Het Romeinse recht vormt de basis van veel moderne rechtssystemen, maar bevatte ook wetten en regels die vanuit ons huidige perspectief bijzonder vreemd of zelfs bizar lijken. Deze 10 voorbeelden geven een inkijkje in de soms verrassende normen en waarden van het oude Rome.
1. De absolute macht van de Pater Familias
Volgens de Twaalftafelenwet (ca. 451-450 v.Chr.), de oudste Romeinse wetgeving, had de ‘Pater Familias’ (het mannelijke hoofd van de familie) absolute ‘patria potestas’ (vaderlijke macht) over zijn huishouden. Dit omvatte zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen en slaven.

Deze macht was levenslang en omvatte het recht op leven en dood (vitae necisque potestas) over zijn kinderen, het recht om hen in slavernij te verkopen en het recht om huwelijken te arrangeren of te ontbinden. Hoewel dit recht in de praktijk later werd beperkt, bleef het concept van de bijna absolute vaderlijke macht lang bestaan.
2. Vestaalse Maagden werden levend begraven als ze de fout in gingen

De Vestaalse Maagden waren priesteressen die de heilige vlam van Vesta, godin van haard en huis, brandend moesten houden. Ze legden een gelofte van kuisheid af voor 30 jaar. Het verbreken van deze gelofte werd gezien als een zeer ernstig vergrijp dat de veiligheid van Rome in gevaar bracht.
Omdat het vergieten van het bloed van een Vestaalse Maagd taboe was, was de straf voor het verbreken van de kuisheidsgelofte bijzonder gruwelijk: de priesteres werd levend begraven in een ondergrondse kamer met een klein beetje voedsel en water, waarna de toegang werd afgesloten.
3. Verbod op de kleur paars (voor de meesten)
Tyrisch purper, een kostbare kleurstof gewonnen uit zeeslakken, was in het Romeinse Rijk een exclusief statussymbool. In de latere keizertijd werd het dragen van volledig purperen kleding (zoals een toga) bij wet voorbehouden aan de keizer.
Senatoren mochten slechts een brede purperen streep (laticlavus) op hun toga dragen. Het overtreden van deze wet tegen overdadige luxe kon streng worden bestraft. Paars was letterlijk de kleur van de macht.
4. Strikte regels voor rouwperiodes
Er bestonden specifieke wetten die de duur van de rouwperiode regelden, vooral voor vrouwen. Weduwen mochten volgens de Twaalftafelenwet niet langer dan tien maanden rouwen om hun echtgenoot.
Het idee hierachter was waarschijnlijk praktisch: het voorkomen van langdurige verstoring van het sociale en economische leven en het mogelijk maken van een nieuw huwelijk. Voor mannen golden vaak minder strikte rouwvoorschriften.
5. Blikseminslag? Goddelijke ontheiliging!
Een plek of object dat door de bliksem was getroffen, werd beschouwd als religieus ontheiligd. Het was verboden om zo’n plek te betreden, te bebouwen of de resten van een door bliksem getroffen persoon op de normale manier te begraven.

De plek werd vaak gemarkeerd met een speciaal monumentje, een ‘bidental’, en gezien als direct aangeraakt door de goden (met name Jupiter). Het negeren van deze regel kon als heiligschennis worden beschouwd.
6. Geen begrafenis binnen de stadsmuren
De Twaalftafelenwet verbood expliciet het begraven of cremeren van doden binnen de ‘pomerium’, de heilige grens van de stad Rome. Begraafplaatsen moesten buiten de stadsmuren liggen.
Dit had waarschijnlijk zowel hygiënische als religieuze redenen. Alleen zeer uitzonderlijke figuren, zoals de Vestaalse Maagden of triomferende generaals onder bepaalde omstandigheden, kregen soms toestemming voor een begrafenis binnen de stad.
7. Wetten tegen magie en toverspreuken
Hoewel magie en bijgeloof wijdverbreid waren, bestonden er wetten tegen schadelijke tovenarij (‘maleficium’). De Twaalftafelenwet bevatte al bepalingen tegen het ‘vervloeken’ van andermans oogst (het uitspreken van spreuken om de oogst te laten mislukken).
Later werden wetten tegen waarzeggers, astrologen en magiërs die als staatsgevaarlijk werden beschouwd, strenger. Beschuldigingen van tovenarij konden leiden tot verbanning of zelfs de doodstraf.
8. De ‘Lex Oppia’: Beperkingen voor vrouwen
Tijdens de Tweede Punische Oorlog (215 v.Chr.), een periode van zware crisis, werd de ‘Lex Oppia’ ingevoerd. Deze wet beperkte de luxe die vrouwen mochten bezitten en tentoonspreiden. Het was hen verboden meer dan een half ons goud te bezitten, veelkleurige kleding (vooral paars) te dragen of zich in Rome per rijtuig te verplaatsen.
Het doel was om middelen te sparen voor de oorlog en de publieke moraal hoog te houden. Interessant is dat de wet na de oorlog, ondanks fel protest van de vrouwen zelf (onder leiding van consul Cato de Oudere), weer werd ingetrokken.
9. Poena cullei – Een brute straf voor Parricide
Parricide, de moord op een ouder of andere naaste bloedverwant, werd beschouwd als een van de ergste misdaden. De traditionele straf (poena cullei) was bijzonder bizar en gruwelijk.
De veroordeelde werd gegeseld, vervolgens in een leren zak genaaid samen met een hond, een haan, een aap en een slang, waarna de zak in de rivier (of zee) werd gegooid. Het idee was dat de moordenaar, die de natuurlijke orde had verstoord, samen met onreine dieren aan het water werd prijsgegeven.
10. Verbod op nachtelijke bijeenkomsten
De Twaalftafelenwet bevatte ook een verbod op nachtelijke bijeenkomsten of vergaderingen (‘coetus nocturni’) binnen de stad. Dit was waarschijnlijk bedoeld om samenzweringen, opstanden en openbare ordeverstoringen te voorkomen.
Hoewel gericht op politieke stabiliteit, kon deze wet ook worden gebruikt om bepaalde religieuze groepen of sociale clubs die ‘s nachts samenkwamen, te onderdrukken.
Deze wetten tonen aan dat het Romeinse rechtssysteem, hoewel invloedrijk, diep geworteld was in de specifieke sociale, religieuze en politieke context van zijn tijd. Ze reflecteren opvattingen over familie, religie, status en openbare orde die sterk verschillen van de onze. Juist deze ‘bizarre’ wetten bieden een fascinerend venster op het dagelijks leven en de mentaliteit in het oude Rome.