Oude mythen en volksverhalen bevatten vaak grimmige voorstellingen van het hiernamaals of de onderwereld, bedoeld om te waarschuwen of ontzag in te boezemen. Deze 10 verhalen en figuren uit verschillende culturen waren bijzonder effectief in het bang maken van kinderen (en volwassenen).
1. Hades en de Griekse onderwereld

Stel je een plek voor waar het nooit dag wordt. Waar stemmen fluisteren zonder mond, waar je schaduw geen lichaam meer heeft. De Griekse onderwereld, geregeerd door Hades, was geen vurige hel – maar een sombere, koude leegte. En juist dat maakte het huiveringwekkend.
Aan de poorten blafte Cerberus, de driekoppige hellehond die geen dode liet ontsnappen. De veerman Charon eiste een munt om je over de Styx te brengen – had je niets? Dan dwaalde je voor eeuwig aan de oevers. En diep onder de grijze vlakten lag Tartarus: de strafkelder van de ziel, waar Sisyphus zijn steen torste en Tantalus eeuwig dorst had.

De Griekse dood was geen vuur, geen marteling – het was leegte. Eeuwig, koud en onontkoombaar. En dat maakte het des te enger.
2. Helheim en de Noorse godin Hel
De Vikingen zongen van Valhalla – van strijd, roem en een hiernamaals vol gevechten en feest. Maar niet iedereen mocht daarheen. Wie stierf zonder zwaard in de hand, ging naar een andere plek: Helheim. En daar wachtte geen feestmaal.
Hel, dochter van Loki, regeerde over dit kille rijk. Aan één kant van haar gezicht was ze een jonge vrouw. Aan de andere kant – een rottend lijk. Helheim was koud, omringd door mist en begrensd door de rivier Gjöll, bewaakt door de helse hond Garmr. Er was geen strijd. Geen vuur. Alleen stilte. En kou.
Kinderen leerden al jong: vecht dapper, sterf eervol – of eindig in de vergetelheid onder Hel’s blik. Voor wie niet geloofde, volstond een verhaal over haar gezicht. Eén blik. En je droomde er weken niet van bij te komen.
3. De Egyptische Duat en Ammit
De Egyptische dood was geen einde, maar een test. Je ziel maakte een reis door de Duat, een rijk vol poorten, demonen en goddelijke rechtbanken. De prijs? Eeuwig leven. De inzet? Je hart.
Aan het einde van de reis lag de Weegschaal van Ma’at. Je hart – het huis van je daden – werd gewogen tegen de veer van Waarheid. Was het licht? Dan mocht je door. Was het zwaar van zonden? Dan kwam Ammit.
Ammit – met de kop van een krokodil, het lijf van een leeuw, de heupen van een nijlpaard – verslond je hart in één hap. Geen hel, geen hemel. Geen bestaan meer. Je werd gewist.
Voor Egyptische kinderen was dat genoeg reden om gehoorzaam te zijn. Want als zelfs je ziel kon sterven, wat bleef er dan nog over?
4. Het Japanse Yomi-no-kuni
De Japanse onderwereld, Yomi, is niet vurig, noch ijzig. Ze is… stil. Dof. Rot. In de Shinto-traditie is Yomi een land van duisternis, bevolkt door rottende zielen en demonische Oni. Een plek waar de geur van ontbinding eeuwig hangt.
Het verhaal van de god Izanagi die zijn gestorven vrouw Izanami terug wil halen, is een van de oudste en gruwelijkste uit de Japanse mythologie. Hij daalt af, vindt haar – maar ze is veranderd. Haar lichaam krioelt van de maden. Ze is niet langer goddelijk, maar vergaan. Als hij schrikt en vlucht, jaagt ze hem woedend achterna, samen met demonenvrouwen en geestengebroed.
Yomi is de plek waar schoonheid vergaat. Waar liefde niets meer kan redden. Waar zelfs goden vluchten met hun ogen gesloten – om niet te hoeven zien wat de dood werkelijk is.
5. De Azteekse Mictlan
De Azteekse dood begon niet met rust, maar met strijd. Niet in de levendenwereld, maar erná. Want wie niet viel door vuur, donder of water, moest naar Mictlan – de onderwereld, geregeerd door het skelettenkoppel Mictlantecuhtli en Mictecacihuatl.
Maar Mictlan was geen poort – het was een beproeving. Negen niveaus, vier jaar. Elke stap vol gevaren: bergen die op elkaar inbeukten, ijzige stormen vol obsidiaanmessen, bloedrivieren vol schorpioenen. En je was alleen. Geen gids. Geen medereiziger. Alleen je ziel en je angst.
Wie Mictlan bereikte, had meer doorstaan dan het leven. Maar velen kwamen nooit aan. En kinderen? Die luisterden naar de verhalen en staarden ‘s nachts naar de bergen – bang dat ze ooit zouden bewegen.
6. De Ierse Tech Duinn
Tech Duinn, het Huis van Donn, lag op een eiland ver ten westen van Ierland, waar de zielen zich verzamelden voor hun tocht naar het onbekende. Donn, heer van de doden, was hun gastheer – en hun laatste gezicht.
Men zei dat schipbreukelingen zijn stem hoorden in de golven. Dat zielen door mist en storm naar het eiland werden getrokken. Dat de zee hen opvrat en hun lichamen nooit teruggaf. Geen vuur, geen straf – alleen de lange stilte van water dat je naam fluistert.
Tech Duinn was geen plek om bang voor te zijn – tot de mist optrok. Tot je de rotsen zag. En je begreep dat niemand daar ooit van terugkeerde.
7. De Slavische Nawia (of Vyraj)
In de Slavische wereld was de dood een doorreis – maar niet altijd een veilige. Nawia, ook wel Vyraj, was het rijk van de doden, beheerd door de mysterieuze god Veles: hoeder van magie, vee… en graven. Maar dit was geen hel – het was een schimmige grenswereld.
Vooral wie jong stierf, of ongedoopt, of op onnatuurlijke wijze, kon blijven hangen. Niet als rustende ziel – maar als iets anders. Spook. Demon. Licho – een eenogige verschrikking die ongeluk bracht aan wie hem ontmoette. In bossen en moerassen, fluisterde men, zwierven ze. Zielen die de oversteek misten. Die terugkeerden.
Kinderen leerden: wees voorzichtig waar je speelt. In het bos. Aan het water. Want niet alle doden rustten – en niet alle verhalen waren verzonnen.
8. De mesopotamische Irkalla
Diep onder het stof van Mesopotamië lag Irkalla, het domein van de dood in Sumerische en Babylonische mythen. Geen hel, geen hemel – maar iets veel beklemmenders: een grauwe leegte waar zielen schaduw werden en stof hun brood.
Er was geen straf. Geen beloning. Alleen klei om te eten, en water dat nooit kwam. In dit rijk heerste Ereshkigal, zuster van de hemelgodin Inanna – koud, onwrikbaar, met een gelaat als leem. Wie Irkalla betrad, gaf alles af: rijkdom, macht, zelfs identiteit.
De afdaling van Inanna is een van de oudste mythen die we kennen. Poort na poort geeft ze haar sieraden, haar troon, haar kleding af – tot ze naakt en machteloos voor Ereshkigal staat. Zelfs een godin moet zich onderwerpen aan de dood.
Irkalla straft niet. Ze vergeet. En dat, zo vreesden de mensen, was erger dan pijn.
9. Het Chinese Diyu
In de Chinese mythologie – doordrenkt met boeddhistische invloeden – wachtte na de dood geen onmiddellijke rust, maar Diyu: een ondergronds doolhof van rechtbanken, kamers en kwellingen.
Hier regeerde Yama, koning van de dood, met zijn boek van zonden. Elke ziel werd beoordeeld – en vervolgens gemarteld naar rato. Gebroken ledematen, tongen uitgerukt, gekookt in olie, doorgesneden door messenwinden. Elke zonde had zijn eigen kamer. Elke straf zijn eigen smaak.
Diyu was niet eeuwig, maar dat maakte het niet minder angstaanjagend. Want je wist: hoe slechter je had geleefd, hoe langer je bleef. En de weg naar reïncarnatie? Die liep langs messen, vuur en boetedoening. Het rechtssysteem van de dood – keihard, onvermijdelijk, en bloedrood van kleur.
10. Christelijke Hel
Geen onderwereld is zo diep verankerd in het collectieve bewustzijn als de christelijke Hel. In het Nieuwe Testament nog vaag, maar in de middeleeuwen uitgewerkt tot in detail – met vlammen, demonen, martelwerktuigen en de duivel zelf.
Dante schilderde het als een trap afwaarts, met cirkels van straf: overspeligen meegesleurd door stormen, verraders ingevroren in ijzige stilte. Middeleeuwse predikers beschreven kinderen die aan hun darmen opgehangen werden. Schilderijen toonden duivels die zielen in ovens stopten, met vlammen die geen vlees verteerden maar enkel pijn gaven.
Hel was eeuwig. Een straf zonder genade. En voor generaties was het dé reden om je netjes te gedragen. Want één zonde kon genoeg zijn voor een eeuw aan vuur.
Of het nu ging om vlammen of leegte, honger of vergetelheid – al deze onderwerelden dienden een doel: controle, betekenis, troost. Maar onder dat alles lag iets diepers: angst voor het onbekende. Angst die werd getemd door verhalen, ingekaderd door rituelen en doorgegeven van ouder op kind.
Voor kinderen waren dit geen filosofieën. Het waren beelden. Cerberus. Izanami. Ammit. Yama. Ze leefden in tekeningen, in de schaduwen achter hun bed, in het vuur van de preek.
Want wat is angst, als je weet wat er komt? En wat is de dood… zonder een verhaal?