 1970, 1973), x5 Luik-Bastenaken-Luik (1969, 1971, 1972, 1973 en 1975) én, nu wordt het helemaal knotsgek, x7 Milaan-San Remo (1966, 1967, 1969, 1971, 1972, 1975, 1976).
Laat dat even bezinken. En bedenk dan dat deze weergaloze allrounder gedurende zijn explosieve onmenselijke carrière ook nog eens 11 Grand Tours won. Die waren goed voor één Vuelta-eindwinst (1973), vijf Giro’s (1968, 1970, 1972, 1973, 1974) en evenveel keer de gele trui op het eindpodium in Parijs (1969, 1970, 1971, 1972, 1974). Oh, en natuurlijk ook nog eens alles opgeteld samen 64 etappezeges (waarvan x6 Spaanse, x24 Italiaanse, én een imponerende x34 Franse).
Tel daarbij drie regenboogtruien (WK Heerlen 1967, Mendrisio 1971 en Montreal 1974) en je zou al voor minder drie keer tot wereldwijd sportman van het jaar (1969, 1971 en 1974) uitgeroepen worden?
Toch won deze onverzadigbare veelvraat, die ook nog eens 12 jaar zijn werelduurrecord van 49 kilometer en 431 meter op Olympische wielerbaan van Mexico City (op 25 oktober 1972) koesterde, niet alles. Eén priegelig belangrijk klassiekerbrokje ontbrak op zijn buitenaards palmares van 525 wegoverwinningen (waarvan 445 als beroepsrenner), 98 zeges op de piste en die keer dat hij op 17 januari 1970 compleet uit het niets in zijn regenboogtrui eens aan een Eeklose cross verscheen: Parijs-Tours.

Noël Vantyghem won die Franse oktoberklassieker wel, in 1972. De Ieperse Novy-Dubble Bubble-renner vatte zijn voornaamste overwinning samen met volgende legendarische woorden: “Samen met Eddy Merckx won ik alle klassiekers die er te winnen waren. Ik Parijs-Tours en hij al de rest.”