Sinds 1901 wordt de Nobelprijs uitgereikt aan wetenschappers die uitzonderlijk onderzoek hebben verricht. De jaarlijkse prijs werd ingesteld door de schatrijke Zweedse industrieel Alfred Nobel, die zijn hele vermogen schonk aan de Nobelstichting. Met dit vermogen worden de geldprijzen voor de winnaars betaald.
Nobelprijzen worden uitgereikt in vier wetenschappelijke categorieën, evenals voor vrede en literatuur. Opmerkelijk genoeg is de Nobelprijs voor Literatuur nog nooit door een Nederlander gewonnen. De Nobelprijs voor de Economie is een officieuze prijs die ter nagedachtenis van Nobel wordt uitgereikt. Maar welke tien Nobelprijzen, gewonnen door Nederlanders, zijn het belangrijkst?
10. Jan Tinbergen (Economie, 1969)
Jan Tinbergen was een van de grondleggers van de econometrie, een vakgebied waarin wiskunde en statistiek worden ingezet om economische modellen op te stellen. Hoewel hij oorspronkelijk natuurkundige was en colleges volgde van Nobelprijswinnaars zoals Kamerlingh Onnes en Lorentz, liet het cijfermatig bestuderen van de economie hem niet los. Tinbergen werd uiteindelijk docent statistiek.
Maar Tinbergen was niet alleen bezig met cijfers. Hij was ook zeer geïnteresseerd in de problemen van de Derde Wereld en werkte lange tijd als adviseur ontwikkelingsplanning voor de Verenigde Naties. Samen met de Noor Ragnar Frisch kreeg hij de eerste Nobelprijs voor de Economie voor zijn pionierswerk in de econometrie.
9. Tobias Asser (Vrede, 1911)
Tobias Asser was een Amsterdamse jurist en hoogleraar. Samen met de Oostenrijkse pacifist Alfred Fried won hij in 1911 de Nobelprijs voor de Vrede. De prijs werd toegekend vanwege hun rol in de oprichting van het Permanent Hof van Arbitrage tijdens de Internationale Vredesconferentie van Den Haag in 1899.
Met het hof werd het eenvoudiger om internationale geschillen op vreedzame wijze op te lossen. Uiteindelijk zou het instituut zich in 1913 vestigen in het Vredespaleis van Den Haag.
8. Niko Tinbergen (Fysiologie of Geneeskunde, 1973)
Niko Tinbergen, de broer van Jan Tinbergen, werd bekend als etholoog, een jonge tak van de biologie die zich richt op het bestuderen van het gedrag van dieren. In 1973 kreeg hij samen met de Oostenrijkse onderzoekers Konrad Lorenz en Karl von Frisch de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde vanwege hun pioniersrol in de ethologie.
Tinbergen kreeg de prijs specifiek voor zijn onderzoek naar de zogenaamde danstaal van bijen en de manier waarop jonge vogels zich binden aan hun moeders.
7. Frits Zernike (Natuurkunde, 1953)
Frits Zernike was een veelzijdige natuurwetenschapper die zich bezighield met chemie, natuurkunde, sterrenkunde en wiskunde. Als kind bouwde hij al graag zelf camera’s en telescopen. Hij ontdekte het fasecontrast, maar aanvankelijk werd dit als onbelangrijk beschouwd.
Uiteindelijk slaagde Zernike erin een fasecontrastmicroscoop te laten bouwen waarmee bijna doorzichtige objecten zichtbaar worden zonder het gebruik van kleuring. Deze microscoop was van groot belang voor de geneeskunde en biologie, omdat men hiermee in levende cellen kon kijken. In 1953 kreeg hij de Nobelprijs voor Natuurkunde voor de ontdekking van het fasecontrast en de ontwikkeling van de fasecontrastmicroscoop.
6. Johannes Diderik van der Waals (Natuurkunde, 1910)
Johannes Diderik van der Waals was een wetenschapper die als laatbloeier begon. Hij startte zijn carrière als onderwijzer op een basisschool. Na omwegen ging hij toch studeren en promoveerde op 35-jarige leeftijd met een proefschrift waarin hij een toestandsvergelijking van gassen en vloeistoffen presenteerde, bekend als de Vergelijking van Van der Waals.
Deze ontdekking trok internationaal de aandacht. Van der Waals bleef gefascineerd door de thermodynamica en formuleerde nog enkele belangrijke wetten. In 1910 werd hij de derde Nederlander in tien jaar die een Nobelprijs ontving.
5. Christiaan Eijkman (Fysiologie of Geneeskunde, 1929)
Christiaan Eijkman was een arts die een tijdlang in Nederlands-Indië werkte totdat hij malaria kreeg. Tijdens zijn carrière bleef hij gefascineerd door tropische ziektes. Bij zijn terugkeer naar Nederlands-Indië deed hij onderzoek naar beriberi, een ziekte die toen in opkomst was.
In tegenstelling tot andere ziektes kon Eijkman geen bacterie vinden die verantwoordelijk was voor beriberi. Na een serie experimenten met kippen, die geen beriberi kregen wanneer bepaalde ingrediënten aan hun witte rijst werden toegevoegd, werd duidelijk dat een tekort aan vitamine B1 de ziekte veroorzaakte. Hoewel Eijkman lange tijd niet helemaal overtuigd was van deze verklaring, leidde zijn experimenten tot de ontdekking van vitamines. In 1929 kreeg hij de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde voor zijn rol in deze ontdekking.
4. Paul Crutzen (Scheikunde, 1995)
De Amsterdammer Paul Crutzen werkte en leefde lange tijd in Zweden, waar hij ook promoveerde als meteoroloog. In 1980 werd hij hoofd van het departement atmosferische chemie aan het gerenommeerde Max Planck Instituut. De door Crutzen geformuleerde theorie over de samenstelling van de ozonlaag werd door Mario Molina en Frank Sherwood Rowland bevestigd.
Het gat in de ozonlaag boven Antarctica leidde in de jaren tachtig tot een verbod op CFK’s, die vooral als drijfgassen in spuitbussen werden gebruikt. In 1995 kregen de drie onderzoekers gezamenlijk de Nobelprijs voor de Scheikunde.
3. Jacobus van ‘t Hoff (Scheikunde, 1901)
De Rotterdammer Jacobus van ‘t Hoff zou de eerste Nederlandse Nobelprijswinnaar worden. Van ‘t Hoff had een brede interesse, maar uiteindelijk werd hij chemicus. Hij zag als eerste in dat moleculen niet plat, maar driedimensionaal zijn, en dat dit van invloed is op hun werking.
Dit inzicht leidde tot het begin van de stereochemie, waarbij de ruimtelijke opbouw van chemische verbindingen wordt geanalyseerd. Van ‘t Hoff kreeg de Nobelprijs voor zijn baanbrekend onderzoek naar de wetten van chemische evenwichten en osmotische waarde in oplossingen. Deze ontdekking heeft veel betekend voor de chemie, omdat hiermee het gewicht van een enkel molecuul kon worden bepaald.
2. Hendrik Lorentz en Pieter Zeeman (Natuurkunde, 1902)
Nederland was rond het begin van de twintigste eeuw toonaangevend op het gebied van de natuurkunde. Hendrik Lorentz was verbonden aan de universiteit van Leiden, waar hij tot hoogleraar in de theoretische natuurkunde was benoemd. Lorentz was een veelzijdig man met internationaal aanzien, die zich naast zijn wetenschappelijke werk inzette voor beter onderwijs.
Hij werkte ook mee aan de plannen voor de Afsluitdijk (de Lorentzsluizen zijn naar hem vernoemd). Lorentz deed belangrijk voorwerk voor de relativiteitstheorie van Einstein. In 1902 won hij samen met Pieter Zeeman de Nobelprijs voor Natuurkunde voor onderzoek naar de invloed van magnetisme op de kleuren van vlammen. Dit fenomeen staat bekend als het Zeemaneffect.
1. Heike Kamerlingh Onnes (Natuurkunde, 1913)
Heike Kamerlingh Onnes was een van de belangrijkste natuurkundigen van zijn tijd. Hij was een wetenschapper die van experimenten hield en vaak in het laboratorium te vinden was. Als hoogleraar aan de universiteit van Leiden liet hij een laboratorium bouwen waarmee extreem lage temperaturen konden worden bereikt.
Met dit laboratorium ging Kamerlingh Onnes de concurrentie aan met verschillende onderzoeksinstituten die het vloeibaar maken van gassen bestudeerden. Het lukte hem om de koudste plek op aarde te creëren, namelijk minder dan een graad boven het absolute nulpunt van 0 Kelvin (oftewel -273,15 ˚C).
Bij een temperatuur van -269 °C slaagde Kamerlingh Onnes erin om voor het eerst het gas helium vloeibaar te maken. Ook ontdekte hij de supergeleiding van bepaalde metalen. Wanneer je bijvoorbeeld lood heel koud maakt, verdwijnt de elektrische weerstand van het materiaal. Voor al zijn experimenten op het gebied van extreem lage temperaturen kreeg Kamerlingh Onnes in 1913 de Nobelprijs voor Natuurkunde.
3 reacties
Eh hallo wanner is dit lijsje gemaakt??
Gisteren
Waar is Ben Feringa?