“Punks Not Dead!” brulde The Exploited in 1981. Nauwelijks vier jaar nadat de Sex Pistols een spoor van ‘Anarchy in the UK’ hadden gezaaid, moest een stel boze Schotten het muziekgenre alweer reanimeren met harde Britse Street Punk. Het zou beslist niet het laatst zijn dat een nieuwe generatie punkers het genre uit de vergetelheid haalde. Want punk is de kakkerlak van de muziekgeschiedenis. Het is een beetje smerig en overleeft moeiteloos elke atoombom.
Punk wordt steeds weer dood verklaard, om dan weer in een nieuwe vorm terug te komen. Begin jaren 90 beleefden bands als Bad Religion en Social Distortion plots hun grootste successen. Het uit Operation Ivy ontpopte Rancid skankte zich een weg over megapodia. Skaters rolden de ramp af met de gitaren van NOFX, Pennywise, Millencolin en Lagwagon in hun discman, terwijl poppunkbands als The Offspring, Green Day en Blink 182 miljoenen platen verkochten aan tienjarige schoolkinderen. En wie veert niet overeind als hij het banjo-introotje van ‘I’m Shipping Up to Boston’ hoort? Dichter bij huis spelen de herenigde Heideroosjes sinds 2019 weer zweterige concertzaaltjes kapot.
Voor wie dat allemaal te mak vindt, zijn er genoeg kraakpanden waar ongewassen crust- en anarcho-punkbandjes doldrieste moshpits mennen. Want ook ondergronds blijft punk na vijf decennia vol heerlijke teringherrie verbazend vitaal. Maar hoe begon het allemaal? Welke gezaghebbende oer-punkbands gooiden destijds de knuppel in het hoenderhok? Dat ontdek je in deze Top 10 Beste Punk Bands uit de jaren 70.
10. The Damned

Je hebt zo van die belangrijke data in de wereldgeschiedenis die iedereen wel uit zijn hoofd kent. 11 november 1918, de Geallieerden en het Duitse Rijk zetten in een treinwagon hun krabbel onder de Wapenstilstand. 24 oktober 1929, de aandelenkoersen op Wall Street suizen de dieperik in. 21 juli 1969, Neil Armstrong ploft zijn zweterige voeten op het maanoppervlak. 9 november 1989, de Berlijnse Muur kukelt tegen de grond. En 22 oktober 1976 ten slotte: het eerste Britse punksingletje ligt in de rekken.
Dat 45-toerenplaatje was uiteraard ‘New Rose’ van The Damned. Wél vijf weken voor de Sex Pistols op 26 november 1976 hun ‘Anarchy in the U.K.’ bij de platenboer dumpten! De Britse punk kon zich geen beter officieel startschot wensen. Achter de drums ranselt Rat Scabies bezeten de trommelvellen. Brian James ramt een meer dan vuil stel power chords uit zijn Gibson SG Standard. Daaronder gruist de rammelende basgitaar van de op geen enkel vlak sporende Captain Sensible (zijn artiestennaam was een schoolvoorbeeld van ironie). En dan klinkt plots Dave Vanians onaardse grafstem: “I got a feeling inside of me / It’s kind of strange like a stormy sea!”
Enkele maanden schreef The Damned alweer een belangrijke mijlpaal op zijn conto. Op 18 februari 1977 klauwde ‘Damned Damned Damned’ als eerste punkplaat naar de door duffe dinosaurusrock, disco en ingewikkelde progtoestanden gedomineerde Britse Album Charts. Een debuutalbum met zoveel energie dat je er vandaag nog steeds een middelgroot Europees land mee kan verlichten. Single ‘Neat Neat Neat’ opende de vitale LP. Om nauwelijks een half uur later alweer te eindigen met ‘I Feel Alright’, een herwerking van het nummer ‘1970’ van de tweede The Stooges’ plaat ‘Fun House’. Een zoveelste bewijs van de onmeetbare invloed die Iggy Pop en zijn handlangers wel niet op het punkgenre hadden.
Op zijn beurt inspireerde The Damned anders ook wel aardig wat muzikale nakomelingen. De groep bleef niet nodeloos lang in het punkmilieu bengelen. Tegen ‘Machine Gun Etiquette’ (1979) sloop er alweer psychedelica in The Damneds oeuvre, terwijl de Britse band tegelijkertijd in hun nieuwe harde tracks al een tipje van de hardcore-sluier lichtte die over de Atlantische Oceaan door bands als Black Flag en Bad Brains werd voorbereid.
Op ‘Phantasmagoria’ (1985) zochten Dave Vanian dan weer de verweerde grafzerken en verlaten Transsylvanische kastelen van de gothic rock op. Maar al lang voor het hitje ‘Eloise’, had de frontman met zijn onnavolgbare bariton en Graaf Dracula-looks de eerste muziekvleermuizen zijn duistere stijladvies doorgegeven.
9. The Stooges

Wat was er voor de oerknal? Joost mag het weten. Maar wetenschappers weten wel donders goed wat er voor punk was: PROTOPUNK. Denk aan bands als MC5 (‘Kick out the Jams (Motherfuckers!)’) , de grasmaaierriffs van Johnny Thunders in de New York Dolls en bovenal … Iggy and the Stooges!
1967, Ann Arbor in de Amerikaanse staat Michigan. Daar, op een boogscheut van de naar motorolie meurende en in bloedige rassenrellen verzuipende industriestad Detroit, gebeurt het. The Stooges zien het levenslicht. Punk avant-la-lettre. Op de balorig brommende bas: Dave Alexander. Achter de roffelende drums: Scott Asheton. Hofleverancier van rauwe, schelle overstuurde power chords ontdaan van alle overbodige franjes: Ron Asheton. En blaffend, grommend en snuivend boven dat hóógst gevaarlijk geluidsorgie als een stoute straathond met rabiës: Iggy Pop.
De ‘Godfather of Punk’ en zijn handlangers legde in 1969 hun eerste plaat in de winkels. Die verkocht voor geen meter. Maar wie ze wél aanschafte, werd terstond van zijn geitenwollenhippiesokken geblazen. Om ze vervolgens meteen met een bus spiritus te overgieten. Het zelfgetitelde debuut toonde met de vieze vuige rammelriffs van ‘1969’, No Fun’ en ‘I Wanna Be Your Dog’ dat The Stooges beslist geen bloemetjes in je haar kwamen steken. Dit was een gevaarlijke band. En hoogst, hoogst, hoogst gevaarlijke band zelf!
Opvolger ‘Fun House’ (1970) veroverde het hart van de jonge Joey Ramone en Mark E. Smith van The Fall. Maar de echte aardverschuiving moest nog komen. Al scheelde het geen haartje of de wereld had nooit een halve seconde van ‘Raw Power’ gehoord. Bassist Dave Alexander vocht met de fles. Iggy Pop worstelde met de heroïnenaald. Maar daar was plots de rauwe scheur van nieuwe gitarist Richard Williamson en het fingerspitzengefühl van David Bowie. Ziggy Stardust erkende namelijk wél het genie The Stooges. Hij bood zijn diensten aan achter het mengpaneel in de studio en riep de Asheton-broers terug naar het moederschip. Ron moest voortaan wel tevreden zijn met een rol in de schaduw als bassist, nu Williamson de gitaar geselde met zijn woeste riffs.
Genoeg studiotrivia. Het resultaat? Acht songs die samen de heilige protopunkgraal ‘Raw Power’ vormen. De oermal waarin zoveel bands na Iggy and The Stooges hun punksongs zouden gieten. De impact van ‘Raw Power’? Nou. Vraag liever: waar niet? Op Henry Rollins imposante schouderbladen pronkt een kanjer van een ‘Search & Destroy’-tattoo, de furieuze openingstrack die elke punk- en rockband van betekenis ooit wel coverde. Kurt Cobain vertrouwde zijn dagboek meermaals toe dat het zijn lievelingsalbum ooit was. En Sex Pistols-snarengeselaar Steve Jones leerde zichzelf gitaar door speed te slikken en mee te spelen met dit baanbrekende album.
En dan was er uiteraard nog die waanzinnige live-reputatie. Iggy Pops afgeleefde doorzakte rimpelige lijf leest vandaag als een oorlogslandschap. Toch gaat de punkpeetvader vandaag nog steeds tekeer als het ongeleid projectiel dat begin jaren 70 elke live-act na hem op ongeëvenaarde wijze inspireerde. Wat de jonge Iggy zoal op het podium uitstak? Dat lees je hier. Als je een sterke maag hebt, tenminste.
8. Buzzcocks

Grote gemene punkgoochemerds doen graag smalend over poppunkbandjes. Volgens hen is er helemaal niets punks aan. En zijn het gewoon veredelde popgroepjes. Maar niet iedereen doet ’s morgens graag de vieze crust en anarcho-punk van Crass en Discharge in zijn cornflakes. Nee, sommige willen gewoon grappige liedjes maken over alledaagse dingen. Of met drie akkoorden dat onbereikbare meisje bezingen. ‘Get teenage kicks right through the night, all right’, zongen The Undertones najaar 1978 in de meest perfecte 2 minuten en 88 seconden ooit.
Dé blauwdruk voor al die aanstekelijke poppunkdeuntjes van bands als Green Day, Blink 182 en Sum 41? De Buzzcocks. Het is onmogelijk om niét van deze Britse band te houden. Of je moet al een pafferige judoka-tsarenschurk zijn. In een tijd waarin Sid Vicious nihilisme tot dagtaak verhief, waren er ook goedlachse knapen als Pete Shelley en Howard Devoto. Zoals zoveel Engelse jongens besloten ze zelf een bandje op te richten na het zien van de Sex Pistols in februari 1976. Enkele maanden later verzorgden ze met bassist Steve Diggle en drummer John Maher al het voorprogramma van hun idolen.
Dás nou de kracht van punkrock. Want zoals een harig knaagdier in ‘Ratatouille’ leerde dat iedereen kan koken, bewezen de eerste punkbands dat iedereen muziek kan maken. Als je maar probeert, toch. “You better make a move before sleeping gets you”, motiveren de Buzzcocks de laatste twijfelaars alvast op ‘Running Free’.
In 1977 verliet Devoto de groep. Hij zou met Magazine, die andere sublieme Manchester-legendes, een van de eerste post-punk en new wave-pioniers worden. Met Pete Shelley als frontman gooiden de Buzzcocks ondertussen het ene vrolijke poppunkdeuntje na het andere in de Britse charts. Hun rondstuiterende liefdesliedjes en pientere teksten waren een heuse verademing tussen de toekomstloze vernielingsdrift die zoveel tijdgenoten propageerden. Sterker nog, hun overhemden en haren zagen er zelfs netjes gewassen uit!
De indrukwekkende staalkaart ‘Singles Going Steady’ (1979) heeft zoveel jaar later nog niets van zijn sprankel verloren. De verzameling hitjes en B-kantjes staat dan ook niet voor niets geboekstaafd als een van de beste muziekcompilaties ooit. Geloof je het niet? Luister dan maar eens naar de onweerstaanbare melodietjes van ‘Ever Fallen In Love (With Someone You Shouldn’t’ve?)’, ‘What Do I Get’, ‘Promises’, ‘Orgasm Addict’ en ‘Lipstick’!
7. Bad Brains

In 1976 jammen vier jonge Afro-Amerikanen in Washington D.C. Ze herbergen hun riedeltjes onder de naam Mind Power. Een typisch jazz fusion bandje, zoals je er in elke kroeg van de Amerikaanse hoofdstad er elke avond eentje ziet. Een jaar later ontdekken Dr. Know, Darryl Jenifer, H.R. en Earl Hudson dat er meer in dit muzikale ondermaanse is dan Miles Davis en Mahavishnu Orchestra: PUNK ROCK!
“One day we were listening to the Ramones. They had put out a song called, ‘Bad Brain’. So, we listened to that song and we turned the stereo up from 33 [revolutions per minute] to 78 and we were all pogoing and dancing around. We just started to call ourselves ‘Bad Brains’.”
Maar tegelijk raken de herboren zwarte punks ook in de ban van Bob Marleys’ relaxte in welriekende ganjadampen zomerwegduttende reggae. Die twee compleet onwaarschijnlijke stijltegenstellingen culmineren in ‘The Yellow Tape’ (1982). Dat klopt! Het legendarische Bad Brains-debuut verscheen exclusief op een cassettebandje. Als dat niet punk is! Deze onbetwiste mijlpaal in de punkgeschiedenis zou pas in 1989 en op 1990 respectievelijk op cd en vinyl verschijnen.
Geen second te vroeg. Want toen hadden alle ingewijden van het eerste uur hun tapes al lang kapot gedraaid. Wijlen Adam Yauch wist waarom. Het is “the best punk/hardcore album of all time.” – En Yauch kan het weten. Hij sprong met zijn Beastie Boys (toen nog een old school punkbandje!) op de planken van de iconische muziekclub CBGB enkele maanden nadat de uit Washington verbannen Bad Brains de ene nieuwe hardcore punkband na de andere in New York City inspireerden. En dat toen ze vandaag nog steeds!
De razendsnelle punkrastafari’s met een voorliefde voor strategisch gekozen reggae-rustpuntjes tussen hun schuimbekkende hardcore én een gestoord goed live-reputatie legden de eerste steen van het machtige huis dat de Amerikaanse ‘East Coast Hardcore Scene’ vandaag is. Hun songs zorgden zelfs voor zo’n aardverschuiving dat ze de 17-jarige Ian MacKaye naar een micro lieten grijpen. Waar hij vervolgens op zijn beurt in Minor Threat en Fugazi allerlei boze straight edge-leuzes in rochelde.
Maar zelfs bleven de hardcore-peetvaders beslist niet lang in het genre waarop ze zo’n onuitwisbare stempel roesten. Op hun derde worp ‘I Against I’ (1986) omarmden deze knotsgekke punkpioniers alweer nieuwe muziekstromingen als funk en heavy metal. Hun invloed op tal van hedendaagse muziekstromingen is dan ook immens. Het is moeilijk om je bands als Rage Against The Machine, Red Hot Chili Peppers, No Doubt of Faith No More voor te stellen in een wereld waarin de Bad Brains nooit hadden bestaan.
6. Black Flag

Terwijl Bad Brains en Minor Threat begin jaren 80 aan de Oostkust van de Verenigde Staten een spoor van nieuwe hardcore punkbandjes zaaien, klinkt er aan de kustlijn van de Stille Oceaan ondertussen ook een flinke bak teringherrie. In 1976 sticht Greg Ginn daar in Hermosa Beach, Californië de band Panic. De 21-jarige gitarist leeft als overtuigd vegetariër op een dieet van groenten en de rauwe riffs van de Ramones en The Stooges. Voedzame bouwstoffen voor een van de meest legendarische underground bands ooit.
Wanneer de naam ‘Panic’ bezet blijkt, komt Gregs broertje Raymond met een alternatief op de proppen. “If a white flag means surrender, a black flag represents anarchy.”De tiener bedenkt er meteen ook een van de bruutste en tegelijkertijd puurst punkbandlogo’s allertijden bij. Onder zijn nieuwe artiestennaam ‘Raymond Pettibon’ kladdert de jeugdige grafische ontwerper de jaren daarop alle Black Flag-parafernalia vol iconische illustraties. Zijn werk oogst ook bewondering buiten de punkscene. In 1990 strikt Sonic Youth de ontwerper voor de coverhoes van zijn succesplaat ‘Goo’.
Black Flags’ gouden moment komt in 1981. Dan ruilt hun jonge fan Henry Lawrence Garfield de ijsschort van het Häagen-Dazs-salon waar-ie werkte in voor eeuwige hardcore roem. De compleet schor gezongen vorige zanger Dez Cadena wisselde ondertussen dankbaar zijn microfoon voor een Gibson Sonex-180. Gedreven als hij was inktte de jonge ijsventer nog vóór zijn eerste optreden als nieuwe frontman het Black Flag-logo op zijn linker biceps en achter in zijn nek.
Vanaf dan kent de wereld hem als Henry Rollins. Een vocale pletwals die op het podium tekeer gaat als een eenmanssloopbedrijf. Dat is ook nodig. De gewelddadige Black Flag-shows begin jaren 80 staan keer op keer synoniem voor oorlogstaferelen. Geregeld komen de klabakken verhaal halen. Voor vriendelijke waarschuwingen is er dan zelden tijd. – “I grew to hate the police quickly. All the bullshit they got up to was so out of line. They did what they wanted with punk rockers.”, blikt Rollins weinig nostalgisch terug in zijn uitstekende Black Flag-memoires ‘Get in the Van’.
Het klassieke Rollings-era duurt nauwelijks zes jaar. In die schaarse tijdspanne manifesteert Black Flag zich als een oerkracht die duizenden zoekende jongeren een muzikale oplawaai geeft van heb ik je daar. Het eindeloze respect van alle punkbands na hen is daar niet vreemd aan. Want één luisterbeurt van ‘Damaged’, Black Flags klassieke langspeeldebuut uit 1981, kan een boze verloren puber neerbliksemen en bekeren tot een constructiever bestaan.
Mooi rolmodel ook, die Rollins. De man had geen snippertje alcohol of drugs nodig voor zijn intense live-performances. En ‘The Angriest Man in Los Angeles’ las zelfs boeken! ‘Six Pack’ en ‘Thirsty and Miserable’ bekritiseerden het pathetische middelenmisbruik in de scene, terwijl nummers als ‘Depression’, ‘No More’ en ‘Damaged I’ & ‘II’ een schrijnend eerlijke hand in eigen boezem staken. Black Flags teksten moesten nooit onderdoen voor de muziek qua hardheid. Maar niets was per definitie hopeloos. Want: ‘Rise above! We’re gonna rise above!’, klinkt het triomfantelijk in de openingstrack.
De legende wil dat Melvins-frontman Buzz Osborne Kurt Cobain in 1984 wat Black Flag inlepelde. “It was like listening to something from a different planet”, aldus de veel te vroeg gestorven grungegod. Niet veel later woonde de jonge gitarist zijn eerste optreden bij. De band op het podium? Black Flag, ten tijde van hun ‘My War’-tour. Wie de slepende B-kant van die plaat hoort, verbaast zich niet waarom de Nirvana-zanger het album in zijn persoonlijke top 50 onderbracht. Wie daarna nog eens naar het razende ‘Damaged’ (1981) luistert, verbaast zich nog veel minder dat óók dat Black Flag-album daar vertoefde. Want het zijn zonder discussie twee van de belangrijkste en invloedrijkste punkplaten ooit.
5. Misfits

Niet alle punkers hielden zich bezig met tegen de gevestigde orde te schoppen, geheelonthouders een gebalde vuist onder de riem te steken of het Britse koningshuis te beledigen. Sommige hielden er heel andere thema’s op na. Ze plukten hun inspiratie uit horrorfilms met Vincent Price (‘Return of the Fly’), ‘Night of the Living Dead’ en allerlei gruwelijke griezels die je in het donker liever niet wil tegenkomen zoals ‘Astro Zombies’, ‘Braineaters’, ‘Hatebreeders’ en uiteraard ontvleesde ‘Skulls’.
Hun beweegredenen lieten weinig aan de verbeelding over. ‘I got something to say /
I killed a baby today’ klonk het ijzingwekkend in ‘Last Caress’. En ‘Mommy, Can I Go Out & Kill Tonight’ is niet bepaald een vraag waar je als moeder op wacht. Liefdesliedjes? Die hadden ze ook. Al heten ze dan ‘Die, Die My Darling’. En in plaats van blonde blozende deernes gaven ze de voorkeur aan ‘Vampira’. De naam achter al deze briljante horrorpunkklassiekers? Uiteraard de Misfits.
Het bijzonder was dat deze hororpunkpioniers hun bloederige en huiveringwekkende onderwerpen combineerden met behoorlijk catchy refreintjes. Geen band ter wereld heeft zo’n patent op ‘woah!’-koortjes als de Misfits. Samen met de opvallende podiumverschijning (de leden dragen hun zwarte haren naar voor gekamd in een ‘Devilock’ en brengen minstens evenveel tijd door in het krachthonk als de schminkstoel) leverde dat al snel een enorme cultfanbase op. Cliff Burton, de geniale jong gestorven eerste Metallica-bassist, had ‘The Crimson Ghost’ (de Misfits-mascotte die voor het eerst opdook op de ‘Horror Business’-singlehoes) op zijn rechterschouder geïnkt.
Maar het ‘Halloween’-feest kon niet blijven duren. In 1983 leggen de horrorpunkers het bloederige bijltje erbij neer. Zanger Glenn Danzig begint een avontuurlijk nieuw muzikaal leven als de frontman van Samhain en de occulte naar zichzelf vernoemde metalhoogmis Danzig. Maar het Misfits-verhaal is niet uitverteld met ‘Walk Among Us’ (1982) en het ruige ‘Earth A.D./Wolfs Blood’ (1983). Niet alleen duikt er in 1997 plots het nooit uitgebrachte, lang verloren gewaande officieuze debuutalbum ‘Static Age’ (1978) op. Er blijkt plots een geheel nieuwe line-up uit het graf te klauteren!
Want kijk eens aan! Na jarenlang juridisch geworstel met hun ex-frontman, krijgen Jerry Only en Doyle Wolfgang von Frankenstein alsnog de bandrechten in handen. Ze ronselen prompt de twintigjarige Michale Graves als nieuwe zanger en ploffen het heerschap Dr. Chud achter het drumstel.
Niet iedereen was overtuigd van de noodzaak van deze cartooneske reïncarnatie. Maar Graves kan best wel een aardig stukje zingen. Zelfs de grootste Danzig-aanbidder moet toegeven dat de albums ‘American Psycho’ (1997) en ‘Famous Monsters’ (1999) tjokvol hoogst meezingbare harde horrorpunkdeuntjes als ‘Mars Attacks’, ‘Dig Up Her Bones’, ‘Helena’, ‘Scream’ en de huiveringwekkende murder ballad ‘Saturday Night’ zitten. Wat de megalomane Jerry Only daarna allemaal met de Misfits uitspookte, klinkt verschrikkelijker dan alle akelige monsters die dit legendarische horrorpunkcollectief uit New Jersey ooit bezong.
4. Dead Kennedys

Dead Kennedys sprong altijd al uit de band. De veel te vroeg overleden D.H. Peligro (1959 –2022) claimde als een van de eerste zwarte punkdrummers zijn rechtmatige plaatsje in een achteraf gezien belachelijk bleke subcultuur. Wie meer wil weten over Peligro en de kleurrijke Afro-Amerikaanse punkbeweging, moet beslist eens de puike docu ‘Afro-Punk’ (2003) bekijken.
Peligro was in 1981 alweer de derde drummer die de Californische punkband achter de trommels zette, maar vanaf was de klassieke opstelling ook meteen compleet. Verder nog aanwezig in dit hoogst illustere kwartet uit San Francisco: de in surf, jazz en rockabilly geschoolde gitarist East Bay Ray, bassist Klaus Flouride en de sardonische teksten en venijnige bijtende sociale commentaar gespecialiseerde eigenzinnige frontman Jello Biafra.
De discografie die deze West Coast-punklegendes tussen 1978 en 1986 boetseerden behoort tot het spannendste, origineelste en intelligentste wat het punkgenre ooit heeft voortgebracht. Dat is lang niet aan iedereen besteed. YouTube geeft vandaag nog steeds een waarschuwing bij het clipje van ‘Holiday in Cambodia’. Dat nummer schopt uiteraard heibel op het klassieke debuut ‘Fresh Fruit for Rotting Vegetables’ (1980), naast andere weinig subtiele sterkhouders als ‘California Über Alles’, ‘Kill the Poor’ en ‘Let’s Lynch the Landlord’. Nee, tekstueel was niets of niemand veilig voor de gevaarlijk verbaal schuimbekkende Jello Biafra. Niet in het minst het punkmilieu zelf.
Toen het suggestieve ‘Too Drunk to Fuck’ dreigde een hit te worden in de ‘UK Singles Chart’, bibberden de keurige Britten van de BBC van schrik. Wanneer het nummer moest vermeld worden, hadden de presentators het steevast over ‘Too Drunk’ van ‘The Kennedys’. Het nummer strandde uiteindelijk op een 36ste plaats. Waarna de BBC opgelucht adem haalde dat daarmee een doortocht in het muziekprogramma ‘Top of de Pops’ nipt vermeden was.
Maar de echte storm moest nog komen. Na ‘Plastic Surgery Disasters’ (1982) loste de groep met ‘Frankenchrist’ (1985) zijn provocerend magnum opus. Jezus Christus met het monster van Frankenstein verknippen is één ding. Daarbij ook een poster van H. R. Gigers verguisde kunstwerk ‘Penis Landscape’ steken een ander. Het controversiële extraatje dat negen paar copulerende geslachtsdelen afbeeldde, leverde de Dead Kennedys een fel besproken rechtszaak op. Op een gegeven moment dreigde er zelfs een jaar gevangenisstraf voor de bandleden, wegens “distributing harmful matter to minors”.
Ondertussen raakte de schrandere punkband steeds meer teleurgesteld in de muziekscene die ze zelf had mee grootgemaakt. Concerten draaiden steeds meer uit op heuse knokpartijen en allerlei neonazi’s wriemelden hun lege hoofden in het ooit zo ruimdenkende milieu van de Amerikaanse punkbeweging. Nochtans hadden Biafra en co op ‘Nazi Punks Fuck Off’ fijntjes duidelijk gemaakt hoe ze over dat soort ongevraagde gasten dacht: “Punk ain’t no religious cult / Punk means thinking for yourself / You ain’t hardcore ‘cause you spike your hair / When a jock still lives inside your head!”
Toen ‘Bedtime for Democracy’ (1986) verscheen, hadden de Dead Kennedys alweer hun laatste optreden met Jello Biafra gespeeld. Het vierde album werd meteen ook hun zwanenzang. De stempel die ze drukten op het alternatieve muzieklandschap, valt daarentegen met geen olietanker aceton weg te krabben.
3. Ramones

“Mostly it took just two minutes / But I remember those minutes well” zongen de Heideroosjes in hun ‘Ode to the Ramones’. De nagel op de kop. De honderden liedjes die de Ramones tussen hun fantastische eponieme debuut van 23 april 1976 (‘Blitzkrieg Bop’!, ‘Beat on the Brat’!, ‘Judy is a Punk’!, ‘I Wanna Be Your Boyfriend’! – en dan zijn er nog niet eens tien minuten gepasseerd!) en het studio-afscheid ‘¡Adios Amigos!’ van 18 juli 1995 schreven, zijn allemaal even kort als onvergetelijk.
Megahits leverde dat allemaal niet op. En het is ook hoogst twijfelachtig of al die hippe vogels met hun Ramones-T-shirt van Zalando de nummers ‘Sheena Is a Punk Rocker’, ‘I Wanna Be Sedated’, ‘Rock N’ Roll High School’, ‘Pinhead, ‘Pet Sematary’ en ‘Psycho Therapy’ zouden herkennen als ze er met hun lompe Veja-sneakers over struikelden. Huisvriend Arturo Vega baseerde het iconische bandlogo op het Amerikaanse presidentiele zegel. Mits enkele subtiele aanpassingen, natuurlijk: “Instead of the olive branch, we had an apple tree branch, since the Ramones were American as apple pie. And since Johnny was such a baseball fanatic, we had the eagle hold a baseball bat instead of the [Great Seal]’s arrows.”
Voor het prille begin van deze Amerikaanse punkrocklegendes moeten we al helemaal terug naar 1974. In New York City gebeuren er spannende dingen voor wie over sterke trommelvliezen beschikt. Binnen twee jaar zal de Britse punkgolf losbarsten. Maar nu is het allemaal in ‘The Big Apple’ te doen. In het kielzog van protopunkbands als The Velvet Underground, The Stooges en de New York Dolls ontdekt een nieuwe generatie muzikanten dat passie primeert op techniek. Ze trekken zich uit de grijze anonimiteit van het dagelijkse leven met intrigerende acts als Blondie, Television, Patti Smith Group … en de Ramones!
Omdat je met namen als Jeffrey Hyman, John Cummings, Douglas Colvin en eerder voorbestemd lijkt voor een leven als kantoorklerk dan rockster, adopteren de drie schoffies de nieuwe voornamen ‘Joey’, ‘Johnny’ en ‘Dee Dee’. Ze nemen meteen ook allemaal de achternaam ‘Ramone’ aan. De mosterd daarvoor halen ze bij Paul McCartney, die in zijn jonge Beatles-jaren zich weleens achter het pseudoniem ‘Paul Ramon’ schuilde. Manager Thomas Erdelyi heeft nooit gedrumd, maar dat houdt hem niet tegen om als ‘Tommy’ mooi zelf achter de drumkit te kruipen. Of toch tot ‘Marky’ hem vanaf het vierde studio-album ‘Road to Ruin’ (1978) aflost.
Het banduiterlijk bleef al die tijd ongewijzigd. De platenhoezen van ‘Ramones’ (1976), ‘Leave Home’ (1977) en ‘Rocket to Russia’ (1977) tonen vier slungelachtige schoffies met uitgegroeide Beatles-kapsels, zwarte leren jekkers en gescheurde spijkerbroeken. Ondanks hun opvallende uniform bestond de groep wel degelijk uit vier compleet unieke karakters. In de latere jaren, toen Dee Dee zich ontpopte in een soort foute rapper en de agressieve, republikeinse Johnny er vandoor ging met het meisje van de zachtaardige Joey, werd dit pijnlijk duidelijk. De legende wil dat ‘The KKK Took My Baby Away’ zinspeelt op die gemene naaistreek.
Het is ironisch dat het langharige kwartet pas op hun veertiende én meteen ook laatste plaat weer in de buurt van een bescheiden commercieel succesje kwam met de Tom Waits-cover ‘I Don’t Want to Grow Up’. Een jaar later speelden de Ramones hun laatste show op 6 augustus 1996 in het Hollywood Palace. Helaas bleken de leden dan toch niet ‘Too Tough to Die’. Joey (1951-2001) was nog geen 50 toen de lymfeklierkanker hem op 15 april 2001 fataal werd. De 50-jarige drugsverslaafde Dee Dee (1951-2002) zette op 5 juni 2002 zijn laatste shot heroïne. Twee jaar later plukte de prostaatkanker Johnny (1948-2004) van de aardbol. Met de dood van Tommy (1949-2014), ook alweer die smerige kanker, waren alle originele leden weer in het hiernamaals verenigd.
Vergeten zijn ze sindsdien nooit. Integendeel. Daarvoor waren ze te belangrijk. Lemmy van Motörhead bedacht zijn gabbers met de ode ‘R.A.M.O.N.E.S.’ – “It was the ultimate honor – like John Lennon writing a song for you.”, zei de immer nederige Joey Ramone daarover. Kirk Hammett erkent de razendsnelle rechterhand waarmee Johnny Ramone downstrokes op zijn 1965 Mosrite Ventures II ramde als een cruciaal element voor de agressieve thrashmetalriffs die hij zelf met Metallica populariseerde. En Billie Joe Armstong én Tré Cool van Green Day vernoemden hun nageslacht naar de punkrockpioniers uit Forest Hills, Queens.
2. Sex Pistols

Hun carrière (1975 – 1978) was voorbij voor je goed en wel met je ogen knipperde. In die korte tijdspanne maakten ze bovendien maar één studio-album. En daarop speelde hun beruchtste bandlid bovendien geen halve noot bas. Maar vraag eender welke sterveling op aarde waar hij aan denkt bij het woord punk en de kans is groot dat het antwoord ‘Sex Pistols’ luidt.
Gedurende hun korte explosieve bestaan bespeelde het kwartet uit Londen de Britse media zoals voorheen enkel The Beatles hadden gedaan. “THE FILTH AND THE FURY!” – “Who are these punks?”, kopte de ‘Daily Mirror’ op 2 december 1976. Een dag daarvoor had de band in gezelschap van een kransje al even ongewassen aanhangsels een fraaie verzameling verbale balorigheid genre ‘shit!’, ‘bastard!’ en ‘You dirty fucker!’ gedemonstreerd in de ‘Today’-show. In die tijd was zoiets compleet ongezien. En vooral ongehoord!
Enkele weken voor het roemruchtige tv-interview bij Bill Grundy lanceerden de Britse punkband zijn eerste single ‘Anarchy in the U.K.’. Daarin schetste de grijnslachende zanger Johnny Rotten met zijn onnavolgbare stem al meteen zijn raison d’être: “I am an Antichrist / I a man anarchist / Don’t know what I want / But I know how to get it!” – Om te eindigen met de niet mis te verstane aansporing “Get pissed! Destroy!”.
Nou, nou. In de zomer waarin de koningsgezinde Britten het 25-jarige regeringsjubileum van Elizabeth II voorbereiden, bestormden de balorige punkers de hitlijsten met ‘God Save the Queen’. Regels als “God save the queen / She’s not a human being / And there’s no future” maakten duidelijk dat de Pistols niet vrolijk met Union Jack-vlaggetjes zouden zwaaien op het Silver Jubilee. De BBC bewoog hemel en aarde om te vermijden dat het blasfemische nummer de eerste positie in de UK Single Charts zou bereiken. Uiteindelijk strandde het nummer op plaats twee, na Rod Stewarts ‘I Don’t Want To Talk About’. Al beweerde manager Malcolm McLaren achteraf bewijs te hebben dat er van overheidswege met de verkoopcijfers gemorreld was.
Maar niet getreurd. Op 7 juni 1977, twee dagen voor een belangrijke feestprocessie regelde de gehaaide manager een boot voor een optreden op de Thames. Het clandestiene optreden ontaardde in complete chaos en de arrestatie van zowat alle aanwezigen. Terwijl half jeugdig Engeland die zomer veiligheidsspelden door zijn oorlellen ramde, bewees de controversiële groep met singles als ‘Pretty Vacant’ en ‘Holidays in the Sun’ dat ze tussen het relschoppen door ook verdomd goede songs konden schrijven.
“We’re not into music, we’re into chaos”, pochte gitarist Steve Jones. Maar toen op 28 oktober 1977 dan eindelijk het langverwachte ‘Never Mind the Bollocks, Here’s the Sex Pistols’ in de platenwinkels lag, bleek dat het illustere viertal een van beste albums ooit had afgeleverd. ‘Never Mind the Bollocks’ is vanzelfsprekend een van de invloedrijkste punkplaten aller tijden. Maar het is daarnaast ook een van de grootste muzikale mijlpalen die de mensheid ooit op een vinylplaat perste. De 12 tracks zijn samen even belangrijk voor de muziekgeschiedenis als ‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band’ (1967) van The Beatles, Michael Jacksons ‘Thriller’ (1982), Nirvana’s ‘Nevermind’ (1991) en ‘Is This It’ (2001) van The Strokes. Het soort spul dat levens instant verandert en daarbij het vruchtbare spoor van duizenden nieuwe artiesten zaait.
Toen Sid Vicious in februari 1977 de Fender Precision van bassist Glen Matlock overnam, was het hek helemaal van de dam. Het bleke stekelige pokdalige boefje belichaamde alles in de Britse punkbeweging dat bezorgde ouders en conservatieve machtshebbers zo angstvallig vreesden. Tegelijkertijd bleek pijnlijk snel hoe beperkt de houdbaarheidsdatum van de eerste Engelse punkgolf was. “Ever get the feeling you’ve been cheated?”, beet Johnny Rotten het publiek toe aan het einde van zijn laatste Sex Pistols-concert op 14 januari 1978 in de Amerikaanse Winterland Ballroom. De pientere frontman besefte plots haarfijn dat punk gereduceerd was tot het hele mediacircus waartegen zijn band zich zo hardnekkig had afgezet. Een jaar later werd op 2 februari 1979 het levenloze lichaam van Sid Vicious aangetroffen in New York City. 21 jaar oud en nog maar net vrij op borgtocht na de hoogst verdachte dood van zijn liefje Nancy Spungen.
1. The Clash

Hokjes zijn er om uit te breken. En geen groep brak zo resoluut uit het punkgenre als The Clash. Al op hun debuut ‘The Clash’ (1977) bleek dat Joe Strummer, Paul Simonon en Mick Jones meer wouden dan enkel wat power chords harken. Dit was veelzijdig avontuurlijk spul dat al een glimp gaf van het rijke gevarieerde muzikale universum dat de Londense band de komende jaren zou boetseren. Alleen al die weergaloos groovende baslijn onder de punkreggaecover ‘Police & Thieves’! Had The Clash het bij die éne plaat gehouden, dan was hun naam dankzij intense explosieve voetzoekers als ‘White Riot’, ‘Janie Jones’ (door regisseur Martin Scorsese gelauwerd als “greatest British rock and roll song” ooit en op de soundtrack van ‘Bringing Out the Dead’ (1999) gepleurd) en ‘I’m so Bored With the U.S.A.’!
Het was van meet af duidelijk dat The Clash, in tegenstelling tot zoveel andere inwisselbare Britse punkbandjes toen, niet gekomen was om de UK te slopen, maar nét van antwoord te dienen. “We’re anti-fascist, we’re anti-violence, we’re anti-racist and we’re pro-creative. – Máar – “I don’t believe in all that anarchy bollocks!”, verklaarde Joe Strummer al in 1976. “The important thing is to encourage people to do things for themselves, think for themselves and stand up for what their rights are.”, voegde gitarist Mick Jones daar goedkeurend aan toe. Paul Simonon was ondertussen ongetwijfeld ergens een biertje aan het scoren of zijn basgitaar aan het kapotslaan.
De iconische zwart-wit foto op de albumhoes toont de band nog als drietal. Maar vanaf de geweldige single ‘Complete Control’, een opgestoken middenvinger naar al het managementgespuis dat de muziekbusiness bevolkte, verrijkte de karakteristieke drumstijl van Topper Headon de band. Samen met Joe Strummers vinnige Fender Telecaster-slagpartijen, Mick Jones manisch gitaarwerk en Paul Simonons gezaghebbende grooves, leverde dat de perfecte muzikale kruisbestuiving op. Opvolger ‘Give ‘Em Enough Rope’ (1978) goochelde met klassieke singles als ‘English Civil War’ en ‘Tommy Gun’ terwijl de superieure ska-ritmes van ‘(White Man) In Hammersmith Palais’ lieten vermoeden dat het beste bovendien nog moest komen.
En dan gebeurt het. 14 december 1979: ‘London Calling’ verschijnt in Groot-Brittannië. Reggae, rockabilly, rock ‘n’ roll, New Orleans R&B, pop, soul, jazz en ska. Noem een genre en The Clash smijt er een royale snuif van in de pruttelend kookpot van zijn derde studio-album. Daarbij mengt Strummer inhoudelijke stokpaardjes als sociaal onrecht, drugsmisbruik, rassenkwesties en de belabberde besognes van het volwassen mensenbestaan bij. Het resultaat? Een werkelijk unieke wereldplaat die meer dan 5 miljoen keer over de toonbank rolt.
Wie dacht dat The Clash na opwindende songs als ‘Brand New Cadillac’, ‘Rudie Can’t Fail’, ‘Clampdown’, ‘Spanish Bombs’ en ‘The Guns of Brixton’ uitgespeeld was, is eraan voor de moeite. Nauwelijks een jaar na het alom geprezen dubbelalbum, keert de groep terug uit de opnamestudio met ‘Sandinista!’. Een DRIEdubbel album, godbetert! Niet elk van de 36 tracks is van een ‘The Magnificent Seven’-kaliber, maar geen enkele andere groep ter wereld had in 1980 zo’n overtuigend geluidsexperiment kunnen afleveren. Ze waren dan ook met voorsprong “The Only Band That Matters”, aldus de muziekpers.
Na de hongerige dub en hiphop van ‘This is Radio Clash’, schudt het opvallend toegankelijke ‘Combat Rock’ (1982) een rist monstersingles als ‘Know Your Rights’, ‘Should I Stay or Should I Go’ en ‘Rock the Casbah’ uit de mouw van zijn legerparka. Wanneer de clip van die laatste hit verschijnt, is de heroïneverslaafde Topper Headon alweer uit de groep gezet. Wrange timing, als je bedenkt dat uitgerekend hij het succesnummer schreef. Op 28 mei 1983 speelt Mick Jones zijn laatste optreden met The Clash. Over het slappe en gezichtloze ‘Cut the Crap’ (1985) wordt beter gewoon gezwegen. Begin 1986 valt het doek over een van origineelste, oprechtste en meest opwindende muziekacts ooit.
Een reünie? Het had zo mooi geweest. En er waren bovendien plannen in die richting. Maar op 22 december 2002 stopte het hart van de man die zijn volk leerde dat de toekomst per definitief ongeschreven was, voorgoed met kloppen. Wanneer 19 jaar later ‘Assembly’, een verzameling van Joe Strummers latere solowerk, verschijnt, leest de binnenhoes ‘Without people, you’re nothing’.