Prentenboeken, wie is er niet groot mee geworden. Als je geluk hebt, staan de oorspronkelijke uitvoeringen nog in een boekenkast in je ouderlijk huis. In welke vorm dan ook, gelukkig zijn de meeste verhalen bewaard gebleven. Verder komen er elk jaar leuke verhalen bij. Wij wensen je veel leesplezier.
10. ‘Krrrr…okodil!’
Laten we beginnen met het slechte nieuws; hoewel de meeste kleuterboeken goed aflopen, geeft auteur Catherine Rayner de voorkeur aan een meer ‘realistisch’ slot. Wel komt dit in de laatste, grote illustratie goed tot uiting. In ‘Krrrr…okodil!’ vallen de illustraties sowieso enorm op. Ze brengen lekker veel vaart in het verhaal.
Op de oevers van de rivier is het bijna altijd erg rustig. Tot krokodil verschijnt… Hij doet niets liever dan de kikkers, ooievaars en libellen laten schrikken. Zo verjaagt hij alle dieren en insecten. Als hij het nijlpaard wil plagen, komt hij van een koude kermis thuis. Krokodil schrikt enorm en druipt af. Niemand wil meer met hem spelen. Zou Krokodil zijn lesje geleerd hebben?
9. ‘En hoe komt toch een olifant aan al die kilo’s grijs?’
Kinderen vanaf 4 jaar pakken graag dit boek, geschreven door Erik van Os en Elle van Lieshout, op. Misschien wel omdat ‘En hoe komt toch een olifant aan al die kilo’s grijs?’ heel geschikt is om interactief voor te lezen. Voorlezer en toehoorders raken zo heel betrokken bij het verhaal.
De hoofdrol is voor Polle. Samen met zijn opa bezoekt hij graag de dierentuin. Als hij al die bijzondere dieren ziet, vraagt hij zich van alles af. Hoe komt een pauw aan die mooie ogen op zijn veren? Eet de ijsbeer alleen ijs? Waarom draagt de kangoeroe een rugzak op haar buik? De kleurrijke illustraties zorgen ervoor dat elke toehoorder zijn eigen antwoord zal roepen. Dit leuke prentenboek staat garant voor uren kijkplezier, waarbij ieders fantasie wordt geprikkeld.
8. ‘Wie?’
Prentenboeken en dieren lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. In ‘Wie?’ kent ook de Vlaamse auteur Guido van Genechten een hoofdrol aan dieren toe. Leuk aan dit boek zijn de vele flappen. Zo lijken heel verschillende dieren soms best een beetje op elkaar. Gedurende dit boek ontdekken kinderen steeds meer over dieren. ‘Wie?’ is heel geschikt voor kinderen van anderhalf jaar oud.
Weet jij de overeenkomst tussen een olifant en een slang? Ook een varken en een vlinder hebben iets met elkaar gemeen. Verder komen de pinguïn en de eend aan bod. De verschillen én overeenkomsten tussen de dieren worden niet alleen getekend, maar ook beschreven. Juist deze herhaling maakt dit boek een krachtig concept.
7. ‘Waar is mijn sok?’
Kijken en zoeken, dat doen kinderen als zij ‘Waar is mijn sok?’ opengeslagen hebben. Auteur Marijke ten Cate maakt kinderen zo wegwijs in de wondere wereld van kledingstukken en kleuren. Ontdek ook de vele verborgen grapjes!
Een jongetje wil zich aankleden. Dat begint bij zijn onderbroek en sokken. Om precies te zijn, een gestreepte onderbroek en gele sokken. De zoektocht gaat verder; ook een lichtblauw hemd, blauwe spijkerbroek en warme rode trui staan op zijn verlanglijstje. Op de illustraties zie je niet alleen het jongetje, maar ook dieren, kinderen en kleren in allerlei situaties. Dat vergemakkelijkt het zoeken natuurlijk niet!
6. ‘Max en de Maximonsters’
Dit boek mag zich met recht de klassieker onder de prentenboeken noemen. Niet in de laatste plaats vanwege de fraaie vormgeving. ‘Max en de Maximonsters’, geschreven door Maurice Sendak, laat zien hoe fantasievol een kind zijn negatieve emoties de baas wordt.
Max wordt zonder eten naar bed gestuurd. Deze straf legt zijn moeder hem op na een dag vol kattenkwaad. Die nacht gebeurt er iets opmerkelijks; er groeit een bos in zijn kamer. Via de zee komt Max op het eiland van de Maximonsters terecht. Bang is hij niet, Max temt de monsters door hen diep in de gele ogen te kijken. De Maximonsters kronen hem tot koning. Maar tijdens het bijbehorende feest voelt Max zich toch wat eenzaam…
5. ‘Het verhaal van Pieter konijn’
Over klassiekers gesproken, dit verhaal is in 1893 geschreven als brief bestemd voor het zoontje van Beatrix Potter’s vroegere gouvernante. In 1902 verscheen het voor het eerst als boekje. Het verhaal is van alle tijden; wie zijn gatje brandt, moet op de blaren zitten.
Hoewel zijn moeder hem nog zo heeft gewaarschuwd, snoept Pieter konijn toch van de groenten uit de moestuin van meneer Verhoef. Dit gedrag blijft niet ongestraft! Meneer Verhoef ziet in Pieter het hoofdingrediënt voor een pasteipot en zet de jacht op het konijn in. Dan breekt een zenuwslopende achtervolging aan. We verklappen je vast dat het goed afloopt.
4. ‘Balotje bij de dokter’
Avonturen beleven is Balotje niet vreemd. Eerder schreef Yvonne Jagtenberg al over Balotje en de baby, met een paard en in de dierentuin. In ‘Balotje bij de dokter’ kiest de auteur voor het thema doktersbezoek. Als jouw vierjarige nog niet bij de dokter is geweest, dan is dit boek een prima inleiding.
Het stoere, roodharige meisje Balotje is op bezoek bij haar tante. Van haar mag ze een cadeautje uitzoeken. Zonder twijfel kiest Balotje voor een dokterssetje. In haar zusje ziet ze een ideaal slachtoffer. Ze leeft zich volop uit met pleisters en verband! Dan struikelt Balotje en moet naar de dokter. Zou hij net zo handig zijn met verband?
3. ‘Maak je niet dik!’
Met dit leuke prentenboek stelt David Melling zijn trouwe schare fans niet teleur. De vormgeving heeft hier zeker ook een steentje aan bijgedragen. Dit bijna vierkante boek beslaat veel illustraties, waarbij de muts in alle denkbare vormen terugkomt.
Het verhaal gaat over Dorus. Op een dag krijgt hij van zijn vader een fraaie, wollen muts. Zoals ieder kind, dat blij is met iets nieuws, wil Dorus de muts meteen aan zijn vrienden laten zien. Dat doet hij door een sierlijke radslag te maken. Dan gaat het mis! De muts verandert in een lange sliert spaghetti. Hoewel Dorus er enorm tegenop ziet om dit thuis te moeten vertellen, bedenkt zijn vader een oplossing.
2. ‘Rupsje Nooitgenoeg’
Eric Carle leverde met ‘Rupsje Nooitgenoeg’ een bijzonder geliefd boekwerk af. Wie kent niet de versie, waarbij de rups letterlijk door het karton kruipt? Hoewel het in eerste instantie als fantasieboek is bedoeld, bevat het ook tal van educatieve elementen. ‘Rupsje nooitgenoeg’ wordt verslonden door kinderen in de leeftijd van drie tot zes jaar.
Je kunt Rupsje Nooitgenoeg gerust een veelvraat noemen. Hij eet maar door! Dan hebben we het niet over typisch rupsenvoer, maar ook over taart, chocolade, fruit, snoep en zelfs worst. Op een dag krijgt hij verschrikkelijke buikpijn. Hij trekt zich terug in een zelfgebouwd huisje en verschijnt een paar dagen later als een prachtige vlinder.
1. ‘Visje een, visje twee, visje visje in de zee’
Anno 2013 is de titel van dit wereldberoemde boek van Dr. Seuss veranderd in: ‘Een vis, twee vissen, heel veel zeevissen’. In deze vertaling is het oorspronkelijke ritme van de tekst behouden, maar in een nieuw jasje gestoken. Zo blijft het een superleuk voorlees- of zelfleesboek op rijm.
Om een tipje van de sluier op te lichten:
‘Goeiemorgen,
ik ben Fred.
Kijk, ik pas niet
in mijn bed
Met mijn oren
op het kussen
passen mijn voeten
er niet tussen
En met mijn voeten
onder het dek
is mijn kop te lang.
Is dat niet gek?’
De prachtige en humoristische tekeningen maken iedereen simpelweg vrolijk. Tussen deze illustraties en rijmregels door brengt Dr. Seuss ook nog een boodschap over; streef naar gelijkheid en leef in vrijheid.