Stel je eens voor wat er zou gebeuren als we geen kalenders hadden. Je zou nooit weten wanneer het kerst was, niemand zou aan je verjaardag denken en de wereldeconomie zou al snel compleet in de soep draaien.
Al duizenden jaren terug probeerden onze voorouders de opeenvolging van de seizoenen bij te houden met een logisch en betrouwbaar systeem: de kalender. In 2013 borstelden archeologen in het Schotse Warren Field een kalender op die wel 10.000 jaar oud was. De prehistorische mens staarde naar de zon en de maan en hakte vervolgens een rudimentair kalendersysteem uit de rotsen.
Vandaag moet je niet meer naar de hemellichamen loeren en met een vuistbijl in stenen klieven. Er bestaan genoeg handige kalender- en agenda-apps, en zelfs een kalender maken behoort tot de mogelijkheden. Maar er gaat niets boven een nieuwe kalender kopen en het eerste blaadje van het nieuwe jaar afscheuren. Doorgaans telt een jaar 365 dagen. In een schrikkeljaar floept er plots een 29ste februari bij. Tenminste, in onze moderne gregoriaanse kalender. Dat je het jaar ook heel anders kan indelen, ontdek je in deze Top 10 Bijzondere Kalenders.
10. De oude Egyptische kalender
De oude Egyptenaren leukten meer dan 3 millennia de boel op rond de Nijl. Ze versierden het bijzonder vruchtbare woestijngebied waardoor de meer dan 6 kilometer lange rivier stroomde met hiërogliefen, tempels, sfinxen, piramiden en hopen mummies.
Zonder de nuttige Nijl hadden die gozers natuurlijk nooit zo’n grootse beschaving achtergelaten. De jaarlijkse overstroming van de rivier verzekerde hun van het broodnodige voedsel. Want probeer maar eens op een lege maag een wereldwonder of een reuzengroot faraobeeld op te trekken.
De Nijl leerde de Egyptenaren ook iets over de tijd. Die was cyclisch. Om de zoveel dagen tijd stroomde het boeltje weer onder, met lekker vruchtbaar slib in overvloed. Moest er nou een systeem bestaan om dat terugkerend fenomeen helder op papyrus te krabbelen. Een kalender, bijvoorbeeld?
De Nijlgetijden inspireerden dan ook de Egyptische kalender. Die telde namelijk 3 seizoenen. Het jaar begon niet met vuurwerk, maar met watergekletter. Halfweg juli trapte het overstromingsseizoen ‘Akhet’ de boel af. Tijdens deze 4 zondvloedmaanden gaf de Nijl alles wat de Egyptische landbouwgrond nodig hadden. Vanaf november was het ploegen en zaaien geblazen tijdens ‘Peret’, het winterseizoen waarin de gewassen groeiden. Het oogstseizoen ‘Shemu’ sloot vervolgens van maart tot juni het jaar af.
De oude Egyptenaren verdeelden elke seizoen nog eens in 4 maanden van elk 30 dagen. Zo’n maand bestond uit drie decaden. Natuurlijk kom je met dit systeem maar aan 360 i.p.v. 365 dagen per jaar. Dat losten de Egyptenaren op met de ‘epagomenen’. Dit waren vijf speciale extra dagen genoemd naar de goden Osiris, Isis, Seth, Nephthys en Horus de Oudere. Samen vormden ze de ‘dertiende maand’. En die was beslist geen pretje.
In deze periode stond het Nijlwater namelijk op haar laagste peil. Daardoor stroomde er amper een druppeltje water door de belangrijke irrigatiekanalen en zoemde er op de koop toe een heleboel vliegende rotbeesten door de grotdroge lucht. Je zou voor minder ‘13’ als het ongeluksgetal gaan beschouwen.
9. De International Fixed Calender
Wat doe je als de bestaande kalender je voor geen meter bevalt? Dan bedenk je mooi je eigen verbeterde versie. Dat is exact wat Moses B. Cotsworth deed in 1902. Deze Britse boekhouder ergerde zich dood aan het feit dat een kalendermaand uit een slordig allegaartje van 4 weken en nog een handvol losse weekdagen bestond. Nu je het zegt. Dat zou de heer Cotsworth wel even oplossen. Hij vlooide een systeem uit van 13 maanden die elk netjes exact 28 dagen telde. Zo bestond elke maand voortaan mooi uit 4 weken. De nieuwe 13de maand heette Sol en viel tussen juni en juli.
Het voordeel aan Cotsworths’ ‘International Fixed Calender’, was dat alles jaarlijks vast lag. Een nieuwe maand begon namelijk steeds op een zondag en eindigde op een zaterdag. Kerstmis zou altijd op een woensdag zijn en nieuwjaar op zondag. Je moest er voortaan wel élke maand een vrijdag de 13de bijnemen. Brrr. Op het einde van het jaar was er een maandloze ‘Year Day’ die tussen zaterdag en zondag viel. De pientere boekhouder had zelfs aan schrikkeldagen gedacht.
De ‘International Fixed Calender’ leek beloftevol op papier, maar kwam nooit echt van de grond. Toch had hij verschillende beroemde bewonderaars. George Eastman, de uitvinder van het fotorolletje, pompte in de jaren 20 miljoenen dollars in lobbywerk voor de 13 maanden tellende kalender. Zijn fotobedrijf Eastman Kodak zou het systeem zelfs koppig tot in 1989 gebruiken voor hun jaarlijkse interne boekhouding.
8. De Romeinse kalender
In 1582 sommeerde Paus Gregorius XIII een stel slimme koppen om de juliaanse kalender wat te finetunen zodat de mensheid voor eens en altijd een kalender had die gelijk liep met het tropisch jaar van 365,24219 dagen. Dat is de exacte tijdspanne waarin de aarde haar jaarlijkse reis rond de zon afrondt.
Die juliaanse kalender was op zich niet gek, maar er moest nog wat aan de hoeveelheid schrikkeljaren gemorreld worden. Een juliaans jaar was namelijk zo’n 11 minuten te lang. Sindsdien volgt onze kalender haast perfect de 4 seizoenen. Binnen enkele millennia zullen onze nakomelingen de boel weliswaar nog eens een beetje moeten bijsturen, maar dat zijn zorgen voor later. Laten we eerst zien dat er dan überhaupt nog een zon is.

De juliaanse kalender, kwam zoals je misschien wel al vermoedde, van Julius Caesar. Deze legendarische Romeinse politicus kreeg op 15 maart in het jaar 44 voor Christus een halve besteklade aan messen door zijn toga. Maar niet alvorens hij een jaar eerder snel nog de Romeinse kalender hervormd had. De Griekse astronoom Sosigenes van Alexandrië hielp hem daarbij een handje.
Tot dan was de Romeinse kalender een behoorlijke janboel. Het vorige ontwerp dateerde alweer uit 713 voor Christus en droeg de handtekening van Numa Pompilius, de tweede koning van Rome. Het jaar begon in Numa Pompilius’ kalender nog op 1 maart (‘Martius’). Februari (naar de Romeinse god ‘Februus’) was de laatste maand van het jaar (wat overigens verklaart waarom deze maand ook vandaag nog zo’n afwijkend aantal dagen heeft). Het Romeinse jaar duurde maar 355 dagen. Dat strookt natuurlijk helemaal niet met de lengte van het échte tropisch jaar. Dit losten de Romeinen op door om de zoveel tijd meteen een schrikkelmaand in hun kalender te stampen.
Deze 13de maand heette de ‘intercalaris’. De ‘pontifices’, zeg maar de Romeinse priesters, bepaalden wanneer het weer tijd was voor zo’n ‘intercalaris’. Maar deze ‘pontifices’ waren niet altijd de meest snuggere rekenwonders. Soms was er ook gewoon zuivere corruptie in ’t spel. Je kan je wel bedenken dat allerlei malafide figuren al eens het priestercollege met wat zilveren denarrii overtuigde om wat extra dagen in hun voordeel te bedisselen.
Daar maakte Julius Caesar in 45 voor Christus eindelijk korte metten mee. Voortaan begon het jaar op 1 januari (‘Ianuarius’). De vermaledijde 13de schrikkelmaand vloog de deur uit. In de plaats daarvan kwamen de vierjaarlijkse schrikkeldagen. Om de gigantische warboel van zijn voorgangers definitief recht te trekken, bepaalde Caesar dat 46 voor Christus, het jaar voor de invoering van de juliaanse kalender, 445 dagen zou tellen. Hij noemde dit jaar poëtisch ‘ultimus annus confusionis’: het laatste jaar van de verwarring.
7. De Aztekenkalender
De Azteken gooide al eens graag een arme drommel op de bloeddoorlopen offertafels van hun indrukwekkende stenen piramiden. Een stuk op 20.000 per jaar, ongeveer. Tsja. Ze moesten nu eenmaal aardig wat bloeddorstige goden tevreden stellen. Al dat harten en ingewanden uitjassen vraagt natuurlijk het nodige timemanagement. Daarvoor vertrouwden de Azteken op hun ingenieuze kalender.
Net als de Maya’s en een rist andere fascinerende Meso-Amerikaanse culturen, combineerden de Azteken een 365 dagen tellende zonnekalender (de ‘Xiuhpohualli’) met een 260 dagen tellende cyclus voor rituele feesten en andere dolle Azteken-ongein (de ‘Tonalpohualli’). Deze dagkalender bestond uit 13 cycli van kleurrijke dagtekens met tongbrekers zoals ‘Xochitl’ (bloem), ‘Ehecatl’ (wind) en ‘Cozcaquauhtli’ (gier).
Iedere 52 jaar vielen de ‘Xiuhpohualli’ en de ‘Tonalpohualli’ weer samen. Wanneer het einde van zo’n 52-jarige cyclus naderde, schrokken de Azteken zich weer de pleuris. Ze geloofden namelijk dat er dan iets heel naars zou gebeuren. Dat de zon plotsklaps niet meer zou schijnen, bijvoorbeeld. Met de ‘Nieuw Vuur’-ceremonie paaiden ze de daarom preventief de goden, zodat ze weer voor 52 jaar safe zaten.
Daarvoor doofden ze eerst alle vuren in de stad, om vervolgens een knisperend nieuw vuurtje te stoken. Op de borstkas van een onfortuinlijk slachtoffer. Wiens hart ze uitsneden en daarna als brandversneller gebruikten. Ondertussen molesteerden omstanders hun eigen oren en kiepten ze het bloed op het vuur. Ja, voor zonlicht moest je al eens iets over hebben in die Azteken-tijd.
6. De Ethiopische Orthodoxe kalender
De Ethiopische Orthodoxe kalender is, zoals je waarschijnlijk wel al kon bedenken, een kalender uit het Oost-Afrikaanse land Ethiopië. Maar wat maakt deze dan zo bijzonder? Om te beginnen loopt hij 7 jaar en 8 maanden achter op onze gregoriaanse kalender. Maar dat is eigenlijk nog het minst eigenaardige!
Een Ethiopisch jaar is onderverdeeld in 12 maanden van 30 dagen. Daarnaast is er nog een zogenaamde 13de maand van 5 tot 6 epagomenale dagen. Tiens. Waar heb je dat gekke woord eerder gehoord? Bij de oude Egyptenaren, op wiens kalender de Ethiopische jaartelling zich deels baseert. Aha!
Iedere vier jaar gooit de Ethiopische kalender er een schrikkeldag tegen aan. Onze gregoriaanse kalender bekijkt de zaakjes strenger. In onze tijdsrekening is een eeuwjaar namelijk géén schrikkeljaar als het deelbaar is door 100, maar niet door 400. Zo was 2000 een schrikkeljaar (want deelbaar door 4, 100 en 400), maar zal 2100 géén schrikkeljaar zijn. Want 2100 is deelbaar door 4 en 100, maar niét door 400.
Ook de dagindeling van Ethiopische kalender is compleet anders dan bij ons. De klok begint namelijk pas een nieuwe dag aan te tikken zodra de zon opkomt. Wanneer het in Ethiopië 00u00 is, is het elders op de wereld volgens ons universeel tijdssysteem eigenlijk al 07u00. Doordat het Oost-Afrikaans land vlakbij de evenaar ligt, houdt dit eigenlijk best meer steek dan je denkt. De zon komt er tenslotte elke dag op ongeveer exact het zelfde tijdstip op.
Terwijl jij de eerste donkere uren van een nieuwe dag (die hier klokslag middernacht begint) nog wegsnurkt onder je lakens, start elke nieuwe Ethiopische dag dus meteen met een mooie zonsopgang.
5. De Franse revolutionaire kalender
In de jaren nadat een dolle meute fransozen op 14 juli 1789 de Bastille bestormden, gebeurden heel wat gekke dingen in het land van wijn, baguettes en welriekende kaassoorten. Eén daarvan was de invoering van de Franse revolutionaire kalender.
De Franse revolutionairen gooide alles wat ook maar een beetje naar het katholieke Rome rook uit hun nieuw staatsbestel. Vanzelfsprekend vloog de gregoriaanse kalender die paus Gregorius XIII in 1582 dus ook meteen de deur uit. Want een christelijke jaartelling? Dáár hielden de met schuimbekkend met bajonetten zwaaiende Jakobijnen natuurlijk niet van. Voortaan zou niet langer een langharige hippie uit Nazareth het beginpunt zijn. De nieuwe revolutionaire kalender begon op 22 september 1972 – de herfstdag waarop de Nationale Conventie de Eerste Franse Republiek uitriep.
Het jaar bestond nog steeds uit 12 maanden. Wel bestond een maand voortaan uit drie decaden van elk tien dagen. Want decimalen, daar hielden de Franse republikeinen wel van. Zoveel dat ze alle malle archaïsche middeleeuwse maten en gewichten ook prompt vervingen voor één uniform decimaal stelsel. Het 365,25 dagen tellenden astronomisch jaar liet zich natuurlijk niet zomaar in decimalen ketenen. Daarom moffelden de republikeinen ook elk jaar 5 à 6 dagen in hun Franse kalenderjaar.
Die Eerste Franse Republiek was geen lang leven beschoren. In 1804 liet Napoleon zich alweer tot keizer kronen. De Corsicaan kegelde op ‘10 Nivôse van het jaar XIV’ (zeg maar gewoon 31 december 1805) het republikeinse onding de deur uit. Vanaf 1 januari 1806 gebruikten zijn onderdanen weer de oude vertrouwde 16de-eeuwse gregoriaanse kalender. En dat doen we 2 eeuwen later nog steeds. Maar de Franse keizer draaide niet elke revolutionaire ingreep terug. En gelukkig maar. Want dat metriek decimaal stelsel bleek later nog behoorlijk handig.
4. De Darische kalender
Als de wereld alsnog naar de mallemoeren gaat, kan je nog steeds naar Mars. Thomas Gangale bedacht in 1985 alvast de Darische kalender zodat je ook op de rode planeet weet welke dag is. De naam komt van zijn zoontje, Darius. Een Martiaanse dag duurt net een tikkeltje langer dan hier op aarde: namelijk 24 uur, 39 minuten en 35,2 seconden.
Een Marsjaar duurt haast 2 keer zo lang als een aards jaar. Ons blauwe bolletje doet er zo’n 365,24 dagen over om in een baan rond te zon te draaien. Door die cijfers na de komma moeten we zoveel tijd een schrikkeldag achter 28 februari aangooien.
Mars is veel slomer. De planeet heeft wel 668,59 dagen nodig. De Darische kalender moet dus ook wat goochelen met schrikkeldagen zodat hij mooi in de pas blijft lopen met de seizoenen. Neem dat goochelen maar gerust letterlijk. Doordat Mars nogal grillig rond de zon cirkelt, moeten wetenschappers met allerlei factoren en afwijkingen rekening houden. Zoveel zelfs dat je hoofd terstond zou ontploffen als dit lijstje ze nog verder voor je uit de doeken deed. Echt. Ruimtevaart is niet voor doetjes.
3. De Chinese kalender

Een Chinese kalender? Leuk ding voor aan de muur toch? Maar dé Chinese kalender is natuurlijk iets heel anders de kleurrijke kalender die je bij je kroepoek krijgt. Die toont namelijk onze standaard gregoriaanse kalender. Terwijl de écht Chinese kalender heel andere koek is.
Deze lunisolaire kalender combineert elementen van een maankalender met een zonnekalender. Hij bestaat eigenlijk niet uit maanden, maar manen. Dit zie je ook al terug in de naam van elke maan(d). Die bestaat uit het hoofdtelwoord en het woordje ‘maan’. De Chinezen hebben geen schrikkeldag. Je weet wel, die 29ste februari die om de 4 jaar opduikt in onze kalender – behalve in eeuwjaren, tenzij ze deelbaar zijn door 400. In de plaats daarvan hebben ze een heuse schrikkelmaand. Astronomen reken uit met ingewikkelde sterrenkundige hocuspocus wanneer deze schrikkelmaand valt. Want elke maand kan namelijk een schrikkelmaand zijn. De traditionele Chinese kalender toont dit dan met een extra ‘rùn’-teken (闰) voor de maandnaam.
Moderne Chinezen gebruiken net als zowat iedereen vandaag op deze wereldbol de gregoriaanse kalender die in 1582 de juliaanse kalender verving. Maar voor traditionele feestdagen blijft de aloude Chinese lunisolaire kalender in zwang. Eén van die feestdagen ken je beslist: Chinees Nieuwjaar. Dit schitterende feest trapt de eerste dag van de Chinese kalender af met draken- en leeuwendansen, trommels, gongs en andere frivoliteiten waar een oliebol beslist jaloers van wordt, en eindigt 15 dagen later met rode lampionnen tijdens het lantaarnfeest.
Doordat de Chinese kalender een verschuivende schrikkelmaand kent, valt Chinees Nieuwjaar steeds op een andere dag. In 2022 was dit op 1 februari, in 2023 opent het nieuwe jaar al op 22 januari, terwijl dit in 2024 pas op 10 februari zal zijn. Elk jaar staat bovendien in het teken van een dier. 2022 was het jaar van de Tijger, 2023 van het Konijn en in 2024 heeft de Draak het voor het zeggen. De Chinese dierenriem kent 12 dieren, en elk beestje heeft zo zijn speciale eigenschappen. Sommige ouders anticiperen hier daadwerkelijk op. Zo worden er iedere 12 jaar opvallend veel meer baby’s geboren in het jaar van de Draak.
Volgens sommige legendes gaat de volgorde en keuze van deze twaalfjarige dierencyclus terug tot de Boeddha. Toen die het einde voelde naderen, riep-ie alle Chinese dieren aan zijn ziekbed. Eerst snuffelde de rat naar binnen. Gevolgd door de os, tijger, haas, draak, slang, het paard, schaap, de aap, haan, hond en tenslotte het varken. Naast de 12 tekens tellende dierenriem heeft de Chinese kalender ook nog iets met de 5 elementen (aarde, vuur, metaal, hout en water) die iedere 12 jaar veranderen. Lang verhaal. Onthoud vooral: dé Chinese kalender is een hoogst bijzonder ding.
2. De Maya kalenders
Eind 2012 loerden allerlei doemdenkers angstig naar de hemel. Op 21 december 2012 zou de wereld namelijk vergaan. De pleuris zou uitbreken. Hoe het akelig spektakel zich zo voltrekken? Vermoedelijk als een Roland Emmerich-blockbuster. De Duitse rampenfilmspecialist toonde in zijn ‘2012’ alvast een voorproefje van het onheil dat ons te wachten stond. Maar kijk eens aan! Op 22 december 2012, een dag na de met veel poeha aangekondigde Apocalyps, draaide de aardbol gewoon gezellig verder. Vanwaar kwamen dan al die enge doemberichten?
Nou, de Maya’s hadden het voorspeld. Of dat beweerden de doemdenkers toch. De oude Maya’s kenden een buitengewoon pientere precolumbiaans beschaving. Lang voor de Spaanse ontdekkingsreizigers Amerika leegroofden, onderscheidde de Mayacultuur zich al met een compleet uitgewerkt 850 tekens tellend schrift, indrukwekkende Mexicaanse trappenpiramiden en handige biologische landbouwtrucjes waarmee ze de sappigste tomaten en lekkerste pompoenen kweekten.
Rekenen en naar de hemellichamen kijken konden ze ook behoorlijk goed. De Maya-astronomen berekenden de lengte van het zonnejaar zelfs nauwkeuriger dan de West-Europese wetenschappers die in de 16de eeuw onze gregoriaanse kalender zouden uitdokteren voor paus Gregorius XIII.
Tijdrekening was dan ook een ernstige zaak voor dit Meso-Amerikaanse volkje. De Maya’s geloofden immers dat tijd cyclisch is. Daarom hadden ze allerlei kringloopvormige kalenders. Zo had je de ‘Tzolkin’, een waarzegkalender van 260 dagen. Voorts had je de ‘Haab’. Dit was het 365 dagen tellende Maya-jaar, met 18 maanden van 20 dagen en nog 5 afsluitende ongeluksdagen.
De Tzolkinkalender en de Haabjaarrekening maakten op hun beurt deel uit van de 52-jarige kalenderkringloop. Priesters hadden een vette kluif aan dit alles in de gaten te houden en voorspellingen te maken. De Maya’s kenden namelijk een rist goden, met elk hun eigen feestdagen en onhebbelijkheden.
En hoe zit het nou met die vermaledijde 21 december 2012, de dag waarop de wereld zou vergaan? Wel. Naast hun terugkerende kalendercycli, hadden de Maya’s ook de ‘lange telling’. Deze hield de dagen bij sinds 11 augustus in het jaar 3114 voor Christus. Volgens onheilspellende eschatologen op het internet was 21 december 2012 de 13de en laatste b’ak’tun van deze lange telling. En die zou gepaard gaan met verschrikkelijke rampspoed en andere doffe ellende.
Maar vermoedelijk hadden deze zelfverklaarde Mayadeskundigen een en ander fout geïnterpreteerd. Want hoe zou je hier anders levend en wel dit lijstje met bijzondere kalenders kunnen lezen?
1. De ‘Revolutionaire’ Sovjet-Unie kalender
De Russische Revolutie was een van de meest ingrijpende gebeurtenissen van de vroege 20ste-eeuw. Zodra je je een beetje inleest in het verloop van deze even ingewikkelde als wereldschokkende periode, merk je meteen hier en daar gekke tijdssprongetjes van zo’n 2 weken op. Dat komt omdat die oertraditionele tsaren eeuwen lang hun neus ophaalden de elders inmiddels goed ingeburgerde gregoriaanse kalender. Wat was er mis met die goede ouwe juliaanse kalender? Nou, veel. Want aan de vooravond van de Russische Revolutie in 1917 liepen de Russen alweer 13 dagen achter op de rest van de wereld.
Na een chaotische periode van afgezette tsaren en bloederige burgeroorlogen grepen Lenin en zijn Bolsjewistische makkers uiteindelijk de macht. De nieuwe communistische regering voerde meteen de gregoriaanse kalender in. En hupsakee! 31 januari 1918 werd prompt gevolgd door 14 februari 1918. Maar of er iemand überhaupt nog met zekerheid wist wanneer ze die hele Oktoberrevolutie nou jaarlijks moest herdenken? Dat verklaart meteen ook waarom deze nationale Sovjet-Unie-feestdag niet in oktober, maar op 7 november viel.
Kous af, zou je zeggen. Maar niet heus. In 1929 begon de ellende. Toen introduceerde de Sovjet-Unie de ‘Revolutionaire’ kalender. Het hele gregoriaanse principe van 365 dagen per jaar en schrikkeljaren bleef onaangeroerd. In de plaats daarvan schudde vadertje Stalin de weekopdeling door elkaar. Voortaan telde een week 5 dagen. Een maand bestond vanaf nu uit 6 weken. Goed nieuws voor februari. Voort het eerst kreeg die zielige maand dus ook zijn dertigste kalenderdag. Op het einde van elk jaar waren er dan 5 tot 6 maandloze weken. Klinkt allemaal nog plausibel, zeg je?
Je moet nog iets extra weten. Elke kalenderdag was gemarkeerd met een kleur of Romeins cijfer. Net als de miljoenen werknemers van de Sovjet-Unie. Figuurlijk dan. Ze liepen niet echt met blauwe of gele bolletjes op hun hoofd. Maar goed. In de SU stopte het werk nooit. Vijfdaagse werkweek na vijfdaagse werkweek volgde elkaar op. Op de dag van je kleur of cijfer had jij vrijaf. Maar het was maar de vraag welke kleur of cijfer je vrienden en geliefden kregen. Het systeem zorgde voor geschift hoge productiecijfers en compleet ontwrichtte relaties.
Al snel verloren de beklagenswaardige arbeiders alle werk- en levenslust. Een nieuwe kalender met zesdaagse weken (waarvan één gemeenschappelijke rustdag) moest dit probleempje verhelpen. Maar uiteindelijk ging de gekke kalender op 26 juni 1940 op schop. Mooie kleurrijke kalenderillustraties, dat dan weer wel.
Dit artikel is geschreven door Matthias Van de Velde. Hij komt uit de verguisde carnavalsstad Aalst en studeerde Klassieke Geschiedenis en Europese Politiek aan UGent. Hij is nog steeds boos dat hij als 6-jarige dreumes niet mee mocht toen ‘Bram Stoker’s Dracula’ en ‘Jurassic Park’ in de bios draaide. Hij schrijft nooit een woord te veel, tenzij hij zich laat gaan.