Deze keer geen top 10 lijstje zoals jullie van ons gewend zijn, maar een heuse top 11-lijst. De Elfstedentocht is een bijna 200 kilometer lange schaatstocht over natuurijs. De eerste officiële Elfstedentocht werd gereden in 1909 gereden. De winnaar was toen Minne Hoekstra. De tot nu toe laatste editie werd gereden in 1997. De winnaar was toen Henk Angenent en de winnares was Klasina Seinstra.
Het weer speelt een grote rol voor het percentage dat de finish haalt. In 1933 was het weer zeer gunstig, waardoor 94% van de deelnemers de finish wist te bereiken. In 1963 was het weer zeer zwaar, waardoor slechts 1,3% van de deelnemers het felbegeerde kruisje in ontvangst mocht nemen. Voordat de Elfstedentocht begint worden er verschillende voorbereidingen getroffen. Het bestuur en 22 rayonhoofden kijken dan of het ijs dik genoeg is (minimaal 15 cm). Wanneer de kans groot is dat de elfstedentocht doorgaat, dan ontstaat er bij sommige mensen de zogenaamde elfstedenkoorts. Dit houdt in dat mensen zich alvast op een mogelijke tocht gaan voorbereiden. Wanneer het daadwerkelijk door kan gaan dan wordt dit aangekondigd met de woorden: It giet oan! (Het gaat door!).
Tegenwoordig hebben we geen strenge winters meer en daardoor is het al jarenlang te warm om nog een Elfstedentocht te schaatsen. De Fietselfstedentocht kan echter wel gereden worden. Iedere deelnemer krijgt bij de inschrijving een stempelkaart. In de elf steden staan stempelposten waar de deelnemers hun kaart kunnen afstempelen. In dit lijstje beschrijven we elf steden die worden bezocht.
11. Sneek (Snits)
De start van de Elfstedentocht is in Leeuwarden en de eerste stad die na 22 kilometer wordt aangedaan is Sneek. Sneek is een stad met bijna 34.000 inwoners.
Sneek kreeg in de 13e eeuw stadsrechten die in 1456 officieel werden vastgelegd. Daarmee is Sneek één van de Friese elf steden. Sneek is van oudsher een vestingstad. De Waterpoort en het Bolwerk zijn daarvan de restanten. Sneek staat bekend om zijn Drabbelkoek en Berenburg, lokale specialiteiten. Daarnaast spreken ze in de stad een eigen dialect: het Sneekers. Het is geen variant van het Fries, maar van het Nederlands.
Naast de Elfstedentocht is de Sneekweek een groot evenement in Sneek. De stad kent verder ook nog kleinere, minder bekende evenementen. C&A, KING pepermunt en Gaastra vinden hun oorsprong in Sneek.
10. IJlst (Drylts)
De tweede stad die wordt bezocht is IJlst (Drylts in het Fries) en deze stad ligt op 26 km van de start. Het is een klein stadje met iets meer dan 3000 inwoners. De rivieren de Geeuw en de Ee stromen door IJlst.
Sinds 1268 heeft IJlst stadsrechten. De stad heeft twee molens: De Rat en Terpensmole. De Rat werd in 1683 gebouwd en is een houtzaagmolen. Terpensmole werd in 1982 gebouwd en is een poldermolen.
In 2002 en 2005 werden er delen van de films: De schippers van de Kameleon en Schippers van de Kameleon 2 opgenomen. IJlst wordt ook wel de houtstad van Friesland genoemd, vanwege de houtzagerij en de houtbewerking die in de stad plaatsvindt.
9. Sloten (Sleat)

Inmiddels zijn we virtueel al 40 km onderweg en komen we aan in Sloten (Sleat in het Fries). De stad heeft ongeveer 710 inwoners en is daarmee de kleinste stad van Friesland.
Op een oorkonde van 30 augustus 1426 wordt Sloten als stad bestempeld. Door de jaren heen is er gevochten bij Sloten. Eerst tussen de Friezen en Groningers in de Grote Friese oorlog, daarna tussen de Friezen en de Hollanders, vervolgens tussen de Staatse Troepen en de Spanjaarden in de Tachtigjarige Oorlog en tot slot tussen de Canadezen en de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Sloten was een belangrijke kruising tussen de waterweg van Sneek naar de Zuiderzee en de landweg tussen Duitsland en Stavoren. Op deze kruising werd tol geheven en dat was goed voor de economie van het stadje.
Tegenwoordig moet de economie het vooral hebben van toerisme, watersport en veeteelt. Sloten kent verschillende monumenten: de twee waterpoorten, de waterweg met de grachtenpanden, de korenmolen De Kaai uit 1775, het oude stadhuis met het museum en de oude stadswallen.
8. Stavoren (Starum/Staveren)
Na Sloten is Stavoren (of in het Fries: Starum of in het Stavers Stadsfries: Staveren) aan de beurt. Dit stadje heeft net geen 1.000 inwoners. Stavoren is van oudsher een Hanzestad en in de middeleeuwen een belangrijke handelshaven. Het stadje is de eerste plaats in Nederland die stadsrechten kreeg, dit gebeurde al tussen 1058 en 1068.
In het verleden heeft Stavoren verschillende namen gekend: Stavrom (11e eeuw), Stavervn (1057), Staveron (1090), Staveren (1077), Stauero (1145), Stavoren (1245) en Starum (1474). Tot 1979 heette het stadje Staveren, vanaf toen is de naam veranderd naar Stavoren.
Stavoren mag dan niet zo groot zijn, toch heeft de stad een treinstation en een haven. Daarnaast ligt het aan twee wandelpaden: Het Friese Kustpad (152 kilometer lang) en het Zuiderzeepad (400 kilometer lang) en aan een fietsroute: Hanzefietsroute (ruim 3000 kilometer lang).
Stavoren is het meest bekend van het volksverhaal Het Vrouwtje van Stavoren. Het verhaal gaat over een rijke koopmansweduwe in Stavoren die in een huis woont met gouden vloeren en zilveren muren. Ze bezat meer schepen dan alle kooplieden van de stad samen en werd steeds rijker. Ondanks haar enorme rijkdom was ze niet tevreden, ze wilde het kostbaarste bezit dat er te vinden was en stuurde een schipper eropuit om dat te halen. Deze kwam na lang zoeken thuis met een lading graan uit Danzig, dat hem waardevoller dan goud leek. Het vrouwtje zag het niet als het waardevolste dat er bestond. Woedend vroeg ze: “Aan welke zijde heb je het graan ontvangen?” “Aan stuurboordzijde.” “Gooi het dan aan bakboordzijde in zee!” Een voorbijganger die dat hoorde zei haar dat niet te doen; zou ze ooit zelf in de bedelstand vervallen, dan zou haar het graan wel goud toeschijnen. Hierop haalde zij de gouden ring van haar vinger en gooide hem met een grote boog in zee. Ze voegde hieraan toe: “Net zomin dat ik deze gouden ring ooit nog terug zal zien, zal ik in de bedelstand vervallen.” Op een dag kwam een van haar dienaren naar haar met een gevangen vis, met in de maag van die vis haar eigen gouden ring. Vanaf dat moment keerde haar lot. Ten slotte eindigde zij in grote armoede.
7. Hindeloopen (Hylpen/Hielpen/Hynljippen)
Na 77 kilometer komen we terecht in Hindeloopen (in het Fries: Hylpen, in het Hindeloopers: Hielpen en in het Woudfries of Kleifries: Hynljippen). Net als Sloten en Stavoren heeft Hindeloopen nog geen 1.000 inwoners, desondanks is het toch een stad. Dit heeft met het verleden te maken toen Hindeloopen een belangrijke handelshaven was en verbonden was aan de Hanze.
Hindeloopen had vroeger weinig contact met het achterland waardoor er een eigen dialect is ontstaan. Doordat er handel werd gedreven met Scandinavië en de andere landen rond de Oostzee, is het dialect van Hindeloopen hierdoor beïnvloed. De meeste Friezen verstaan dit dialect amper.
Net zoals Stavoren kende Hindeloopen vroeger ook verschillende namen: Hitinkufe/Hintinlvofe (822), Hindahlop (825), Hindelepum (13e eeuw), Hinlopen (1398), Hindelopen (1436), Hindelepen (1486-1487) en Hindelopen (1579). Hindeloopen ontstond in de 8e eeuw, maar was slechts een kleine nederzetting. Dankzij haar ligging aan de voormalige Zuiderzee werd de stad een handelsstad en werd er zelfs handel gedreven met Scandinavische landen aan de Oostzee. In die tijd ontstond niet alleen het eigen dialect, maar ook de eigen schilderkunst en de eigen klederdracht. In de 18e eeuw kwam de terugval dankzij de concurrentie van Amsterdam en de handelsbeperkingen in de napoleontische tijden.
Ondanks het geringe inwoneraantal heeft Hindeloopen een aantal voorzieningen. Het stadje beschikt over 4 kerken, waarvan er 1 tot woning is verbouwd. Daarnaast bevinden zich in de plaats een aantal musea en diverse horecagelegenheden. Tot slot kent het stadje een voetbalclub, een trekharmonicaclub en twee koren.
6. Workum (Warkum)
9 kilometer verder, op 86 kilometer vanaf het startpunt ligt Workum (in het Fries: Warkum). In 1399 kreeg de plaats stadsrechten en vandaag de dag telt de stad ongeveer 4.500 inwoners. In de buurt ligt de buurtschap Kleine Wiske, die tot Workum wordt gerekend.
Het lijkt wel alsof men in Friesland graag de namen van hun steden verandert. Workum heeft namelijk ook verschillende namen gekend: Waltercom (1297), Waldricheim (1327), Woldrichem (1333), Wolderchem, Waerkum (1374) en Worckum (1505).
Waar de andere steden vooral handelssteden waren, legde Workum daar niet haar focus op. In de 15e eeuw werd overgegaan tot scheepsbouw. Scheepstimmerwerf De Hoop doet nog denken aan tijden van weleer. In de 17e eeuw werden er veel molens gebouwd. Ooit kende Workum 17 molens, tegenwoordig zijn er nog maar 3 over: De Nijlânnermole (1784), De Snip (19e eeuw) en Ybema’s Mole (1899).
Workum kent 4 musea, waarvan het Jopie Huisman Museum (schilderkunst) en Museum Warkums Erfskip (geschiedenis Workum) de bekendste zijn. Verder kent Workum 4 kerken, verschillende sportverenigingen en diversie culturele verenigingen. In Workum worden evenementen zoals de visserijdagen, de beurtveer en de veekeuringsdag georganiseerd.
Tevens is de stad het beginpunt van de strontrace. Dit is een zeilwedstrijd waarbij een traject wordt afgelegd en gedroogde mest op bestemming moet worden afgeleverd.
5. Bolsward (Boalsert)
We zijn ongeveer op de helft van de tocht en komen aan in Bolsward. Deze stad die in 1455 stadsrechten kreeg kent ruim 10.000 inwoners. De buurtschappen Knossens, Laad en Zaad en Spreeuwenstein vallen onder Bolsward.
Bolsward was een hanzestad en handelde voornamelijk in zuivel met de Hollandse steden. De stad werd rijker en de welvaart kwam in de 17e eeuw tot een hoogtepunt. In de 18e eeuw raakte de economie van de stad in verval. De textielindustrie kreeg concurrentie en de zuivelindustrie kwam in zwaar weer door de veepest die destijds woedde.
Tegenwoordig is Bolsward een bedevaartsoord. In de Sint-Franciscusbasiliek staat een genadebeeld van Maria uit de 13e eeuw. In Bolsward is van alles te zien en te doen. Er is een ambachtelijke distilleerderij: De Stiekeme Stoker. Er is een distilleerderij: Sonnema Berenburg. Verder is er de Friese Bierbrouwerij en tevens whiskystokerij. De stad kent 3 molens: De Klaver (1802), Tadema’s Molen (1824) en Tjasker Bolsward (1973). Daarnaast kent de stad 5 kerken. In de stad worden verschillende evenementen georganiseerd, enkele voorbeelden zijn: Heamiel (vierdaags festival in juni waarin wordt gevierd dat het hooi van het land is gehaald. Er wordt dan kermis gevierd), Nachtmarkt (grote markt tijdens de avonduren) en Simmerwike (vier avonden muziekfestijn).
4. Harlingen (Harns)

De volgende stad van de Elfstedentocht ligt op 116 km van de start en dat is Harlingen (Fries: Harns). In 1228 werd Harlingen voor het eerst genoemd als Herlinge. Harlingen zou in 1234 stadsrechten hebben gekregen, maar deze bewering is niet helemaal betrouwbaar. In 1596 werd het oudste bestaande woonhuis van de stad gebouwd De Vergulde Engel.
Harlingen lag aan de vroegere Zuiderzee en daardoor kon het handel drijven met andere steden, maar net zoals de andere Friese steden werd ook Harlingen na verloop tijd voorbijgestreefd door Amsterdam en Rotterdam. Toch bleef Harlingen een belangrijke kustvaart- en vissershaven. In tegenstelling tot de andere Friese steden hebben Harlingers weinig met Friesland en dat uit zich in het niet of nauwelijks spreken van de Friese taal. Dit heeft te maken met de geschiedenis waarin Harlingen als belangrijke handelsstad in Friesland veel met Holland handelde en daarnaast weinig steun kreeg van Friesland. De hoofdstad was en is Leeuwarden en Franeker kreeg een universiteit.
De inwoners van Harlingen kennen twee bijnamen: Tobbedansers en Ouwe Seunen. De eerste bijnaam is te danken aan de productie van Harlinger bont. Deze kledingstof werd gemaakt van wol. Toen veel doopsgezinde Vlamingen vluchtten naar Nederland, belandden er relatief veel in Harlingen. Zij namen de gewoonte van tobbedansen mee: om de wol schoon te maken werd het in grote tobbes met water al trappelend en blootsvoets gereinigd. Harlingers spreken een ieder aan met het woord “seun” (vrij vertaald ‘zoon’). “Ouwe seun” is de aanspreekvorm voor geboren Harlingers. Vandaar dat Harlingers in Friesland ook bekendstaan als ouwe seunen.
3. Franeker (Frjentsjer)
De volgende stad is Franeker (Fries: Frjentsjer). Franeker heeft zo’n 12.780 inwoners en zou rond 800 zijn ontstaan. De naam is afkomstig van Froon-acker, oftewel land van de heer/koning.
De stad groeide in grootte en aanzien tussen de 11e en de 16e eeuw en in 1419 werd de stad als zelfstandige stad erkend. In de 80-jarige oorlog koos Franeker de kant van Willem van Oranje en de opstandelingen. In 1585 kreeg de stad daarom een universiteit als beloning. De universiteit van Franeker was na de universiteit van Leiden de oudste universiteit van Nederland. De universiteit van Franeker had 4 voordelen: het was goedkoper om te studeren in Franeker dan in Leiden, de ouders in de buurt van Franeker konden beter op het gedrag van hun kinderen letten dan wanneer hun kroost in Leiden zou studeren, het was goed voor de ontwikkeling van de bevolking (twee universiteiten zorgt voor meer kansen en ontwikkeling dan één universiteit) en het geld dat de studenten zouden uitgeven bleef binnen de provincie. De universiteit bleef tot 1811 bestaan, maar in dat jaar werd de universiteit door Napoleon gesloten.
Franeker kwam begin deze eeuw in financiële moeilijkheden, maar door de zout- en gaswinning kreeg de economie weer een boost. De bijnaam van de Franekers is Klokkendieven. De inwoners van Franeker hebben namelijk in de middeleeuwen geprobeerd een kerkklok te stelen uit Harlingen.
2. Dokkum
Op 174 kilometer van de start ligt de enige stad in dit lijstje zonder een Friese naam. Dokkum heeft ongeveer net zoveel inwoners als Franeker: rond de 12.800. In het 754 kreeg Dokkum al bekendheid, omdat de missionaris Bonifatius in de omgeving werd vermoord.
Dokkum kreeg in 1298 stadsrechten en is na Stavoren, Harlingen en IJlst de vierde stad in Friesland die stadsrechten kreeg. In de tachtigjarige oorlog koos Dokkum voor de opstandelingen en werd daarvoor gestraft door het Spaanse leger. Toch werd in 1597 de Friese admiraliteit in de stad gevestigd en was het dus een belangrijke stad voor de handelsvaart en de marine tegen Spanje. In 1644 werd de admiraliteit echter overgeplaatst naar Harlingen.
Dokkum kent verschillende historische bouwwerken: Het Stadhuis, Het Admiraliteitshuis, Het Blokhuis en de Waag. Daarnaast staan er in Dokkum 3 kerken, een watertoren uit 1957 en 2 molens: De Hoop (1849) en Zeldenrust (1862).
1. Leeuwarden (Ljouwert/Liwwadden/Leewadden/Luwt)
In de stad waar we begonnen zijn bereiken we ook na 199 kilometer de finish: Leeuwarden (in het Fries: Ljouwert, in het Stadsfries en Stellingwerfs: Liwwadden of Leewadden en in het Bilts: Luwt). De stad is veruit de grootste stad van Friesland en tevens hoofdstad. Leeuwarden heeft bijna 94.000 inwoners.
Al in de Romeinse tijd was er bewoning rond Leeuwarden, maar in de 8e eeuw werd er voor het eerst melding gemaakt van de stad, toen sprak me nog over: villa Lintarwde. Stadsrechten kreeg Leeuwarden in 1435. De 16e en 17e eeuw waren belangrijke tijden voor Leeuwarden. In de stad was de residentie van de Nassaus en daar zetelde de stadhouder van de noordelijke provincies tot het jaar 1747. Leeuwarden had destijds verbindingen naar Amsterdam (via Harlingen), Groningen, Harlingen, Bolsward, Sneek en Dokkum.
Dit artikel is geschreven door Ties Grotenhuis, student Rechten.