De loden zon drukt moordend op je moegestreden lijf. Je hapt naar adem achter je verstikkende gezichtsvizier. Het rulle zand kraakt onder je voeten. Het volk schreeuwt om bloed. En bloed zullen ze krijgen. Dat van jou, of dat van je tegenstander? Dat is maar de vraag. Zorgen voor later: deze tien gladiatoren weetjes wachten niet!
10. Gladiatorengevechten waren eerst bescheiden begrafenisplechtigheden
We schrijven 264 v.Chr. in de Romeinse Republiek. De welgestelde patriciër Brutus Pera blaast zijn laatste adem uit en vraagt op zijn sterfbed aan zijn zoon Decimus Jiunus Brutus om zijn begrafenis een beetje te pimpen. Zwaardgevechten op het Forum Borarium dat lijkt die ouwe Brutus wel wat. Zijn lichaam mag tot stof vergaan, maar zijn naam zal overleven. Want het volk zal nooit vergeten welke nobele heer hen dit bloederig spektakel naliet. En gelijk had hij. Zijn zoon hield woord en drie slavenparen vochten op leven en dood op de aloude veemarktplaats.
In de volgende decennia schreven steeds meer Romeinse aristocraten zulke munera in hun testament. Aanvankelijk waren de munera kleinschalige gevechten tussen slaven of veroordeelde gevangenen in de buurt van de graftombe. Mettertijd groeiden de begrafenisplechtigheden uit tot heuse publieke spektakels in een aangepast decor.
Romeinse politici ontdekten namelijk al snel dat ze met deze begrafenisspelen het volk konden paaien. Als zijn verzetje uitbleef, braken de gewone man de boel af. In de woelige slotjaren van de Romeinse Republiek had elke ambitieuze politicus dan ook gladiatoren in zijn kielzog. Marcus Antonius ging zelfs nooit de deur uit zonder zijn als bodyguards bijklussende zwaardvechters.
In 65 v.Chr. eerde een jonge aanstormende politicus zijn overleden vader met 320 gladiatorenparen in zilveren harnassen. Een indrukwekkend aantal, net als het feit dat zijn vader alweer 20 jaar dood was. Die jonge politicus was natuurlijk Julius Caesar, de man die Rome de Keizertijd inloodste.
9. Er ontstond een ware gladiatoren-business in de Romeinse Keizertijd
Spartacus serie
In de eerste eeuw v.Chr. verscheen in de Romeinse stad Capua het eerste amfitheater en vanaf 42 v.Chr. waren gladiatorengevechten vaste prik bij de openbare spelen. In de Romeinse Keizertijd boomde de gladiatoren-business pas echt. Amfitheaters ploften als paddenstoelen uit de grond en in Rome bouwde keizer Vespasianus in het jaar 72 het kolossale Colosseum. De ovaalvormige spektakelconstructies waren zelfs regelrechte exportproducten: volgens recente onderzoek verspreidden de Romeinen meer dan 300 exemplaren over het Rijk.
Spartacus serie
Tegelijkertijd ontstond een bloeiende gladiatorenindustrie, waarin lanistas de hoofdrol speelden. Deze gladiatorenbazen runden gespecialiseerde gladiatorenscholen, de ludi. In zo’n ludus leerden aspirant-gladiatoren het klappen van de zweep. Dagelijks oefende een novicus met houten wapens op de palus, een manshoge paal. Dat van die zweep mag je trouwens letterlijk nemen, want de doctor, de gladiatorenoefenmeester, waakte streng over je vooruitgang. Nadat je de aanval- en verdedigingstechnieken onder de knie had, was je rijp voor de arena.
In 325 verbood Constantijn de Grote gladiatorenspelen. De keizer had het christelijke licht gezien en was dus niet tuk op al dat nodeloos geweld. Niet dat Constantijns verbod veel indruk maakte. De lemmeten klonken nog overtuigend tot het begin van de vijfde eeuw.
8. Gladiatoren waren veganisten
Spartacus serie
Wat speelde een gladiator eigenlijk allemaal naar binnen? Alle dagen biefstuk zou je denken, maar niets was minder waar. Gladiatoren volgden een streng veganistisch dieet, waarin graan de Schijf van Vijf domineerde. Daarin had je bovendien niet te kiezen. De vechtjassen kregen uitsluitend gerstkorrels op hun bord, iets waar de gegoede Romein van gruwde. Wanneer legerlegionairs iets mispeuterden, moesten ze als straf hun vaste tarwerantsoen inruilen voor gerst.
De gladiatoren waren gelukkig niet bepaald kieskeurig. Ze vraten zelfs zoveel gerst dat ze de denigrerend bijnaam hordearii kregen: de gerstmannen. De veelvuldige gerstconsumptie gaf in elk geval fysieke voordelen. Dankzij de koolhydraten kreeg je een stevig vetlaagje dat je vitale organen beschermde tegen al te diepe steekwonden.
Gekookte bonen leverden de nodige eiwitten, havermout en gedroogd fruit maakten het energierijk gladiatorendieet af.
Met zo’n eenzijdig voedingspatroon zonder zuivel verwacht je een ernstig calciumtekort. Onderzoek van opgegraven gladiatorenbeenderen toont dat hun knoken opmerkelijk sterker waren dan die van de doorsnee Romein. Dat dankten ze aan een rudimentaire fitness shake: een mengseltje van plantenassen en azijn. Lekker is anders, maar je kreeg er wel ijzersterke botten van.
Vermoedelijk zorgde het gladiatorendieet en de dagelijkse oefeningen ook voor een betere doorbloeding en een uitstekende cardiovasculaire gezondheid. Fitte jongens, die Romeinen!
7. Gladiatoren vochten niet altijd tot de dood
Het gladiatorenleven was beslist niet voor doetjes. Toch viel het al met al nog mee met je overlevingskansen. Waar de vroegere begrafenisgevechten in de republiekjaren doorgaans een dodelijke slachtoffer eisten (de zogenaamde gevechten sine missus, kenden de eerste gladiatorengevechten uit de Keizertijd opmerkelijk lagere sterftecijfers. Keizer Augustus verbood namelijk de gevechten sine missus en daarnaast drukten een hoop regeltjes de pret.
Gladiatoren hakten dus niet zomaar als losgeslagen gekken op elkaar in. Sommigen probeerden het wel, maar dan kwam de alerte scheidsrechter meteen tussenbeide. Je kan een gladiatorengevecht eigenlijk nog het best vergelijken met een moderne bokswedstrijd. De tegenstanders hadden min of meer dezelfde grootte en vechtervaring en vermoedelijk zette de scheidsrechter de boel stop zodra een van de twee zwaar gewond raakte. Soms eindigde een ellenlang kamp zelfs met een gelijkspel als het volk de makke boel beu was. Geschiedkundigen schatten dat 1 op 5, of zelfs maar 1 op de 10 gevechten een dodelijke afloop had.
Dat valt een beetje tegen, hé? Maar stel je eens in de plaats van een lanista. Je hebt flink betaald voor je gladiator, gaf hem een dure opleiding, aangepaste voeding (en zo’n gladiator eet best wat) en een dak boven zijn hoofd. Dan wil je dat je investering eerst enkele jaren rendeert, niet? Toch leefden de meeste gladiatoren niet lang. Voor velen was het al een prestatie als ze de 25 haalden, 30 worden was al helemaal een mirakel.
In de latere jaren van de Keizertijd kregen gladiatoren het harder. Augustus’ verbod op gevechten sine missus raakte in de vergetelheid. Naarmate interne conflicten het Romeinse Rijk bedreigden, vroeg het volk om meer bloed. Tegen de onrustige derde eeuw eindigde haast één op de twee kampen met een gladiatorenkadaver. Het volk vroeg om brood en spelen, en die kregen ze.
6. Het beroemde duimgebaar staat ter discussie
Screenshot film Gladiator
De verslagen gladiator ligt kreunend in het zand, de uitgelaten meute joelt als een stel Feyenoord-hooligans op uitje. De overeind staande overwinnaar hoort tienduizenden stemmen en kijkt twijfelend naar de keizer. Welke beslissing zal Romes machtigste man nemen? Het publiek mocht nog zo luid om een executie of genade schreeuwen, het was uiteindelijk de keizer die de doorslag gaf. Gaat die duim daar naar beneden? Dan sloeg de onfortuinlijke gladiators laatste uur. Maar misschien verkeert de keizer wel in een goede bui en draait hij die pollex de lucht in?
Het is een hardnekkig misverstand dat een opgestoken duim de overwonnen gladiator spaarde en de omgekeerde duim zijn doodsvonnis tekende. Films als Gladiator en Jean-Léon Gérôme’s bekende schilderij Pollice Verso uit 1872 versterkten die mythe, net als het feit dat we een omhoog gestoken duim als iets positief zien – in landen als Iran brengt zo’n duimpje je dan weer in nare situaties!
De Romeinse chroniqueurs bleven tamelijk vaag over het precieze beslissende gebaar. Hedendaagse historici vermoeden dat het misschien wel net andersom was. Ook discussiëren ze over een gesloten vuist met twee uitgestoken vingers of zelfs een wuivende witte zakdoek als verlossend signaal.
In kleinere regionale amfitheaters kon je populariteit vaak je leven redden. Daar respecteerden de lokale bestuurders doorgaans de stem van het volk en was de verlossende kreet Mitte! (“Laat hem vrij!”) van levensbelang. Schalde er Iugula! (“Dood hem!”) door de arena, dan ramde je nemesis zijn wapen tussen je schouderbladen, nek of hart.
5. Vanwaar kwamen al die gladiatoren?
Gladiatoren hadden een beperkte houdbaarheidsdatum. Het opwindend schouwspel vroeg dan ook voortdurend om vers bloed en een oorlogscampagne kwam daarvoor altijd goed van pas. Rome boerde behoorlijk goed in de eerste eeuw en het Keizerrijk beschikte daardoor over een grote voorraad krijgsgevangenen. De overwonnen soldaten belandden in de gevreesde staatsmijnen, op slavenmarkten en in amfitheaters. De sterkste en meest getalenteerde vechters verhuisden naar het Rome. Afgekeurde krijgsgevangenen strompelend stante pede bibberend en kansloos de arena in als noxii: de gewonden.
Op de slavenmarkten kon je ook altijd een nieuwe rekruut op de kop tikken. Als een meester zijn slaaf moe was, of zijn dienaar een misstap begin, vloog hij mooi weer de verkoop in. Veroordeelde slaven met zware halsmisdaden op hun kerfstok kregen meteen een enkele rit naar de arena als damnati. De iets gelukkigere afvallige slaven doorliepen eerst een gladiatorenopleiding.
En dan waren er nog de vrijwilligers. Niet-Romeinse staatsburgers, paupers en verveelde ex-soldaten vonden in de ludus een uitweg. Het gladiatorenbestaan garandeerde je dagelijks een gevulde maag (gladiatoren zaten goed in het vlees), huisvesting, en (in het beste geval zelfs) het vooruitzicht op smachtende vrouwenblikken en blinkende sestertiën.
Tegen het einde van de republiek vormden betaalde vrijwilligers naar schatting een vijfde van het gladiatorenbestand. En dat waren lang niet allemaal arme sloebers. In de Keizertijd oefende de arena een magische aantrekkingskracht op sommige welgestelde Romeinse mannen. Patriciërs, Romeinse ridders en zelfs vooraanstaande senatoren tekenden zonder aarzelen een contract (auctoramentum) bij de lanista. Gladiatoren mochten hun prijzengeld en geschenken houden én de vrijwilligers konden zelf altijd terugkrabbelen, dus geef hen eens ongelijk.
4. Er vochten ook vrouwelijke gladiatoren in de arena
Geloof het of geloof het niet, maar ook vrouwen stonden hun mannetje in de arena. Vanaf de eerste eeuw duiken de eerste gladiatrices op. Deze bekampten elkaar of gingen de confrontatie aan met wilde dieren als venatores. Kennelijk waren ze wel zeldzamer dan een vegetariër in een steakhouse, want maar enkele Romeinse schrijvers vermeldden vrouwelijke gladiatoren.
Vermoedelijk waren deze vrouwelijke gladiatoren een leuk extraatje bij exclusieve gelegenheden. Keizer Nero stuurde bijvoorbeeld in 66. Ethiopische gladiatrices (én kinderen, want die waanzinnige Nero was niet aan zijn proefstuk toe) de arena in om Tiridates I van Armenië van te imponeren. Keizer Domitianus genoot er dan weer van om vrouwen tegen dwergen te zien vechten.
Volgens sommige archeologische bronnen nam het publiek de gladiatrices ondanks het vermeende gimmickgehalte toch aardig serieus. Een bewaard marmeren bas-reliëf uit de tweede eeuw prijst de vechtsters Achillia en Amazone voor hun onvergetelijke demonstratie. Na een uit de hand gelopen debacle verbood keizer Septimius Severus het hele gladiatrix-gebeuren, maar latere grafinscripties bewijzen dat Septimius’ verbod weinig indruk maakte.
3. Er bestonden verschillende gladiatorensoorten
Met de professionalisering van de bloedsport kwamen er ook gespecialiseerde gladiatorentypes met elk hun eigen gevechtsstijl, wapens en attributen. De zelfgenoegzame Romeinen waren daarin creatief: ze vernoemden de eerste gladiatorensoorten naar hun overwonnen vijanden als de Samnieten, Thraciërs en Galliërs. Nadat deze volkeren volwaardige Romeinse burgers werden, lagen deze verwijzingen een pak gevoeliger. In een vlaag van politieke correctheid verzonnen de Romeinen dan maar nieuwe gladiatorennamen.
De zwaar gepantserde Samniet met gebogen schild en scheenbeschermer ging voortaan door het leven als de secutor. De murmillo verving de Galliër en had veel gemeen met de secutor. Je herkent deze vechtjas meteen aan zijn manica (de karakteristieke armbeschermer), imposante helm met kam en uiteraard de gladius, het stevige korte zwaard waarmee hij lelijk uithaalde. Overigens dankten de gladiatoren hun naam aan dat wapen, hoewel niet alle gladiatoren zwaardvechters waren. Kijk maar naar de retarius.
De retarius was maar een rare snuiter. Deze knaap betrad de arena met een visnet en drietand. Deze netvechter had amper een harnas, op wat occasionele schouderbescherming na. De retarius gold als het uitschot onder de gladiatoren. Onderschat hem toch maar niet. Zonder zware bepantsering kon deze jongen behendig uithalen. Zijn net was bovendien multifunctioneel: hij gooide het over zijn tegenstanders, verstrikte er hun wapens mee of liet hen geniepig struikelen. Nog geniepiger: in zijn lendendoek verborg de retarius een dolk voor noodgevallen!
Naast dit illustere trio verschenen er ook geregeld gladiatoren te paard, de equites, raceten de essedarii met hun strijdwagens over het slagveld en moest je dubbel op je hoede zijn als je voor de twee zwaarden tegelijkertijd hanterende dimachaerus stond.
Gladiatoren vochten voornamelijk tegen andere gladiatoren. De uitgehongerde wilde beesten waren gereserveerd voor de venatores: professionele jagers die zich uitleefden op exotische fauna. De onfortuinlijke bestiarii waren op hun beurt de veroordeelden die als menselijke hapjes in de muil van de wilde dieren eindigden.
Maar het bijzonderste personage was toch wel de keizerlijke gladiator. Jawel! Sommige keizers stapten onbevreesd de arena in. Nu ja, onbevreesd. Geen gladiator die het in zijn hoofd haalde om zijn keizerlijke tegenstander te verwonden. De beruchtste gladiatorenkeizer was Commodus, de wreedaard die Joaquin Phoenix huiveringwekkende vertolking in de film Gladiator inspireerde.
De echte Commodus was minstens even wreed. Zijn soldaten tegenstanders werden vooraf in de rug gestoken en vochten met een bot houten zwaard. Soms wees de keizer een verschrikte toeschouwer aan als tegenstander. Commodus was wel een uitstekende venator. Hij stroopte honderd wilde leeuwen in één jachtsessie. Met pijl en boog vanop een beveiligd afgesloten platform weliswaar.
2. Gladiatoren waren tegelijk uitschot en sekssymbolen
Romeinse intellectuelen sabelden met hun pen de gladiatoren neer als onbeschaafde bruten die evenveel aanzien kenden als het eerste beste straathoertje. Voor de lanistas hadden ze al niet veel betere woorden over. Het volk koesterde warmere gevoelens. Het amfitheater gaf de gewone man vertier en verstrooiing en de grote helden waren natuurlijk de gladiatoren.
Kinderen dolden met kleien gladiatorenpoppetjes alsof het Marvel en Star Wars action figures waren. Volwassen becommentarieerden passioneel wedstrijden in de herbergen en kochten door gladiatoren aangeprezen producten. Ja hoor, al lang voor Michael Jordan zijn lucratieve Nike-deal sloot bestonden er endorsements. Portretten van de bekendste vechters en weinig aan verbeelding overlatende graffitileuzen vulden openbare muren.
Gladiatoren waren de onbetwiste rocksterren van hun tijd en daar hoorden uiteraard groupies bij. Verrukte vrouwen tooiden zich met haarspelden en andere sieraden gedompeld in gladiatorenbloed, overtuigd van de magische eigenschappen. Tegenwoordig zetten meisjes het op een gillen als ze een bezwete T-shirt van hun favoriete artiest vangen, in het oude Rome ging de manie nog een stapje verder. Naast bloed waren gladiatorenolie, huidschraapsels en zweet begeerde souvenirs. Vrouwelijke fans vermengden het gladiatorenzweet in hun gezichtscrème en andere cosmetica. Het zilte lichaamsvocht stond zelfs bekend als een krachtig afrodisiacum!
1. Dromen van de rudis
Roem en groupies zijn fijn, maar uiteindelijk snakt iedereen naar vrijheid. Enkele gelukkige gladiatoren proefden die vrijheid ook. Als je de rudis, een symbolische houten vrijheidszwaard, ontving wist je eindelijk hoe laat het was. Je moest er natuurlijk wel iets voor over hebben. In leven blijven bijvoorbeeld.
Was je écht succesvol en een heuse publiekslieveling? Dan liet je lanista je misschien na drie à vijf jaar gaan. Tenslotte was je jaren zijn goudhaantje (een gladiatorenbaas verdiende soms al na twee gevechten zijn aankoop terug!) en daar mocht wel iets voor over staan, niet? Het speelde in je voordeel dat zo’n emotionele vrijlating het volk ook niet bepaald onbetuigd liet.
De opgehitste mensenmassa overdonderen met een buitengewone vechtprestatie leverde je soms ook een vrijkaartje op. De Romeinse dichter Martialis verhaalde over een legendarisch kamp tussen de gladiatoren Verus en Priscus. Beiden gaven geen krimp. Voor hun ongeziene moed en strijdlust kregen ze elk de felbegeerde rudis en palmtakken. Deze strategie werkte natuurlijk niet altijd. Wanneer een gladiator een exceptioneel performance neerzette, kon de uitzinnige meute evengoed aansturen op meer van dat.
In de strikt afgebakende Romeinse standenmaatschappij had je als gepensioneerde gladiator geen grote verdere carrièreverwachtingen. De meeste oudgedienden (rudiarii) schoolden zich om tot summa rudis: de scheidsrechters die waakten dat alles wel netjes verliep op het strijdtoneel. Anderen konden lekker rentenieren met hun prijzengeld.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Toen keizer Tiberius spelen organiseerde voor zijn overleden grootvader, stapten verschillende ex-gladiatoren nog één keer in de arena. De schnabbel betaalde natuurlijk niet slecht: het leverde hen elk honderdduizend sestertiën op!
Tot slot nog een speciale vermelding voor Flamma, een van de beroemdste gladiatoren. Deze Syrische gladiator kreeg vier keer de rudis en wimpelde zijn vrijkaartje evenveel keren af. Flamma’s leven lag in de arena en daar wou hij sterven. De ster sneuvelde op dertigjarige leeftijd met 34 gevechten op zijn palmares. Daarvan won hij er 21, eindigde hij 9 keer met een ex aequo en kende hij amper 4 nederlagen.
Dit artikel is geschreven door Matthias Van de Velde. Hij komt uit de verguisde carnavalsstad Aalst en studeerde Klassieke Geschiedenis en Europese Politiek aan UGent. Hij is nog steeds boos dat hij als 6-jarige dreumes niet mee mocht toen ‘Bram Stoker’s Dracula’ en ‘Jurassic Park’ in de bios draaide. Hij schrijft nooit een woord te veel, tenzij hij zich laat gaan.
Meer lijstjes over het oude Rome
- Caligula – De beruchte Romeinse Keizer
- Pompeii en de Vesuvius Uitbarsting – 10 Weetjes
- Spartanen – 10 Weetjes over deze brute strijders
- 10 Beroemde Gladiatoren
- 10 weetjes over het Romeinse colosseum
- Arminius en de slag bij het Teutoburgerwoud – 10 weetjes
- Vreemde festivals van de oude Romeinen
- Romeinse Goden
- 10 Weetjes over Cleopatra
- 10 Weetjes over Julius Caesar
- Top 10 Gestoorde Koningen en Koninginnen in de Geschiedenis
8 reacties
boe boe boe voor deze site
hoe bedoel je
Ik hou van GLADIATOREN
Emo
Beetje depressief.
Ik hou van emos
damn, homocide.
erg zielig..