Met al de berichten over de opwarming van de aarde en klimaatverandering, lijkt een nieuwe ijstijd verder weg dan ooit. Nochtans zijn ijstijden in de lange geschiedenis van de aarde een steeds terugkerend verschijnsel. Tijdens een ijstijd zijn grote delen van de continenten met landijs en gletsjers bedekt. De gemiddelde temperatuur tijdens een ijstijd ligt zo’n vijf tot tien graden Celsius lager dan in de perioden tussen twee ijstijden. De laatste ijstijd op onze planeet hebben we nog maar zo’n 10.000 jaar achter de terug. Natuurlijk leefden er toen al mensen op aarde. Onze verre, verre voorouders stonden oog in oog met mammoeten, schuilden in grotten tegen het barre weer en hulden zich in dikke dierenvachten om zich te beschermen tegen de kou. Wat is een ijstijd en waarom komt zo’n ijstijd om de zoveel tienduizenden jaren terug? Hieronder 10 verbazingwekkende weetjes over ijstijden.
10. Een ander aardoppervlak tijdens ijstijden
Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, die 116.000 jaar geleden begon en 10.000 jaar geleden eindigde, zag het aardoppervlak er heel anders uit dan nu. De ligging van de continenten was ongeveer dezelfde als tegenwoordig, maar ijs bedekte enorme stukken land. Hawaï bijvoorbeeld, dat we tegenwoordig kennen als een warm vakantieparadijs, was 18.000 jaar geleden nog bedekt met enorme gletsjers.
In het geologische tijdvak van het Pleistoceen (2,58 miljoen jaar geleden tot 10.000 jaar geleden) kwamen er tientallen perioden voor waarin de gemiddelde temperatuur op aarde aanzienlijk lager was dan tegenwoordig. In de koudste perioden bedekte ijs niet minder dan 30% van het aardoppervlak. Grote delen van Noord-Amerika en Europa waren bedekt met ijs. Het steeds terugkerende patroon van ijstijden en warmere tussenperiode wordt voornamelijk veroorzaakt door schommelingen in de stand van de aardas en de baan van de aarde om de zon.
9. Leidde het ontstaan van de Himalaya tot het begin van een ijstijd?
Het hoogste gebergte op aarde, de Himalaya, ontstond door de botsing van het Indische subcontinent op het zuiden van Azië, ongeveer 60 miljoen jaar geleden. Door deze botsing tussen twee continentale platen kwam het aardoppervlak plaatselijk omhoog en vormde zo de indrukwekkende bergketen van de Himalaya en de hoogvlakte van Tibet.
Nieuwe inzichten doen echter vermoeden dat de vorming van de Himalaya ook leidde tot meerdere opeenvolgende ijstijden. Nieuw gesteende kwam aan de oppervlakte van de aarde en werd vervolgens blootgesteld aan erosie en verwering. Ook chemische verwering trad op, waarbij koolstofdioxide werd onttrokken uit de atmosfeer. Minder koolstofdioxide leidde tot een afkoeling van de aarde, met een hele reeks ijstijden tot gevolg.
8. Gletsjers zijn de overblijfselen van ijstijden
Op dit ogenblik bedekken gletsjers nog ongeveer 10% van het aardoppervlak en smelten ze in een rap tempo af door de globale opwarming van onze planeet. Tijdens de laatste ijstijd bedekten gletsjers echter bijna een derde van het aardoppervlak! Op het einde van de ijstijd smolt het meeste landijs, maar bleven op verschillende plaatsen nog gletsjers over. De gletsjers die we nu nog kennen, zijn dus in feite overblijfselen uit de laatste ijstijd. De ijskap die Antarctica bedekt is in feite een kolossale gletsjer, die al meer dan 40 miljoen jaar bestaat.
7. Mini-ijstijden
Tussen twee grote ijstijden (glacialen) zijn er perioden waarin de temperatuur op aarde hoger ligt en de ijskappen veel kleiner worden (interglacialen). Tegenwoordig bevinden we ons duidelijk in zo’n tussenperiode. Nochtans kunnen er ook in een warmere tussenperiode plotselinge mini-ijstijden ontstaan. Mini-ijstijden ontstaan waarschijnlijk door een verminderde activiteit van de zon. Dat was bijvoorbeeld het geval in de zogenaamde Kleine IJstijd, die haar ‘dieptepunt’ bereikte in de periode van 1645 tot 1715. In West-Europa lag de gemiddelde temperatuur toen gemiddeld zo’n één tot twee graden lager dan tegenwoordig. De winters waren streng en duurden lang. De gevolgen van zo’n mini-ijstijd waren in het verleden niet gering. Het mislukken van de oogst had in vele gebieden hongersnood en miserie tot gevolg.
6. Megafauna tijdens het Pleistoceen
Tijdens het tijdvak van het Pleistoceen, waarin tientallen ijstijden werden afgewisseld met warmere tussenperioden, kwamen er in elk werelddeel zeer grote zoogdieren voor. Deze groep van grote zoogdieren wordt megafauna genoemd.
De meeste soorten van de megafauna stierven uit op het einde van de laatste ijstijd, meer dan 10.000 jaar geleden. Sommige soorten overleefden echter en komen tegenwoordig nog steeds voor op onze planeet, bijvoorbeeld de olifanten, neushoorns, nijlpaarden en giraffen. Tal van andere soorten verdwenen voorgoed van onze aardbol, waaronder de wolharige mammoet, de wolharige neushoorn, de holenbeer en de sabeltandtijger. Het is niet helemaal duidelijk waarom deze grote zoogdieren massaal uitstierven op het einde van de laatste ijstijd. Sommige soorten konden zich waarschijnlijk moeilijk aanpassen aan de warmere temperaturen. Volgens sommige wetenschappers heeft echter ook de mens, die toen volop de aarde begon te bevolken, een rol gespeeld in het verdwijnen van sommige soorten.
5. Vijf grote ijstijdvakken in de geschiedenis van de aarde
In het tijdvak van het Pleistoceen kwamen er verschillende ijstijden voor, die tienduizenden tot honderdduizenden jaren duurden. Geologen onderscheiden echter vijf grote ijstijdvakken in de geschiedenis van de aarde. Tijdens die ijstijdvakken zijn er perioden waarin de temperaturen lager zijn en de ijskappen aangroeien (de ijstijden of glacialen). De ijstijden worden afgewisseld met warmere perioden (de interglacialen), waarin de ijskappen kleiner worden, maar niet helemaal verdwijnen.
Het langst bekende ijstijdvak is het Huronische tijdvak, dat 2,4 miljard jaar geleden begon en 2,1 miljard jaar geleden eindigde. Dit ijstijdvak duurde dus maar liefst 300 miljoen jaar. Het op een na langste ijstijdvak trad op tijdens het Cryogenium, 850 tot 625 miljoen jaar geleden. Het is opmerkelijk dat we op dit ogenblik, geologisch gezien, nog steeds in een ijstijdvak leven. Het huidige ijstijdvak, het Kwartair, begon zo’n 2,5 miljoen jaar geleden. Op dit ogenblik bevinden we ons in een warmere tussenperiode van dit ijstijdvak.
4. De sneeuwbalaarde
Tijdens de laatste ijstijd waren er perioden waarin het aardoppervlak voor 30% onder ijs was bedolven. Er bestaat echter een hypothese dat tijdens de lange ijstijden in het Cryogenium de aarde vrijwel volledig met ijs was bedekt.
Vanuit de ruimte leek de aarde toen op een grote sneeuwbal, vandaar de benaming ‘sneeuwbalaarde’. Dit zou het geval geweest zijn tijdens het Sturtien (een ijstijd in het Cryogenium die 60 miljoen jaar duurde) en de Marinoan ijstijd (een ijstijd in het Cryogenium die 15 miljoen jaar in beslag nam). In die periode lag de gemiddelde temperatuur rond 30 graden onder het vriespunt en kwamen er ijskappen voor rond de evenaar. Alleen in het iets warmere water onder de ijskappen kwam er enige vorm van leven voor.
3. De opkomst van de moderne mens
De eerste moderne mensen, Homo Sapiens genoemd, verschenen zo’n 100.000 jaar geleden op aarde. Op het einde van de laatste ijstijd, ruim 10.000 jaar geleden, begonnen ze zich over de aarde te verspreiden. De Homo Sapiens heeft dus de laatste ijstijd overleefd, ondanks het feit dat de mens geen grote gestalte had of beschikte over een dikke vacht om zich te beschermen tegen de kou.
De mens onderscheidde zich echter van de dieren door zijn intelligentie en vindingrijkheid. Hij joeg op mammoeten en andere dieren van de megafauna en bedekte zich met de dikke huiden van deze dieren. De mens zocht ook beschutting in grotten en spelonken en kon zo de koudste perioden van de laatste ijstijd de baas.
2. Planten in de ijstijd
Opmerkelijk genoeg bestonden er planten die konden weerstaan aan de koude van de laatste ijstijd. Zelfs in de koudste perioden waren er gebieden met grassen en struiken, waar plantenetende dieren zoals mammoeten naar hartenlust konden grazen. Ook dennenbomen, die koude temperaturen kunnen verdragen, kwamen voor.
In gebieden dichter bij de evenaar ontstond een meer gevarieerde vegetatie met bijvoorbeeld wilgenbomen. Waarschijnlijk kon de vegetatie in de warmere gebieden vergeleken worden met de plantengroei in het huidige Siberië. Lang niet alle bestaande plantensoorten overleefden echter de laatste ijstijd. Planten die zich niet konden aanpassen aan de lagere temperaturen, verdwenen van de aardbol.
1. De invloed van vervuiling
Tegenwoordig is het een ‘hot item’: de opwarming van de aarde als gevolg van de ongebreidelde koolstofdioxide-uitstoot door onze industrie, onze auto’s en onze verwarmingstoestellen. Als we de normale cyclus van het optreden van ijstijden bestuderen, zouden we een volgende ijstijd mogen verwachten binnen 1.500 jaar.
De opwarming van de aarde zou dit natuurlijke patroon echter sterk kunnen verstoren. Wat de toekomst brengt, of we de opwarming van de aarde kunnen tegengaan en over 1.500 jaar een volgende ijstijd beleven, kan op het ogenblik simpelweg niemand voorspellen. Het valt ook niet te voorspellen wanneer een verminderde activiteit van de zon een nieuw mini-ijstijd inluidt. Een ding is echter wel zeker: het klimaat op aarde is al vele malen in haar lange geschiedenis veranderd, en dit zal ook in de toekomst blijven gebeuren.
2 reacties
ik heb er ook 1: het was koud
De eiland van Atlantis werd door een uitbarsting van de vulkanische oorsprong van de mythe van de Poseidon dat het eiland was al vergaan dat. De vele doden gevallen zyn dat zy verdronken in een diepte van de wilde zee het is geen vakantie meer dan de twee mensen die beroemde mensen waren onder andere Bassie en Adriaan schrok dat hy in een boekje las over dat gebeurtenissen van het meer in de zee waren ook vind ik dat ik gauwbanger kan worden dat zo iets weer gebeurd dus elven en de dwergen hadden geen kans om te kijken of overleven kunnen