De eerste industriële revolutie begon in de achttiende eeuw in Groot-Brittannië en in de Verenigde Staten. Ongetwijfeld heb je er wel eens over horen praten in een of andere documentaire of geschiedenisles. Bij het horen van de term ‘industriële revolutie’ denk je onwillekeurig aan lopende bandwerk, stoommachines, massaproductie, uitbuiting van arbeiders en sociale wantoestanden. Nochtans lag de industriële revolutie aan de basis van onze huidige consumptiemaatschappij. Met ‘industriële revolutie’ bedoelen we de overgang van een economie die gebaseerd was op landbouw en kleinschalige handenarbeid, naar een economie gebaseerd op grote productie-installaties en fabrieken.
Na het begin van de industriële revolutie in Groot-Brittannië breidde deze zich verder uit naar Europa en de Verenigde Staten. Allerlei technische ontwikkelingen, voornamelijk deze van de stoommachine, wakkerden de industriële revolutie verder aan. Rijke kapitalistische machtshebbers traden op de voorgrond, terwijl ongeletterde arbeiders voor een hongerloon in mensonwaardige en onveilige omstandigheden moesten werken in de grote fabrieken. Het verschil tussen de hogere klasse en de arbeidersklasse werd groter en groter. De arbeiders kwamen in verzet tegen deze onrechtvaardige uitbuiting, wat onder meer aanleiding gaf tot de opkomst van het socialisme. De industriële revolutie bracht helaas ook een ongebreidelde milieuvervuiling met zich mee, waarvan de gevolgen nog steeds merkbaar zijn.
Hieronder 10 interessante feiten over deze veel besproken periode in de recente geschiedenis.
10. De katoenhandel lag aan de basis van de industriële revolutie
In de loop van de 18de eeuw kwam er steeds meer vraag naar katoenen producten. Groot-Brittannië produceerde vooral wollen stoffen (dankzij de schapenteelt), maar katoen bood tal van voordelen ten opzichte van wol. Textielproducten van katoen waren sterker, goedkoper en konden gemakkelijker gekleurd worden. In Groot-Brittannië zelf kon men wegens het minder warme klimaat geen katoen telen. In de Britse kolonie India kon dat echter wel en Groot-Brittannië begon daarom massaal katoen in te voeren uit India.

Nieuwe technologische ontwikkelingen zorgden ervoor dat de katoennijverheid in Groot-Brittannië een hoge vlucht nam. Ene James Hargreaves vond in 1764 de ‘Spinning Jenny’ uit, een spinmachine met acht spoelen die met de hand werd aangedreven. Zo kon men acht keer meer katoendraad spinnen ten opzichte van de traditionele methode. Al snel gebruikte men waterkracht om een spinmachine aan te drijven. Het ‘Water frame’ uit 1769 was een grote spinmachine, aangedreven door waterkracht, waarmee men grove en sterke katoendraad kon spinnen. Het hek was helemaal van de dam toen James Watt de stoommachine perfectioneerde, zodat deze voor het aandrijven van machines kon worden ingezet. Voortaan waren het vooral machines die katoenproducten maakten, handenarbeid kwam er nauwelijks nog aan te pas.

In de 19de eeuw hadden vooral de Verenigde Staten de katoennijverheid in handen. In de zuidelijke staten was het klimaat geschikt om katoen te telen en daar ontstonden gigantische katoenplantages. De eigenaars zetten massaal negerslaven in om op de plantages te werken. Dankzij de goedkope arbeidskrachten en de grote vraag naar katoen werd de katoennijverheid enorm belangrijk in de Verenigde Staten en Europa.
9. Het begon allemaal in Groot-Brittannië

Groot-Brittannië was het eerste land waar de industriële revolutie van de grond kwam. De Britten hielden de plannen van de verbeterde spinmachines en vooral van de stoommachine zorgvuldig geheim, zodat andere landen ze niet konden nabouwen. Samuel Slater (1768 – 1835) was een Brit die in zijn jeugd in de Engelse katoenfabrieken werkte en dus de opbouw van de verbeterde spinmachines kende. Hij emigreerde in 1789 naar de Verenigde Staten op 21-jarige leeftijd. Zijn kennis over spinmachines nam hij mee naar Amerika. Slater wordt beschouwd als de vader van de Amerikaanse industriële revolutie, hoewel de Britten hem aanvankelijk bestempelden als een verrader. De industriële revolutie verspreidde zich in de eerste helft van de 19de eeuw ook naar andere Europese landen en naar Japan.
8. De industriële revolutie maakte van Groot-Brittannië een wereldmacht
De industriële revolutie in Groot-Brittannië zorgde voor een enorme rijkdom. Bovendien stond het land aan de top van technologische ontwikkelingen, waaronder de toepassing van de stoommachine. De invloed van Groot-Brittannië in de wereld werd steeds maar groter. Niemand verbaasde er zich over dat Groot-Brittannië uitgestrekte kolonies, verspreid over heel de wereld, kon verwerven. Het land groeide in de 19de eeuw uit tot een echte supermacht, met een koloniaal rijk ‘waarin de zon nooit onderging’. De Britse kolonies waren op alle continenten te vinden. Tot het Britse rijk behoorden onder meer Canada in Noord-Amerika, enorme gebieden in Afrika, India in Azië, Australië en Nieuw-Zeeland in Oceanië. Het Britse Rijk bereikte zijn grootste gebiedsuitbreiding kort na de Eerste Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog zou het koloniaal imperium van Groot-Brittannië langzaam maar zeker instorten. De vroegere kolonies behoren nu nog steeds tot het Britse Gemenebest.
7. De landbouw moest wijken voor fabrieken
De industriële revolutie bracht een enorme verandering in de maatschappij teweeg. Voordien werkten de meeste mensen op kleinschalige boerderijen. De landbouw, veeteelt en kleine lokale nijverheid waren de belangrijkste inkomensbronnen van de bevolking. Dat veranderde radicaal met de opkomst van de industriële revolutie. De beperkte nijverheid in de dorpen en de kleinschalige landbouw konden niet opboksen tegen de massaproductie in de fabrieken. Bij gebrek aan voldoende werk op het platteland trokken mensen massaal naar de grotere steden om daar in de fabrieken te gaan werken. Dat was voor de voormalige landbouwers een grote verandering. In de industrie moesten zij immers het tempo van de machines aankunnen en konden zij niet langer hun eigen vertrouwde werkritme volgen. De industriële revolutie zorgde voor een radicale verschuiving van een landbouwmaatschappij naar een industriële maatschappij.
6. De industriële revolutie steunde op technologische vernieuwing
Nieuwe technieken maakten de industriële revolutie mogelijk. De reeds genoemde verbeteringen aan de spinmachine luidden een tijdperk in van technologische vernieuwing. De uitvinding van een praktisch bruikbare stoommachine was een ware mijlpaal, die de industriële revolutie een ware ‘boost’ gaf. De ontwikkeling van stoommachines die met een roterende beweging andere machines konden aandrijven, was een doorbraak in de industriële geschiedenis. Door het inzetten van stoommachines in plaats van waterkracht was het niet langer noodzakelijk om fabrieken op te richten dicht bij waterwegen of rivieren. Fabrieken konden dus eender waar in het land neergezet worden.
Ook andere ontwikkelingen voedden de opmars van de industriële revolutie. De uitvinding van de mechanische ontkorrelmachine in 1793 in de Verenigde Staten, bedoeld om zaden en vezels van katoen te scheiden, deden de Amerikaanse katoennijverheid enorm opbloeien.
De Brit Henry Bessemer vond in de eerste helft van de 19de eeuw het zogenaamde bessemerprocédé uit, waarmee staal met veel minder brandstof geproduceerd kon worden. Nog tal van andere uitvindingen en technologische vernieuwingen zorgden voor de verspreiding van de industriële revolutie. Toch mogen we niet vergeten dat er ook mensen nodig waren in de fabrieken en op de plantages. En die mensen werkten vaak voor een hongerloon in mensonwaardige omstandigheden.
5. De uitvinding van de stoommachine: een mijlpaal in de geschiedenis
Emoscopes/wikipedia/CC BY 2.5
Iedereen is het erover eens dat de ontwikkeling van de stoommachine de drijvende kracht was achter de industriële revolutie. Een stoommachine levert arbeid door stoom onder druk te laten uitzetten in een cilinder, waardoor een zuiger in de cilinder wordt weggedrukt. De beweging van de zuiger wordt door een kruk- en drijfstangmechanisme omgezet in een roterende beweging. Die roterende beweging kan machines aandrijven, maar bijvoorbeeld ook de wielen van een stoomlocomotief.
De Franse natuurkundige Denis Papin vond in 1690 de eerste zuigerstoommachine uit. De Britse ingenieur Thomas Savery vroeg in 1698 een patent aan voor zijn stoommachine waarmee hij water wilde oppompen, wat echter maar in een beperkte mate lukte. Thomas Newcomen verbeterde het ontwerp van Savery en maakte ook gebruik van het zuigersysteem van Papin. De stoommachine van Newcomen bleek in staat om water uit diepe mijnen weg te pompen. James Watt verbeterde de Newcomen-stoommachine op vraag van de universiteit van Glasgow. Hij slaagde erin het rendement van de machine sterk te verbeteren. Hij ontdekte hoe hij de machine een roterende beweging kon laten maken, zodat deze voor veel meer doeleinden inzetbaar was. Roterende stoommachines konden andere machines, zoals spinmachines, aandrijven. Het zou ook niet lang meer duren eer de eerste stoomlocomotieven op nieuw aangelegde spoorwegen het land doorkruisten.
4. De macht kwam in handen van kapitalisten
Voor de industriële revolutie waren het vooral de grote landeigenaren die het in Groot-Brittannië voor het zeggen hadden. Dat veranderde drastisch toen de industriële revolutie in opmars was. Overal verschenen er fabrieken, waarvan de eigenaars enorme winsten maakten. Dat geld konden ze investeren in nog meer winstgevende fabrieken, zodat hun winst nog verder toenam. Het investeren van geld in eigen productiemiddelen met de bedoeling om winst te maken, noemt men kapitalisme. Omdat de eigenaars van de fabrieken zeer rijk werden, kregen ze stilaan de touwtjes van de economie in Groot-Brittannië in handen. Zij bepaalden de economie en de politiek van het land. De macht berustte dus voortaan bij de kapitalisten, en niet langer bij de grootgrondbezitters. Deze verschuiving van de macht vond niet alleen in Groot-Brittannië plaats. Ook in andere landen waar een industriële revolutie plaatsvond, kwamen de kapitalisten aan de macht.
3. De industriële revolutie gaf aanleiding tot het ontstaan van het marxisme en het socialisme
De kapitalisten waren machtig en rijk tijdens de industriële revolutie. Zij leefden in grote weelde, terwijl de arbeiders in vervuilende en onveilige fabrieken in miserabele omstandigheden een hongerloon verdienden. Niet alleen volwassenen, maar ook kinderen werden ingezet in het productieproces. Zij moesten vaak gevaarlijk en ongezond werk verrichten. In de jaren 1860 bijvoorbeeld bestond het personeel in de Britse textielfabrieken voor één vijfde uit kinderen jonger dan vijftien jaar.
De enorme kloof tussen de ongekende rijkdom van de fabriekseigenaren en de schrijnende armoede wan de arbeidersklasse leidde uiteraard tot verzet. De in Duitsland geboren denker Karl Marx begreep heel goed dat het ongebreidelde kapitalisme zou leiden tot een opstand van de arbeiders. Marx lag aan de basis van de arbeidersbeweging en van het socialisme. Het socialisme gaat uit van gelijkheid, solidariteit en rechtvaardigheid onder mensen. De enorme verschillen tussen de rijken en de arbeidersklasse tijdens de industriële revolutie wakkerden het ontstaan en de groei van de socialistische beweging sterk aan. Onder impuls van de socialistische beweging zouden de levensomstandigheden van de arbeiders geleidelijk aan verbeteren, maar hieraan gingen talloze opstanden, stakingen en conflicten vooraf. In vrijwel alle landen verschenen er wetten op de kinderarbeid, zodat er een einde werd gemaakt aan de schaamteloze uitbuiting van jonge kinderen.
2. Vervuiling van het milieu en schade aan de natuur
Stoommachines hadden brandstof nodig en de meest gebruikte brandstof in de 18de en 19de eeuw was steenkool. Het verbranden van steenkool veroorzaakte een nooit geziene luchtverontreiniging. Boven de grote industriesteden hing er meestal een dikke laag smog. Milieuwetgeving bestond er nog niet en afval werd zowat overal gedumpt, ook in de rivieren en kanalen. Bij vele productieprocessen waren giftige stoffen nodig die uiteindelijk ook in het milieu terechtkwamen. Bossen en natuurgebieden verdwenen omdat ze plaats moesten maken voor de aanleg van spoorwegen en de bouw van nieuwe fabrieken. Nog nooit in de geschiedenis vond er zo’n grote aanslag op het milieu plaats.
De overbevolking van de grote steden, die meestal niet beschikten over een adequaat rioleringssysteem, veroorzaakte eveneens enorme problemen. Een bekend voorbeeld is de Great Stink in Londen in het jaar 1858. Tijdens de hete zomer van 1858 stonk het water van de Thames zo erg, dat het stadsbestuur gedwongen was om maatregelen te nemen en een verbeterd rioleringssysteem te laten bouwen. Het zou nog duren tot het einde van de 19de eeuw eer de eerste milieugroepen en verenigingen voor natuurbehoud de kop opstaken. Het is pas in onze moderne tijden dat we de ernstige gevolgen zien van een ongebreidelde uitstoot van broeikasgassen, namelijk de globale opwarming van de aarde.
1. De industriële revolutie lag aan de basis van onze moderne samenleving
We zijn gewend geraakt aan consumptiegoederen en massaproductie. We verbazen er ons niet meer over dat producten aan de lopende band worden gemaakt, in enorme aantallen en in een gigantisch tempo. Een dergelijke manier van produceren ontstond tijdens de industriële revolutie, toen machines de kleinschalige thuisnijverheid stilaan verdrongen. Onze moderne maatschappij profiteert van de aanwezigheid van allerlei producten die voor iedereen beschikbaar zijn. Voedingsmiddelen, geneesmiddelen, computers, keukentoestellen, auto’s, meubelen, kleding enzovoorts enzovoorts: ze worden allemaal geproduceerd met machines in fabrieken.
Onze levensstandaard is de laatste vijftig jaar sterk verbeterd en we leven langer dan ooit tevoren. Alle burgers hebben tegenwoordig dezelfde rechten, iedereen mag deelnemen aan verkiezingen en de vakbonden zien toe op de naleving van arbeidsovereenkomsten en sociale wetten. Van kinderarbeid is er geen sprake meer. Een strenge milieuwetgeving tracht de schade aan het leefmilieu te beperken.
Nochtans blijft er een verschil tussen rijken en armen in de samenleving. Armen, zeker in de ontwikkelingslanden, worden nog steeds uitgebuit. Ook wordt de bevolking voortdurend aangemoedigd om nog meer te consumeren en nog meer producten aan te kopen, zodat de fabrieken blijven draaien. Het kapitalisme viert nog steeds hoogtij. Zo drukt de industriële revolutie nog steeds een stempel op onze moderne samenleving.
2 reacties
Zouden jullie een lijstje willen maken met de beste of meest gestreamde Franse artiesten? dankjeee
Maitre Gims zal er wel in staan