Nederland telt duizenden oeroude sagen en volksverhalen. Ze waarschuwden onze voorouders voor gevaren, verklaarden allerlei merkwaardige plaatsen en opvallende gebeurtenissen en brachten de luisteraars wijze levenslessen bij. Sommige ken je misschien wel nog uit de strips van Suske en Wiske. Andere leverden de inspiratie voor Efteling-attracties.
Voor de verteller en het publiek waren deze volksverhalen levensecht. Jammer genoeg schreven onze voorouders ze lang niet altijd op. Heel wat moois ging zo verloren. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw besefte Nederland plots hoe belangrijk deze sages waren. Tientallen onderzoekers doorkruisten het land en noteerden duizenden vertelsels. Sinds 2004 kan je ze digitaal raadplegen in de Verhalenbank van het Meertens Instituut. Tien niet te missen beroemde Nederlandse volksverhalen lees je natuurlijk hier.
1. De Vliegende Hollander
Albert Pinkham Ryder/publiek domein
De grimmige zeelucht voorspelde weinig goeds. De golven schuimden gevaarlijk en alleen een waanzinnige zou op deze donkere paasochtend uitvaren. De kapitein van het Verenigde Oost-Indische Compagnie-schip was zo’n man. De onheilspellende weersomstandigheden deerden hem niet. Hij was een trotse vent die bekend stond om de onovertroffen snelheid waarmee hij naar Azië zeilde.
De bemanning probeerde wanhopig hun gezagvoerder op andere ideeën te brengen. In deze apocalyptische weersomstandigheden vertrekken, was je reinste zelfmoord. Bovendien betekende uitvaren op Pasen pure heiligschennis. Koppig dreef de kapitein zijn zin door. Varen zou hij, desnoods tot het einde van zijn dagen. Bij wijze van extra stimulans pleurde hij zijn stuurman overboord.
Plots, als door de duivel bezeten, koos de Oost-Indiëvaarder het ruime sop. En eeuwig varen deed de kapitein. Het vaartuig bereikte nooit de beoogde bestemming in Batavia. Thuis telden de bemanningsvrouwen de dagen, maar hun vermiste echtgenoten zagen ze nooit meer terug. Later verklaarden zeelui dat ze een zwartgeblakerde driemaster met bloedrode zeilen tegen de wind in zagen scheren ter hoogte van Kaap de Goede Hoop. Het waren zeker niet de minste getuigen. Prins George van Wales, de latere Engelse koning George V, herkende het spookschip toen hij op 11 juli 1881 met de HMS Bacchante langs de Australische kust voer.
Charles Temple Dix/publiek domein
De Vliegende Hollander groeide uit tot een wereldberoemde zeemanssage. Het spookschip speelt zelfs een glansrol in de Pirates of the Caribbean-franchise. De Terneuzenaars zijn er overigens heilig van overtuigd dat de vervloekte kapitein uit hun stad kwam. De dolende Willem van der Decken legt het lokale toerisme alvast geen windeieren. In Terneuzen overleeft het spookverhaal moeiteloos de eenentwintigste eeuw dankzij het gelijknamige bier, gebak, museum-eetcafé, een wandelroute, schilderijen, standbeelden en allerlei prullaria.
2. De zeemeermin van Westenschouwen
Eens werd Westenschouwen geroemd om zijn welvarende haven. Verwaand trokken de haringvissers almaar verder de Noordzee in, waar ze op een dag een zeemeermin in hun netten strikten. Machteloos keek haar echtgenoot toe hoe de Westenschouwers zijn vrouw meenemen aan wal. De zeemeerman smeekte de dorpelingen om haar vrijlating: het droge zou zijn geliefde immers fataal worden.
De Westenschouwers bleven doof voor zijn smeekbeden. De zeemeermin stierf spartelend onder een koor van spottend gejuich. Maar de zeebewoners zouden het laatst lachen. De zeemeerman vervloekte het Zeeuwse vissersdorp met de befaamde woorden “Westenschouwen, ‘t zal u rouwen, dat ge hebt geroofd mijn vrouwe. Westenschouwen zal vergaan, alleen de toren zal blijven staan.”
En zo geschiedde. Een verwoestende storm overtrof de vissers in hun wreedheid. De haven verzandde en kort daarna verlieten de dorpelingen noodgedwongen het wegkwijnende vissersplaatsje.
Volksverhalen willen vaak een historisch gegeven verklaren. De Westenschouwse haven verzandde daadwerkelijk in de zestiende eeuw. De bewuste toren bleef niet staan maar ging in 1845 tegen de grond. Tegenwoordig verbindt men de overgebleven Plompe Toren op de dijk van het verdronken dorp Koudekerke aan de sage. De zeemeermin is niet vergeten. In 2018 kreeg ze een standbeeld op de rotonde bij de huidige gemeente Westenschouwen.
3. Het Vrouwtje van Stavoren
Gouwenaar /wikimedia commons
“Hoogmoed komt voor de val”, die pijnlijke levensles leerde het Vrouwtje van Stavoren als geen ander. Na de toetreding van Stavoren tot het machtige Duitse Hanzeverbond in 1285 nam de Friese stad een hoge vlucht. Een rijke koopmansweduwe overklaste in haar eentje de handelsvloot van alle koopvaarders van Stavoren tezamen. De inhalige vrouw wou meer, dus verzocht ze een kapitein om het kostbaarste bezit op aarde.
Emperoredwin/wikimedia commons
De brave man voer vergeefs de hele wereld rond. Bijna gaf hij de hoop op, tot een handelaar in Danzig hem overtuigend handenvol graan toestopte. Eenmaal terug thuis bleek het vrouwtje van Stavoren een tikkeltje minder enthousiast over de buit. Ze ontstak in een furie en liet de korrels aan stuurboord de zee in gooien. Een zwerver waarschuwde de koopmansweduwe: zoveel hoogmoed zou haar beslist nog bezuren. Zijn vermanende woorden maakten weinig indruk. Het vrouwtje van Stavoren gooide haar ring in het water en spotte dat ze eerder het juweel terug zou zien, dan dat die voorspelling uitkwam.
Niet lang daarna vond een dienstmeisje de weggeworpen ring terug in een gevangen vis. De rest is zoals men zegt geschiedenis. Een genadeloze storm verzwolg de vloot en ruïneerde de hoogmoedige koopmansweduwe. De graankorrels vormden een eiland in de zee dat de toegang tot de haven versperde. De glorie van de Friese stad vervaagde even snel als ze gekomen was.
4. Ellert en Brammert
wikipedia / publiek domein
Ellert en Brammert zijn in Drenthe zo beroemd dat de Schoonoorders een openluchtmuseum naar het duo noemden. Maar lieverdjes waren deze rovende reuzen allesbehalve. Zo’n vierhonderd jaar geleden maakten de kolossen de omgeving van Schoonoord onveilig. Vader Ellert en zoon Brammert leefden in een ondergronds hol en wisten perfect wanneer er nietsvermoedend slachtoffer hun territorium passeerde. De reuzen overspanden namelijk met een wirwar draden het huidige Ellertsveld. Wanneer de belletjes van dit ingenieus alarmsysteem rinkelden, sloegen ze meedogenloos toe.
Op een dag wandelde er een interessantere buit over het uitgestrekte heideveld: het knappe boerenmeisje Marieke. Vader en zoon sleurden het arme kind mee naar hun schuilplaats en promoveerden haar prompt tot hun nieuwe huismeid. Iets minder praktisch was dat de reuzen voortaan om de beurt op het meisje moesten waken.
Na zeven jaar vond de huishoudster tegen wil en dank het welletjes. Terwijl Brammert eropuit was voor een zoveelste strooptocht, vroeg Ellert haar om een scheerbeurt. Perfecte timing. Het meisje aarzelde niet, sneed Ellert de keel over met scheermes en vluchtte haar vrijheid tegemoet. Nadat Brammert zijn doodgebloede vader vond, stormde hij Marieke woest achterna. De deur van haar ouderlijke woonst klapte net toe toen Brammerts bijl zich in het hout plantte en zo een stiepelteken in de sluitstijl achterliet.
De sage van Ellert en Brammert dook al in 1660 op in Johan Picardts Annales Drenthiae. Bij deze “vader van de Drentse geschiedschrijving” waren de rovers nog mensen. Tegen de negentiende eeuw vervelden ze tot reuzen. Niet gek ook. In de provincie Drenthe staan maar liefst 52 van de 53 overgebleven Nederlandse hunebedden. Welke krachtpatsers stapelden anders al die malle steenhopen?
5. Kabouterkoning Kyrië
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Waarom zou je de moeite doen om een onschuldig dorpsmeisje te ontvoeren, als er kabouters bestaan? Kabouters waren ijverige baasjes en in de Kempen krioelde het ervan. Met veel plezier hielpen de noeste werkertjes de boerenpopulatie van de barre zandstreek. De kereltjes gingen bij voorkeur ’s nachts te werk: kabouters waren namelijk aardig op hun privacy gesteld. Toen een nieuwsgierige boer toch eens stiekem naar hun nachtelijke arbeid gluurde, bekocht hij dat met een blind oog.
De kabouters van de Kempen leefden met hun koning Kyrië op de Kerkakkers in de Kabouterberg, een oude grafheuvel op de Hoogeloonse heide nabij het Koebos. Het bekendste verhaal van kabouterkoning Kyrië betekende helaas ook meteen zijn einde. Toen Kyrië op een dag goedgeluimd een uitje naar Riethoven maakte, loste een jager een ongelukkig geweerschot. De getroffen kabouterkoning sleepte zich met zijn laatste krachten naar de nabijgelegen Duivelsberg, waar toevallig ook een hele kabouterstam woonde. De kabouterleider blies zijn laatste adem uit, waarna het droeve nieuwtje al snel alle Kempen-kabouters bereikte en het behulpzame volkje hun koning in zijn thuisdorp Hoogeloon begroef.
Na Kyriës dood hadden de kabouters genoeg van de mensheid. De kereltjes verlieten als de wiedeweerga met een gigantische stofwolk het Kempenland en niemand heeft ze ooit nog gehoord of gezien. Als je ooit in het Noord-Brabantse Hoogeloon bent, bezoek dan zeker het Valensplein. Daar staat sinds 1985 een bronzen standbeeld van de nobele kabouterkoning, wakend op de dorpspomp.
6. De Witte Wieven van Lochem
Pieter Holsteyn II/publiek domein
Wanneer de duisternis over de Lochemse bergen viel, maakte je dat je veilig thuis zat. En beter bleef je ver weg van de bossen tussen Zwiep en Barchem. Daar school op de noordflank van de Kale Berg immers de Witte Wievenkoele: een diepe kuil in een oude leemgroeve waarin vaalwitte vrouwengedaantes spookten. ’s Nachts verlieten deze Witte Wieven hun ondergrondse verblijf en zweefden ze als lage mistflarden over de Lochemse streek.
De lokale bevolking vermeed deze spookverschijningen, want ze wist dat Witte Wieven je gerust lieten zolang je ze zelf niet lastig viel. Soms hielpen ze zelfs mensen. Een arme boerenjongen uit het Achterhoekse dorpje Zwiep bracht ze dankbaar een schaal met driekoningenkoek nadat ze hem van een nare val redden. De boerenjongen heette Herbert en was verliefd op de prachtige Johanna. Haar hebberige moeder zag echter een betere partij in de welgestelde Albert. Johanna’s meer ruimdenkende vader stelde voor dat de liefdesrivalen de strijd beslechten met een dapperheidstest. Bij nacht moesten ze te paard naar de Witte Wievenkoele rijden en een haarspit naar de behoorlijk licht ontvlambare spookdames gooien.
August Malmström /publiek domein
Op papier was Herberts aftandse boerenknol geen partij voor Alberts gespierde raspaard. Maar de boerenjongen bleek standvastiger. Zijn gegoede rivaal koos halfweg de rit al het hazenpad. De bescheiden boerenjongen volhardde en mikte zonder aarzelen het ijzeren projectiel in de kuil. Als door een horzel gestoken schoten de Witte Wieven hun ongewenste gast krijsend achterna. Hun scherpe vingernagels klauwden al gevaarlijk toen Herbert Johanna’s huis bereikte.
Een klap weerklonk. Buiten lag de haarspit en – verrassing – de nu gouden schaal van Herberts driekoningenkoek. Uiteraard werd Johanna zijn vrouw.
7. Bokkenrijders
Hieronymus Bosch/publiek domein
Meer dan een losstaand volksverhaal, zijn de Bokkenrijders een fenomeen waarin fantasie en historische feiten hand in hand gaan. Dankzij strips als Suske en Wiske, de ronddraaiende Efteling-attractie Villa Volta, Ton Van Rens spannende boekenreeks “De Bende van de Bokkenrijders” en de afgeleide televisieserie laat de beruchte roversbende bij iedereen meteen een belletje rinkelen.
Mbch331/wikimedia commons
Rond 1730 lieten de eerste Bokkenrijders van zich horen in het Zuid-Limburgse Wolfhagen. Deze rovers ruilden God in voor de duivel, bezondigden zich aan satanische rituelen en verplaatsten zich op bokken door de lucht. Tenminste, dat verklaarden de vermeende bendeleden onder gruwelijke tortuur (soms met inbegrip van hun hele familie) tijdens hun gevangenschap.
Tegenwoordig blijkt de waarheid prozaïscher. De Bokkenrijders waren eerder bescheiden criminelen die het dievenpad kozen in tijden waarin armoe troef was. De blasfemische wandaden die ze bekenden, vloeiden eerder voort uit de barbaarse achttiende-eeuwse justitie dan de werkelijkheid. Al waren deze rovers nu ook niet bepaald Robin Hoods. Voor een brandbriefafpersing meer of minder draaiden ze beslist hun hand niet om.
8. De Amersfoortse Kei
Michielverbeek/wikimedia commons
Op 7 juni 1661 voltrok zich een merkwaardig schouwspel in Amersfoort. Wel vierhonderd Amersfoorters versleepten zwetend en puffend een reusachtige zwerfkei van de heide bij De Stompert naar de Varkensmarkt. Het granieten gevaarte woog 7.157 kilo, was 2 meter hoog en had een omtrek van 5,25 meter. Ondertussen proestte een zekere jonkheer Everard Meysters het uit van het lachen.
De doortrapte jonker had de naïeve Amersfoorters met liters bier en krakelingen verleid tot deze absurde verplaatsing. De excentrieke edelman koesterde achteraf zo’n napretjes over zijn dolle frats, dat hij het voorval vereeuwigde met een gedenkpenning en een gedicht. Alsof dat nog niet volstond, versierde hij zijn nieuwe woning in Utrecht met allerlei verwijzingen naar het voorval. Overdrijven is ook een vak.
De Amersfoorters kregen al snel in de smiezen dat ze gerold waren. Naburige dorpen en steden doopten hen smalend “Keientrekkers” en hun stad stond voortaan bekend als “Keistad”. Beschaamd begroeven ze de vrucht van hun nutteloze arbeid in 1672 onder de Varkensmarkt. In 1903 porde de lokale oudheidkundige vereniging Flehite het stadsbestuur aan om het bijzonder stuk erfgoed op te graven. En daar pronkt hij nu trots op een sokkel aan de rand van het stadscentrum, in Plantsoen-Zuid bij de Arnhemsestraat: de Amersfoortse Kei.
9. De Bloedsteen van Kernhem
RubenKoman/wikimediacommons
Ben je toevallig in de buurt van Utrecht? Prik dan eens met een speld in de Amersfoortse Kei. Schijnt gaat-ie dan bloeden. Werkt het niet? Dan heb je misschien meer geluk in de provincie Gelderland. Daar vind je in Ede, in de bossen van het Landgoed Kernhem, een eeuwenoude platte steen. Naar verluidt lag hij vroeger helemaal bovenaan de grafheuvel. Wie weet hoeveel liters bloed hij in die tijd zag?
De steen op de Doolhoflaan was met zijn altaarformaat kennelijk het geknipte decor voor heidense rituelen, inwijdingen, en misschien zelfs wrede mensenoffers. Als je nu bij volle maan in de steen prikt (andere bronnen zeggen dat een scherp mes ook wel werkt), verschijnen dikke donkerrode bloeddruppels. Alsof een bloedsteen op een oude begraafplaats – waar het overigens stikt van de vleermuizen – nog niet akelig genoeg is, merken bezoekers ook geregeld een witte verschijning op in de buurt van de steen.
Op de plaats waar nu Huis Kernhem staat, stond vroeger een burcht. De dochter van de zevende kasteelheer van Kernhem beloofde op haar geliefde te wachten toen hij naar het slagveld trok. De ridder keerde nooit terug naar Ede. De middeleeuwen verstreken, de wereld veranderde, de burcht verdween, maar de kasteeldochter hield zich aan haar belofte. Anno 2019 spookt ze als een Witte Wief met liefdesverdriet in de buurt van de Bloedsteen.
10. De Held van Haarlem
TH Schuler/publiek domein
Zowat elke Amerikaan kent het verhaal van een achtjarige sluiswachterszoontje dat huiswaarts plots water hoorde stromen aan de dijk. Het knaapje aarzelde geen seconde en stak zijn vinger in het alarmerende gaatje. De hele ijskoude nacht riep hij om hulp, maar pas tegen de ochtend hoorde een voorbij wandelende dominee zijn noodkreet. De geestelijke verwittigde snel de Haarlemmers en zo redde het jochie de stad van een rampzalige dijkbreuk.
Doorheen de jaren vereenzelvigden Nederlanders de Held van Haarlem met de naam Hans Brinker en vergaten ze de herkomst van dit fraai staaltje importfolklore. Het jongetje heette namelijk helemaal niet zo. Sterker nog. Het gaat om een fictief én naamloos personage dat slechts kort opduikt in het boek “Hans Brinker; or, the Silver Skates: A Story of Life in Holland”.
De 34-jarige Mary Mapes Dodge schreef het razend succesvolle kinderboek in 1865. Een knappe prestatie, de Amerikaanse schrijfster kende Nederland enkel uit de populaire geschiedeniswerken van John L. Motley. Het verhaal over een vijftienjarige schaatskampioen die zijn zieke vader wil helpen, werd ook in Nederland een bescheiden bestseller. De vertaler verwonderde zich wel geregeld om verschillende compleet van de pot gerukte beschrijvingen.
Uberprutser/wikipedia commons
Wanneer Amerikaanse toeristen in Nederland belandden, staat “De Held van Haarlem” sowieso op hun to-do-lijstje. Ze hebben geluk: zowel in Spaarndam, Harlingen als Madurodam vind je zijn standbeeld.
Dit artikel is geschreven door Matthias Van de Velde. Hij komt uit de verguisde carnavalsstad Aalst en studeerde Klassieke Geschiedenis en Europese Politiek aan UGent. Hij is nog steeds boos dat hij als 6-jarige dreumes niet mee mocht toen ‘Bram Stoker’s Dracula’ en ‘Jurassic Park’ in de bios draaide. Hij schrijft nooit een woord te veel, tenzij hij zich laat gaan.
Vergelijkbare lijstjes
2 reacties
goede info en handig.
bleh