Eerder hebben we gekeken naar enkele evidente misvattingen over onze eigen geschiedenis. De stap naar wetenschap is niet al te groot. Vaak wordt wetenschap, met name natuurwetenschap, gezien als iets absoluuts, iets dat niet kan veranderen en objectief is, zoals zwaartekracht. Een pen zal altijd naar beneden vallen en nooit omhoog. Toch?
Maar misschien is niet al onze natuurwetenschappelijke kennis zo vanzelfsprekend of waar als dat we denken. We noemen hier slechts een paar voorbeelden, hoewel de werkelijke lijst van misvattingen die algemeen worden aangenomen in de maatschappij, veel langer is. De centrale boodschap: geloof niet alles wat iedereen zegt, ook al klinkt het wetenschappelijk! Zelfs wetenschappers weten niet alles!
10. De Chinese Muur, het litteken van de Aarde
De Grote Chinese Muur is het enige door de mens gemaakte structuur dat zichtbaar is vanaf de maan.
De Grote Chinese Muur is het enige door de mens gemaakte structuur dat zichtbaar is vanaf de maan.
Fout. De Apollo-astronauten, die daadwerkelijk op de maan hebben gestaan en de aarde vanaf daar hebben bekeken, rapporteerden dat ze geen enkel door de mens gemaakt object konden herkennen tijdens de periode dat de aarde door de zon werd verlicht.
In tegenstelling, licht van stedelijke gebieden is juist goed zichtbaar wanneer we vanaf de maan naar de nachtelijke aarde kijken. Zelfs vanuit een baan rond de aarde (op een hoogte van ‘slechts’ 290 kilometer) is de Chinese Muur moeilijk te zien, volgens astronaut Jay Apt. Volgens ISS-kapitein Chris Hadfield is de Muur moeilijk te zien omdat hij ‘dun en mestkleurig’ is. De Chinezen hadden hem dus een ander kleurtje moeten geven als ze wilden dat hij vanuit de ruimte zichtbaar was.
9. Meteorieten zijn hete vuurballen
Een meteoriet die de aarde bereikt is een hete vlammende vuurbal.
Een meteoriet die de aarde bereikt is een hete vlammende vuurbal.
Voordat we verder gaan, even een uitleg: een meteoriet is een steen (of een ander soortig materiaal) dat door de dampkring van de aarde is gekomen en in dat proces niet volledig is verbrand. Een meteoroïde is een steen die door het luchtledige heelal zweeft. Als zo’n meteoroïde onze dampkring binnenkomt, produceert dit een lichtspoor, een meteoor. Een meteoor wordt ook wel een vallende ster genoemd, maar dit is onjuist omdat het geen ster is, maar een meteoroïde.
Wanneer een meteoroïde zich door de dampkring boort, vormt het een meteoor, en als er nog materie overblijft na de ruwe vlucht door de atmosfeer, noemen we het resterende stuk een meteoriet. Meteorieten zijn zelden warmer dan het vriespunt wanneer ze de aarde bereiken. De hete vuurbal die het lichtspoor veroorzaakt, is al vele kilometers boven het aardoppervlak uitgedoofd. Tegen die tijd is de snelheid van de meteoriet zo drastisch gedaald dat er niet genoeg kracht is om hoge temperaturen te bereiken. In het beste geval is een meteoriet een handwarme steen, maar doorgaans is het een koele, soms bevroren klomp steen.
8. Frictie veroorzaakt hitte van objecten die de atmosfeer binnendringen
Alle objecten die onze atmosfeer onder hoge snelheden penetreren (zoals meteorieten en ruimtevaartuigen) ontwikkelen enorme hoeveelheden hitte door de frictie met de atmosfeer.
Alle objecten die onze atmosfeer onder hoge snelheden penetreren (zoals meteorieten en ruimtevaartuigen) ontwikkelen enorme hoeveelheden hitte door de frictie met de atmosfeer.
Fout, zoals je misschien al had verwacht. Het is niet de frictie, maar een proces dat men adiabatische luchtcompressie noemt. Dit betekent grofweg dat de energie van het object, wanneer het onder hevige druk naar de aarde valt, zich omzet in warmte door de luchtdruk voor het object. Deze compressie is de grootste veroorzaker van de warmte die uiteindelijk de meteoor, het lichtspoor, veroorzaakt.
Frictie draagt ook bij aan de opwarming, maar het is niet de enige of de sterkste factor.
7. Glas is een vloeistof
Wetenschappelijk gezien is glas een vloeistof bij kamertemperatuur, want het stroomt bij deze temperatuur net als andere vloeistoffen. Dit is duidelijk te zien in zeer oude glas-in-loodramen, waar het glas aan de onderkant vaak dikker is dan aan de bovenkant.
Wetenschappelijk gezien is glas een vloeistof bij kamertemperatuur, want het stroomt bij deze temperatuur net als andere vloeistoffen. Dit is duidelijk te zien in zeer oude glas-in-loodramen, waar het glas aan de onderkant vaak dikker is dan aan de bovenkant.
Deze misvatting komt voort uit de verwarring dat een eigenschap van vloeistoffen (stromen of ‘wegvloeien’) gelijkgesteld wordt met de fase zelf. Iedere stof kent drie fasen: gasvormig, vloeibaar en vast. De meeste metalen zijn vast bij kamertemperatuur (hoewel kwik een uitzondering is), en de meeste vloeistoffen zijn vloeibaar bij kamertemperatuur.
Glas is echter geen vloeistof bij kamertemperatuur, maar een amorfe vaste stof. Amorf betekent ‘vormloos’. Glas begint pas te vloeien boven een bepaalde overgangstemperatuur. Bij kamertemperatuur is glas in ieder geval vast. Het effect in oude glas-in-loodramen is te verklaren doordat glas destijds moeilijk consistent in dikte kon worden gemaakt. Er zijn zelfs voorbeelden van glas-in-loodramen waarin het glas bovenaan dikker is.
6. Lucky strike
Wanneer een munt herhaaldelijk op kop valt, is de kans groter dat hij de volgende keer op munt valt.
Wanneer een munt herhaaldelijk op kop valt, is de kans groter dat hij de volgende keer op munt valt.
Kansen zijn notoir moeilijk te begrijpen, zelfs voor getrainde statistici. Veel mensen denken dat als een dobbelsteen herhaaldelijk een bepaalde uitkomst geeft, de kans op een andere uitkomst toeneemt. Dit is echter een misvatting die bekend staat als de gokkersmisvatting (‘gambler’s fallacy’).
In werkelijkheid, wanneer een dobbelsteen niet gemanipuleerd is, blijft de kans op elk nummer hetzelfde, ongeacht eerdere uitkomsten. Of je nu een serie gooit zoals 4-5-2-2-1-4 of 6-6-6-6-6-6, de kans op een zes in de volgende worp is in beide gevallen één zesde.
5. Geld met impact
Wanneer je een dubbeltje van het Empire State Building gooit (381 meter hoog), zal de impact voldoende zijn om iemand te doden of een stoeptegel te breken.
Wanneer je een dubbeltje van het Empire State Building gooit (381 meter hoog), zal de impact voldoende zijn om iemand te doden of een stoeptegel te breken.
Neen, gelukkig niet. Hoewel een geldstuk van die hoogte een behoorlijke klap kan geven, is het niet dodelijk. De uiteindelijke valsnelheid van een dubbeltje (of een vergelijkbare penny) is ongeveer 50 tot 80 kilometer per uur. Deze snelheid is niet voldoende om je lichaam binnen te dringen of een stoeptegel te breken.
De bekende MythBusters hebben deze mythe ook getest en kwamen tot dezelfde conclusie.
4. Laat het gebouw niet afkoelen!
Wanneer de omgevingstemperatuur van een gebouw laag is, is het beter om het gebouw op een stabiele temperatuur te houden dan de verwarming uit te zetten en het gebouw ’s nachts te laten afkoelen.
Wanneer de omgevingstemperatuur van een gebouw laag is, is het beter om het gebouw op een stabiele temperatuur te houden dan de verwarming uit te zetten en het gebouw ’s nachts te laten afkoelen.
Dit is een begrijpelijke, maar onjuiste aanname. Onderzoek heeft aangetoond dat een gebouw dat ’s nachts afkoelt niet buitensporig veel meer energie nodig heeft om weer op te warmen dan de energie die nodig is om het gebouw de hele nacht op temperatuur te houden.
Het uitschakelen van de verwarming kan zelfs besparingen tot 15% opleveren, afhankelijk van factoren zoals isolatie, buitentemperatuur, en wind. Met andere woorden, ga je op vakantie, zet de verwarming laag (tenzij je in een extreem koud klimaat woont, waar bevroren leidingen een risico vormen).
3. Bliksem slaat nooit twee keer op dezelfde plek in
Bliksem slaat nooit twee keer op dezelfde plek in.
Bliksem slaat nooit twee keer op dezelfde plek in.
Helaas is dit onjuist. Er is geen enkele reden waarom bliksem niet op dezelfde plek zou inslaan. De eerste bliksemflits heeft niets te maken met de tweede, en er is dus geen ‘herinnering’ in de onweersbui die ervoor zorgt dat bliksem elders inslaat.
Sterker nog, een bliksemgeleider op een gebouw is ontworpen op het idee dat bliksem wél op dezelfde plek kan en zal inslaan. Het Empire State Building, bijvoorbeeld, wordt zo’n honderd keer per jaar geraakt door bliksem.
2. De uitvinder van de gloeilamp
Thomas Edison is de uitvinder van de gloeilamp.
Thomas Edison is de uitvinder van de gloeilamp.
Neen, Thomas Edison heeft niet de gloeilamp uitgevonden. Hij is echter wel de uitvinder van de eerste bruikbare gloeilamp in 1880. Joseph Swan vond een jaar later een nog beter bruikbare gloeilamp uit, maar tegen die tijd was de nieuwheid er wel vanaf. Daarom onthouden we Edison’s naam in verband met de gloeilamp.
Echter, de Duitser Heinrich Göbel was de eerste die al in 1854 een succesvolle gloeilamp wist te maken. Zijn lamp brandde ongeveer 400 uur voordat het draad doorbrandde. Toen Edison zo’n 25 jaar later octrooi aanvroeg op een soortgelijke lamp, vocht Göbel deze octrooiaanvraag aan, maar hij stierf een jaar later. Edison kreeg uiteindelijk alle eer.
1. Vliegtuigtoiletten dumpen hun afval direct boven onze hoofden
Wanneer je in een vliegtuig gebruik maakt van de toiletten, wordt het afval tijdens de vlucht direct gedumpt.
Wanneer je in een vliegtuig gebruik maakt van de toiletten, wordt het afval tijdens de vlucht direct gedumpt.
Dit is niet de standaardpraktijk en zeker niet de officiële regel. Officieel wordt al het afval van een vliegtuig opgevangen en bewaard in tanks, die pas op de grond worden geleegd. Wanneer er toch vloeistoffen uit een vliegtuig lekken, is dit soms ‘blue ice’, ofwel blauw ijs. Dit is echter een foutieve lekkage in de afvaltank en geenszins de bedoeling.
Treinen daarentegen doen dat niet. Niet voor niets wordt passagiers verzocht de toiletten niet te gebruiken op perrons, omdat het afval direct op de rails wordt gedumpt. De nieuwste treinen hebben tegenwoordig wel een opvangtank waarin alle ontlasting wordt opgevangen!
3 reacties
Piramides van Giza schijnen zichtbaar te zijn vanaf de maan.. Maar goed je stelling blijft kloppen.
De ouderwetse gaskachel van grootoma zeg maar met regelbare vlammetjes verbruikten op hoog vermogen relatief veel meer door de snelle luchtstroming dan wanneer ze laag staat om het huis warm te houden.
Dus na de nacht zo een kachel een uur aanzetten op max kostte meer gas.
Kortom het variabele rendement was de oorzaak dat de stelling toen wél klopte.
Niet klopte …als laatste
Wat is het nu