Eind jaren 80 pruttelde er iets bijzonders in Seattle. In de havenstad van Washington klonk een nieuw geluid. Oorverdovend en vuil. Een nieuwe generatie op Black Flag, Black Sabbath én Neil Young grootgebrachte gitaristen had genoeg van spandex, haarlak en potsierlijke glam- en hairmetalsolo’s. Ze vonden hun wapenbroeders bij lekker loom laag pompende bassisten en knetterharde veelzijdige drummers die al eens een discoplaat uit hun moeders platenkast durfden opduikelen.
Sub Pop werd hun thuis. Het lokale, in 1986 door Bruce Pavitt en Jonathan Poneman opgerichte platenlabel werd hét keursmerk voor ‘The Seattle Sound’. In juli 1987 bracht het duo Green Rivers ‘Dry As A Bone’ uit. Pavitt zette de EP in de markt met de historische woorden ‘… gritty vocals, roaring Marshall amps, ultra-loose GRUNGE that destroyed the morals of a generation’.
Het nieuwe geluid had nu ook een naam. En die verwees evenzeer naar de vuige gitaarpartijen als de het groezelige voorkomen van de muzikanten. Ook het bandje van de jonge Kurt Cobain vond onderdak bij Sub Pop. Nirvana’s ‘Bleach’ brak in de zomer van 1989 bezwaarlijk potten. Maar in september 1991 veranderde alles. ‘Smells Like Teen Spirit’ ontketende een ware revolutie. Bands als Pearl Jam en Soundgarden bestormden even bezield de Amerikaanse hitlijsten. Grunge werd een wereldwijde beweging. Grote platenlabels verdrongen elkaar met aktetassen vol dollarbriefjes in de straten van Seattle om het laatste onontdekte grungebandje te strikken. Vier jaar later vond klusjesman Gary T. Smith op 8 april 1994 Cobains levenloze lichaam. Voor altijd 27 jaar oud.
Het genre was haar boegbeeld tegen wil en dank kwijt. De urgentie ebde even snel weg als ze gekomen was. De grote tenoren verruimden hun muzikale horizonten of gingen ten onder aan drugs, depressies en creatieve meningsverschillen. Weinig frontmannen overleefden het plotse sterrendom. De schor geschreeuwde zielenpijn uit hun teksten bleek allesbehalve een pose. Maar enkelen spelen meer dan dertig jaar na ‘The Year Grunge Broke’ nog steeds wereldwijd zweterige concertzaaltjes plat. Welke? Dat ontdek je in deze Top 10 Beste Grunge Bands!
10. Mother Love Bone
Eindelijk lag-ie in de winkel. ‘Apple’ (1990), het grootse albumdebuut van Mother Love Bone. Maar op de dag van de release viel er weinig te vieren. Want de band uit Seattle had geen zanger meer. Andrew Wood werd twee maanden voorheen door zijn liefje aangetroffen in comateuze toestand. De met een hoogst uitzonderlijk paar stembanden begiftigde 24-jarige zanger overleefde zijn heroïneoverdosis niet.
Welke weg had de muziekgeschiedenis bewandeld, als Andrew Wood niet op 19 maart 1990 in het Harborview Hospital bezweek aan de gulzige gevolgen van zijn drugsverslaving? Wood was nog Malfunkshun-frontman, toen hij op 21-jarige leeftijd al voor het eerst de rehab incheckte. Na het uiteenvallen van Malfunkshun vond de zanger nieuwe kompanen bij Stone Gossard en Jeff Ament. Die konden zelf wel een verse frontman gebruiken. Die van hun vorige bandje, Green River, bleek namelijk niet opgewassen tegen hun torenhoge ambities. Met Mother Love Bone mikten ze nu openlijk op het vacuüm tussen de hardrock van Guns N’ Roses en de welriekende potpourri van Jane’s Addiction.
Nou. Klinkt als een veelbelovend groepje daar! Inderdaad. Wie in het postuum verschenen ‘Apple’ bijt, proeft de sappige belofte van florale psychedelica, old school Led Zeppelin-dynamics uit het boekje dat elke band na de dood van John Bonham blijkbaar tot dan was vergeten te lezen én bovenal dat unieke geluid dat enkel maar in Washington State tot volle wasdom kon komen: GRUNGE!
Wood was dood. Maar zijn muziek leefde verder. Geen grungeplaylist is compleet zonder ‘Stardog Champion’. Vul dat hiaat dus maar snel aan, Spotify! ‘Chloe Dancer / Crown of Thorns’ verwelkte niet, maar bloeide verder op de soundtrack van ‘Singles’ (1992), Cameron Crowe’s plezierige grungeliefdesbrief aan Seattle. En een ‘One Tree Hill’-aflevering. Want de waardigheid van je muzikale nalatenschap heb je nooit helemaal in de hand, natuurlijk.
Het briljante van Mother Love Bone zit evenzeer in hoe Woods achterblijvende bandleden met de dood van hun frontman omgingen. Want wie stond daar plots voor de Stone Gossards en Jeff Aments neus? Chris Cornell. Woods boomlange ex-huisgenoot, die in zijn eigen band Soundgarden best ook wel een aardig stukje zong.
Cornell nam zijn drummer Matt Cameron mee naar de studio en daar goten ze met de Mother Love Bone-gitarist en bassist hun verdriet in Temple of the Dog (1991). Gossards jeugdvriend Mike McCready vervolledigde de muzikanten met enkele trefzekere leads uit zijn Fender Strat. Die gelegenheidsgroep ken je natuurlijk van het prachtige ‘Hunger Strike’. – “I don’t mind stealing BREAD … from the mouths of decadents” – En, hoor! Wiens bariton buldert daar zo krachtig tussen de duinvegetatie van het Discovery Park? Eddie Vedder in zijn eerste fatsoenlijke geluidsopname, godbetert! Vier maanden later de veroverde Pearl Jam de wereld met ‘Ten’ (1991).
9. Mudhoney
De eerste grungebands waren nauwer met elkaar verweven dan de Europese vorstenhuizen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De Seattle-bands wisselden midden jaren 80 tussen sjofele langharige slungel alsof het onderbroeken waren. Nou. Waarschijnlijk nog frequenter, want het is niet dat die ongewassen grungedoerakken persoonlijk hygiëne hoog in het vaandel droeg. Zielenzalvende teringherrie, daarentegen.
Het in 1984 gevormde Green River was hét oervoorbeeld van zo’n bandje. Toen de groep eind 1987 er de brui aangaf, reïncarneerden Jeff Ament, Stone Gossard en Bruce Fairweather in Mother Love Bone. Frontman Mark Arm herverenigde zich in januari 1988 met Steve Turner, de gitarist die het Green River-schip al in 1985 verlaten had. Turner hield van simpele punkriffs. Niet van de uitgesponnen bombastische jaren 80 metal die Ament en Gossard op dat moment aanbeden.
Jonge muzikanten zijn zoekend. Soms is het even wachten tot alle puzzelstukjes perfect in elkaar vallen. Ament en Gossard wilden de wereld veroveren. Dat deden ze ook. Ze spelen vandaag nog steeds in Pearl Jam, zowat de enige grote grungeband die zo goed als ongeschonden uit de jaren 90 klauterde. Arm en Turner wilden gewoon lekker vieze vette vinnige power chords rammen. En kijk. Dat doen ze vandaag óók nog met evenveel geestdrift als in 1988. Goed, ze verkopen geen voetbalstadiums uit als Pearl Jam. Maar wie Mudhoney in oktober 2022 aan het werk zag in zaaltjes als Het Depot, Doornroosje en Paradiso, zag een kwartet dat blaakte van levenslust.
Geen platenkast is compleet zonder ‘Superfuzz Bigmuff’, de EP waarmee Mudhoney in oktober 1988 haar gruizige handtekening onder de Seattle-scene zette. Die titel is uiteraard een geniale samentrekking van Arms en Turners favoriete scheurpedaaltjes waaruit ze hun groezelige sound toverden: de Univox Super-Fuzz en Electro-Harmonix Big Muff. Hoe dat klinkt? Nou, luister eens naar ‘Touch Me I’m Sick’. Nog steeds de perfecte kruisbestuiving tussen rammelige eind jaren 60 garagepunk en onverstoorde Sub Pop-branie.
Terwijl elke Seattle-band in 1991 zijn handtekening op een lucratief platencontract bij een major zette, bleef Mudhoney de Sub Pop-stal trouw. ‘Every Good Boy Deserves Fudge’ (1991) verkocht uiteindelijk 75.000 exemplaren. Een habbekrats vergeleken met de 30 miljoen ‘Nevermind’-schijfjes van het naar Geffen Records gepromoveerde Nirvana. Maar volgens de legende volstond het om Sub Pop financieel boven water te houden. En wat een heerlijke, in Seattle-grunge gemarineerde vuile Ramones-riffjes kietelen daar je trommelvliezen op nummers als ‘Good Enough’ en ‘Let It Slide’!
Mudhoney maakt bovendien nog steeds prima plaatjes. In 2018 kwam het consistente koppige kwartet nog op de proppen met ‘Digital Garbage’. Die 11 nieuwe liedjes rammelen uiteraard in nauwelijks een half uurtje alweer voorbij.
8. Melvins
De Melvins deden het nooit voor de poen. Nou, niet dat de andere grungebands droomden van Olympische zwembaden vol knisperende dollarbriefjes. Maar in tegenstelling tot hun miljoenen platen verkopende volgelingen, bleven de alreeds in 1983 opgerichte Melvins altijd obscure buitenbeentjes in het genre.
Zelfs toen King Buzzo’s band midden jaren 90 onverwachts bij het grote Atlantic Records tekende, sleten ze hoop en al enkele tienduizenden exemplaren van ‘Houdini’ (1993), ‘Stoner Witch’ (1994) en ‘Stag’ (1996). Na drie weinig winstgevende albums, gooide het platenlabel de Melvins zonder boe of ba weer de straat op. Allicht waren de demotapes voor de ongeregelde liedjestrommel ‘Honky’ (1997) de druppel. Geen erg. Het knotsgekke album vond een plaatsje bij het in allerlei andere onorthodoxe herrie gespecialiseerde Amphetamine Reptile Records.
Zulke teleurstellende verkoopcijfers konden die Atlantic Records-bobo’s vooraf nochtans perfect voorspellen. Als ze wat verstand hadden gehad van muziek, tenminste. Maar waarom gaf zo’n groot label die gekke Melvins dan überhaupt zo’n vet platencontract? Dat had alles te maken met Kurt Cobain.
De Nirvana-frontman stak zijn idolate bewondering voor de cultband uit Montesano niet onder stoelen of banken. In tegendeel. Iedereen moest én zou horen hoe geniaal die Melvins wel niet waren! Wie had Spotify nodig, als Ome Kurt zo gloedvol over zijn favoriete underground artiesten als de Melvins, Flipper, The Vaselines, Scratch Acid en Daniel Johnston vertelde? Cobain mocht zelfs in de ‘Houdini’-opnamestudio achter de knoppen zitten. Dat deed-ie niet zo best. Volgens de legende dreef de compleet geïntoxiceerde Cobain zijn jeugdhelden tot waanzin. Desondanks vermelden de credits hem wel als producer. Of was dat een slinks staaltje marketing van het platenlabel?
Tuurlijk zijn de Melvins geen grungeband pur sang. Ze zijn zoveel meer! De stempel die hun oorverdovende lome, aan Black Sabbath schatplichtige, slepende schroeiende punkriffs op grunge én andere trommelvlies scheurende genres als doom metal en stoner rock stansten, valt niet zomaar in één alineaatje samen te vatten. En zonder de Melvins hadden flanellen overhemden en gescheurde spijkerbroeken misschien wel nooit in 1991 de wereld overgenomen.
Ga maar na. Melvins-drummer Dale Crover baste in Fecal Matter, het kortstondige bandje dat Kurt Cobain in 1985 oprichtte. Later roffelde Crover onder het pseudoniem ‘Ted Ed Fred’ op de Nirvana-demo die in 1989 ‘Bleach’ zou baren. Melvins-frontman Buzz Osborne beïnvloedde de jonge grunge oppergod muzikaal tot in het diepste van zijn vezels. Maar hij was ook dé man die in 1990 Kurt Cobain en Krist Novoselic na Screams optreden in North Beach voorstelde aan hun hoogst getalenteerde 21-jarige hardcorepunkdrummer: Dave Grohl.
Nauwelijks vier jaar na die legendarische ontmoeting schoot Kurt Cobain zichzelf de 27 Club in met zijn hagelgeweer. Dave Grohl en zijn Foo Fighters zagen het noodlot andermaal toeslaan na de plotse dood van Taylor Hawkins in Bogota. En King Buzzo en de Melvins? Die schijten vier decennia later nog steeds onverdroten knetterharde eigenzinnige sludgy schijfjes uit. Zoals ‘Bad Moon Rising’, waarmee de band rond de indrukwekkende grijswitte afro als vanouds in 2022 elke avond een Amerikaans zaaltje plat speelde.
7. Screaming Trees
Waarom verkoopt de ene band miljoenen platen en blijft de andere band een goed bewaard geheim? Ingewijden wisten dat er ’s avonds in Ellensburg al eens hels kabaal uit de ouderlijke videoverhuurzaak van de broertjes Conner kwam. Of laat dat verkleinwoordje maar achterwege. Van en Gary Lee Conner hadden hun BMI niet bepaald mee.
Maar ook zonder de taille van Mick Jagger kan je een rockster worden. Als je er maar in gelooft. En een frontman met een stem als een klok helpt ook wel wat. Zeker als die klok in kwestie enkele nachten in een waterput boordevol sigarettenpeuken, prikkeldraad en goedkope whiskey heeft geprutteld.
Toen de 57-jarige Mark Lanegan op 22 februari 2022 zijn doodsadem uitreutelde in het Ierse Killarney, verloor de wereld een van haar uniekste zangers. Je hoorde zijn met rivierzandkiezeltjes en schuurpapier ingewreven bariton op prachtige soloplaten als ‘Whiskey for the Holy Ghost’ (1994), ‘Bubbelgum’ (2004) en ‘Blues Funeral’ (2012). Hij ging mee met Josh Homme de boer op, toen diens Queens of the Stone Age ten tijde van ‘Songs for the Deaf’ (2002) unaniem de bruutste rockband ter wereld was. En vergeet natuurlijk niet die bloedmooie duetten met Belle & Sebastians Isobel Campbell en de dikke vinger die hij met medejunkie Greg Dulli opstak naar hun verslaving op The Gutter Twins ‘Saturnalia’ (2008).
Maar eerst en voor alles, waren er de Screaming Trees. En die grungepioniers hadden er al een half leven opzitten, toen ze najaar 1992 eindelijk met hun magnum opus ‘Sweet Oblivion’ even van het monstersucces proefden dat zoveel andere generatiegenoten wél kenden. Dat hun alweer zesde album nu plots wél meer dan 300.000 schijfjes sleet, was te danken aan ‘Nearly Lost You’. Cameron Crowe gaf het nummer een plaatsje op de soundtrack van ‘Singles’ (1992), de cinematografische tijdscapsule die de hele Seattle-grungescene aan het grote publiek serveerde met hulp toen hippe namen als Bridget Fonda en Matt Dillon.
Je moet het ijzer smeden als het heet is. Dat deden de Screaming Trees niet. Ze hadden wel andere zaakjes te regelen. Mark Lanegan had zijn handen vol met zijn tweede soloplaat, de grungesupergroep Mad Season, ruziemaken met de Conner-broers, zich klempzuipen en zoveel viezigheid in zijn aders te spuiten dat de dokters even overwogen zijn arm te amputeren. Toen de tourkaravaan na ‘Dust’ (1996) weer thuiskwam Seattle, bleek het vuur gedoofd. Geen lovende kritieken of bescheiden alternatieve radiohitjes als ‘All I Know’ die daar nog iets konden aan veranderen.
De in hardrock en psychedelica gewortelde Screaming Trees groeiden nooit uit de schaduw van Nirvana, Pearl Jam of Soundgarden. Ze hadden er nochtans evenzeer de muziek voor. Luister naar ‘Bed or Roses’, ‘Dollar Bill’ en ‘Shadow of the Season’. Maar de sterren moeten natuurlijk ook mooi op één lijn willen staan. En wie Mark Lanegans grauwe ‘Sing Backwards and Weep: A Memoir’ (2020) las, weet dat dit bij Screaming Trees zelden het geval was.
Op 17 januari 2023 volgde Van Conner zijn zanger naar het bovenmaanse. De omvangrijke bassist was nog maar 55 jaar. Enkele dagen later schreef de vijf jaar oudere Gary Lee het volgende over zijn gesneuvelde bloedbroeders: “I Love You Van & Mark. Two of the most important people in my life have gone back to the universe. I would have never lived my life’s dream of being in a rock band and making records without them. I owe them more than I ever could say. What made Screaming Trees was our common love of music and the unending quest to make the best music we could.”
6. Stone Temple Pilots
Seattle was de hoofdstad van het hele grunge-gebeuren. Er gebeurde zoveel, dat de Screaming Trees wijselijk eind jaren 80 van Ellensburg naar de groezelige havenstad verkaste. Maar dat betekende niet dat er elders in Amerika geen gestoorde goede grungebands de brave mainstreamrock aan flarden scheurden. Want in het zonnige San Diego aasden de Stone Temple Pilots op een deel van de koek. En die zouden ze krijgen ook.
Het collectief rond Scott Weiland sleet wereldwijd 40 miljoen platen. ‘Core’ (1992) alleen al ging meer dan 8 miljoen over de toonbanken. De pers moest niet lang zoeken naar wie nou de commerciële vaandeldragers van de tweede grungegolf waren.
Tegelijkertijd snapte het muziekjournaille geen hol van de Stone Temple Pilots. De toonaangevende pennenridders namen single ‘Sex Type Thing’ hoogst letterlijk op. Terwijl Weiland in het nummer net ongeoorloofde vetzakkerij en ander ranzig machtsmisbruik aan de kaak wou stellen. Nu ja. In dat zelfde jaar dacht half Amerika ook dat Ice-T in Bodycounts ‘Cop Killer’ daadwerkelijk dienders wou omleggen. Mmmm. Al weet je nooit, met die ijzige gangstarappers.
Laffe beschuldigingen dat STP’ de heerlijk vuile riffs van zijn debuutplaat gemakkelijk bij elkaar gejat had en Weiland schaamteloos de lage baritonstem van Eddie Vedder en Layne Staley door zijn onafscheidelijke megafoon imiteerde, deerde de band niet. De spionkop wist beter. Tweede single ‘Plush’ – met ook alweer lyrics waarmee je beter geen gezellig kampvuur inzet – kopte de bal binnen.
In 1994 bevestigde de band met het 6 miljoen stuks slijtende ‘Purple’ hun nieuwe superstatus. Zelfs de recensenten moesten dit keer toegeven dat die veelzijdige opvolger tjokvol wereldsongs stond. En dat ze het genre alweer ontgroeid waren. De tweede plaat pootjebaadde lekker in andere muziekstromingen zoals de hongerige psychedelische rocktrack ‘Lounge Fly’, waarvoor Paul Leary van de Butthole Surfers de eindsolo neerpingelde. En uiteraard de hypnotiserende countryriedeltjes van ‘Interstate Love Song’! Avontuurlijke auditieve invloedverruimingen die STP op opvolgers als ‘Tiny Music… Songs from the Vatican Gift Shop’ (1996) en ‘No. 4’ (1999) gretig doortrok.
Maar met het succes kwam ook de tol van de roem. Dag na dag leek Scott Weiland minder en minder op die gezonde knul die zo’n indrukwekkend stembereik demonstreerde op STP’s prachtige MTV Unplugged-onderonsje op 17 november 1993. Of dacht je dat alleen Nirvana legendarische bezoekjes aan de New Yorkse Sony Studios bracht?
Weilands drugsproblemen en gevangenislogementen dwarsboomden steeds meer tours en opnamesessies. De man wist uiteindelijk de naald uit zijn aders te bannen. Sterker nog, hij richtte met ex-Guns N’ Roses-leden Slash, Duff McKagan en Matt Sorum nog de supergroep Velvet Revolver, waarin hij ‘Slither’ en ‘Fall To Pieces’ openhartig zijn relatiekommer en heroïnedagen bezong. Maar er zaten nog andere duivels in de als kind misbruikte frontmans kast.
Op 3 december 2015 werd de 48-jarige zanger gevonden in de tourbus van zijn soloproject. Opvallende aanwezigen in zijn broodmagere lijf: alcohol, cocaïne en MDA. “You were gifted beyond words, Scott. Part of that gift was part of your curse.”, klonk het de volgende dag op de officiële Stone Temple Pilots-Facebookpagina.
5. Smashing Pumpkins
Muzieklijstjes samenstellen: een hoogst subjectief karweitje. Je stoot altijd wel iemand tegen de borst. Ook hier. Want waar zijn al die geniale door vrouwen aangevuurde grungebands, eigenlijk? Hole? L7? Babes in Toyland? Nou: die verdienen uiteraard nog mooi hun eigen lijstje. En horen de Smashing Pumpkins nu wél of niet tussen al die ongewassen Seattle-schorriemorrie thuis? Technisch gezien niet. Billy Corgans geestenkind vind je terug onder het label ‘Alternative Rock’. Maar laat de groep uit Chicago hier onvermeld en de samensteller dezes lijstje Beste Grunge Bands riskeert evenzeer enkele gemene prikken van boze fans en hun digitale mestrieken.
In de lente van 1991 nam Butch Vig een plaatje op met drie twintigers uit Seattle. Dat plaatje veranderde de wereld en leverde hem de geuzennaam ‘The Nevermind Man’ op. Maar enkele maanden daarvoor is de dan 25-jarige producer nog druk in de weer met een ander bandje. Smashing Pumpkins heette het ietwat rare kwartetje.
Dat Billy Corgan alle creatieve touwtjes in handen heeft, is dan al overduidelijk. Debuutplaat ‘Gish’ (1991) moest de moddervette slepende metalriffs van Black Sabbath versmelten met de tristesse van The Cure, sensuele schoonheid, dromerige pop en ook een bombastische productie die niet zou misstaan op de betere Queen-plaat. En misschien hier en daar een lieflijk psychedelisch Beatles-melodietje?
Begin er maar aan. En wees maar zeker dat Butch Vig dat doet. Dompel jezelf maar even onder in de wonderlijke rauwe nostalgische magie van ‘Rhinoceros’. Daarvoor heeft de producer natuurlijk ook uitstekend bouwmateriaal voorhanden. Drummer Jimmy Chamberlin onderscheidt zich op prille nummers als ‘I Am One’ en ‘Siva’ al overduidelijk van zijn onderontwikkelde percussie-concullega’s met zijn perfect benutte waanzinnige jazz-prog-achtergrond. Corgan kent zijn rockklassiekers en James Iha weet ook wel een intrigerend gitaarlijntje of twee tevoorschijn te toveren. De mysterieuze bassiste D’arcy Wretzky legt ondertussen genoeg laag onder al die vieze Op-Amp Big Muff Pi Fuzz-pedalen. Al was het een publiek geheim dat de megalomane Corgan ’s nachts stiekem in de studio de takes van zijn bandgenoten wiste en daarna doodleuk zelf inspeelde.
Zonder ‘Gish’ had de grunge- én muziekgeschiedenis er misschien wel helemaal anders uit gezien. Of toch alvast geklonken. Want Butch Vig schreef Billy Corgans veeleisende productie-instructies met vette viltstiftletters neer in zijn achterhoofd. Om ze met succes enkele maanden later toe te passen op Nirvana’s ‘Nevermind’ (1991). Twee jaar later kropen Vig en de Smashing Pumpkins opnieuw samen in de opnamestudio voor ‘Siamese Dream’ (1993). Begeesterd door grootse singles als ‘Cherub Rock’, ‘Today’, en ‘Disarm’ wachtte de muziekpers niet om de groep gretig in het grungehokje te duwen.
Met de woorden “I’ve always believed that we could reach past genre — we didn’t ride the grunge coat-tails; we’ve always been on our terms.”, wreef Corgan het beknellend label van zijn inmiddels kaalgeschoren schedel. Met het machtige melancholische tweeluik ‘Mellon Collie and the Infinite Sadness’ (1995) gaf de frontman die uitspraak alle mogelijke bewijskracht mee. En wie dat niet gelooft, moet dringend eens de volstrekt unieke veelzijdigheid van nummers als ‘Bullet With Butterfly Wings’, ‘Tonight, Tonight’ en ‘1979’ door een koptelefoon naar binnen lepelen. Bij voorkeur ’s nachts, ‘By Starlight’.
4. Soundgarden
Soundgarden mochten zich al veteranen van de prille grungescène noemen, toen ze in 1991 eindelijk na Seattle nu ook de wereld veroverden. De in 1984 opgerichte band was met ‘Bad Motorfinger’ dan alweer aan zijn derde album toe. Maar dat het pad naar de roem lag uitgestippeld, was al eind jaren 80 overduidelijk.
Debuut ‘Ultramega OK’ (1988) graaide een Grammy Award-nominatie voor ‘Best Metal Performance’ mee. Voor wat anders? Want het is niet dat die Grammy’s aan grungesubcategorieën deden. En wie wist er toen überhaupt buiten SEA wat grunge was? Toen opvolger ‘Louder Than Love’ (1989) het jaar daarop bij de major A&M Records verscheen, schreeuwden de ongewassen alternatieve Seattleites moord en brand. Want commercieel succes, dat vonden de grungefans van het eerste uur uiteraard nóg viezer dan de ongewassen houthakkershemden en vettige lange haren die hun scene bevolkten.
Maar houd die oerkracht die grunge in de herfst van 1991 was maar eens tegen. In het kielzog van Pearl Jams ‘Ten’ (27 augustus!) en Nirvana’s ‘Nevermind’ (24 september!), eisten nu ook Chris Cornell en de zijnen hun rechtmatig plaatsje in de tot dan door glam, hair en andere heavy metal gedomineerde U.S. Rock Charts op. Al snel joegen deze drie grungegrootheden ook de brave popacts uit de commerciële hitlijsten. Want dat najaar werd je reinste muziekgeschiedenis geschreven. Het is vandaag nauwelijks te bevatten welke tijdloze meesterwerken toen elkaar in enkele luttele weken opvolgden. En Soundgarden hield mee de pen vast.
‘Badmotorfinger’ (8 oktober!) bracht het zompige Soundgarden naar mega-arena’s als voorprogramma van Guns N’ Roses, Skid Row en Monster Magnet. Maar de band zou snel een beter tijdslot verdienen. MTV, dat toen daadwerkelijk haar naam ‘Music Television’ waarmaakte, toonde de getroebleerde opgroeiende Generation X met de videoclips van ‘Outshined’ en ‘Rusty Cage’ dat ook rocksterren zo vaak van geen hout meer pijlen wisten te maken. Wie had nog langer een opgezwollen blaaskaak als Axl Rose nodig, als Chris Cornells rauwe strot je verwarde pubergemoed perfect samenvatte met paradoxale prachtregels als “I’m looking California / And feeling Minnesota” en “Well I’m feeling that I’m sober / Even though I’m drinking”.
Betekende ‘Badmotorfinger’ de welverdiende Noord-Amerikaanse doorbraak, dan beukte het experimentelere ‘Superunknown’ (1994) nu ook de wereldwijd de deuren open. Wie een beetje bewust de jaren 90 meemaakte, beseft meteen waar hij was toen de klassieke Soundgarden-singles als ‘Spoonman’ hun loodzware drop D-tunings door de radio dreunden.
Chris Cornell was gezegend met een gouden strot. De man, die ook de James Bond-song ‘You Know My Name’ voor ‘Casino Royale’ (2006) inzong, had een bereik van bijna vier octaven. In een ander leven had hij operazanger kunnen worden. Niet dat hij nu zijn talent niet benutte. Na het tijdelijke uiteenvallen van Soundgarden in 1997 richtte Cornell in 2001 met ex-Rage Against the Machine-instrumentalisten Tom Morello, Tim Commerford en Brad Wilk Audioslave op.
Een gouden strot. Maar de kleur zwart dook niet toevallig zo gratuit op in Soundgarden-kleppers als ‘Black Hole Sun’ en ‘Fell on Black Days’. En het dissonante donkere ‘The Day I Tried to Live’ slaat je keer op keer als een rauwe forel met hoogst gemene schubben in het gezicht.
Op 18 mei 2017 nam de duisternis voorgoed de overhand. Nauwelijks een uur na een groots Soundgarden-optreden verhing de 52-jarige frontman zich in de badkuip van zijn hotelkamer met een fitness-elastiek. Linkin Park-zanger Chester Bennington bracht een intieme versie van Leonard Cohens ‘Hallelujah’ op de begrafenis. Twee maanden later, op wat Cornells 53ste verjaardag zou zijn, volgde Bennington zijn boezemvriend.
3. Alice in Chains
Eén jaar voor ‘The Year Grunge Broke’ gaf Alice in Chains de gezapige mainstream alvast een flinke oplawaai met ‘Facelift’ (1990). Het meer dan veelbelovend debuut zou als eerste grungeplaat goud halen. Klein bier voor wat nog zou volgen. De band verpatste doorheen haar carrière, als je de vrije encyclopedie van Jimmy Wales mag geloven, wereldwijd meer dan 40 miljoen geluidsdragers.
Luister één keer naar doorbraaksingle ‘Man in the Box’, en je weet meteen waarom. Alice in Chains’ signatuursong openbaart meteen al de ingrediënten die deze loodzware Seattle-band instant naar het absolute sterrendom katapulteerde. De iconische 1984 G&L Rampage ‘Blue Dress’-gitaar van Jerry Cantrell die dingen uitspookt met een Dunlop Talk Box waar wij nietige stervelingen alleen maar van kunnen dromen. De brute groovende fundering die drummer Sean Kinney en bassist Mike Star onder Cantrells leads leggen. Pour la petite histoire: Kinney speelde ‘Facelift’ integraal met een gebroken poot in.
En dan is er die onwereldse stem van Layne Staley die in zelfhaat verzuipende noodkreten predikt: “I’m the man in the box / Buried in my shit / Won’t you come and save me / SAVE ME!!!” – Goddamn. Wat een strot had die man. Maar dan moet de samenzang met zijn blonde ‘Riff Lord’ nog komen. Cantrells en Staleys huiveringwekkende harmonieën behoren tot het mooiste wat het groezelige grungegenre ooit met elkaar vervlocht. De twee waren bloedbroeders. In 1988 lieten ze al matchende doodskoppen op hun respectievelijke rechter- en linkerschouder inkten.
Al distantieerde de band zich een leven lang van het muziekstijletiket dat de pers haar toekleefde. “We’re a lot of different things … I don’t quite know what the mixture is, but there’s definitely metal, blues, rock, and roll, maybe a touch of punk. The metal part will never leave, and I never want it to.”
Hoe dan ook. Een jaar nadat de grungegolf uit Seattle de wereld overspoelde, schudde Alice in Chains zijn tweede album uit over de toonbank. Er was veel veranderd, ondertussen. Layne Staley ontdekte tijdens de tour met Van Halen waarom heroïne zo verslavend was. Drugsmisbruik en andere demonen bevolkten de lyrics van ‘Dirt’ (1992). Het even donkere als openhartige meesterwerk rochelde zo de klassieke singles ‘Would’, ‘Them Bones’, ‘Angry Chair’, ‘Rooster’ en ‘Down in a Hole’ op.
Voor een band die zou prat ging op haar metalinvloeden, bleef het kwartet meer dan aardig overeind wanneer ze de versterkers uitknipten. De akoestische hoogstandjes ‘Sap’ (1992) en het met Ozzy Osbourne-bassist Mike Inez opgenomen ‘Jar of Flies’ (1994) kunnen levens redden. Tal miserabele zielen vonden een luisterend oor in pijnlijk eerlijk liedjes als ‘Nutshell’.
Jerry Cantrell trekt vandaag nog steeds de wereld rond met Alice in Chains. Maar de bezetting is opmerkelijk anders nu. Layne Staley zou na ‘Alice in Chains’ (1995) – beter bekend als ‘Three-Legged Dog Album’ naar de, welja, driepotige hond op de hoes – geen studio-albums met zijn bloedbroeder opnemen. Op 10 april 1996 was de veelgeplaagde zanger al zo verzwakt dat het een wonder is dat hij opdook voor het MTV Unplugged-concert. Alice in Chains’ eerste optreden in alweer twee jaar en half tijd. Maar hij deed het. Mét roosgeverfde haren. En zette een performance neer die nauwelijks onderdeed voor Nirvana’s akoestisch onderonsje twee jaar eerder.
“I wish I could hug you all, but I’m not gonna.”, klonk het aan het einde van de set. Had je beter wel gedaan, Layne. De frontman raakte in de maanden daarna steeds verder geïsoleerd van zijn band en de wereld. Op 19 april 2002 werd zijn levenloos lichaam aangetroffen. Een ‘speedball’ (een noodlot tartende dodemansmix van heroïne en cocaïne) knalde zijn toen nog maar 39 kg wegende zelf toegetakelde lijf naar een hopelijk zachter hiernamaals. Volgens het autopsierapport was hij toen al twee weken dood en stierf hij op 5 april, de sterfdatum van die andere veel te vroeg gevallen grungegod.
2. Pearl Jam
Na de zomer van 1991 zou niets nog hetzelfde zijn. In nauwelijks één maand tijd verschenen drie meesterwerken waarmee Seattle en zijn alternatieve grungescene na jaren van lokale roem nu omarmd werd door de mainstream. Omarmd? Zeg gerust compleet aan stukken gescheurd, tot zelfs het laatste stukje flanel tot een inwisselbaar fashion-item vervelde.
Weinigen kwamen ongeschonden uit het grungetijdperk. Andrew Wood, Kurt Cobain, Layne Staley, Scott Weiland, Chris Cornell, Mark Lanegan. De lijst met gesneuvelden is lang. Eén man bleef al die tijd trouw aan het leven en het muziek, desondanks de tol die de achteraf altijd teleurstellende roem in zijn gezicht kletste. Grootmoeders neuriën mee als zijn ‘Society’ en ‘Guaranteed’ de radio opluisteren. Zijn haren zijn korter en dunner dan toen hij op Pinkpop 1992 met een zelfgemaakt Tivoli-shirt een dodemanssprong ondernam van de camerakraan, regelrecht het publiek in. De kop gegroefder. Niet gek ook. Wat heeft deze man wel allemaal niet meegemaakt? Maar leven doet deze nederige San Diego-surfdude vandaag méér dan ooit.
“Hey, I, I, oh, I’m still alive!” – niemand op aarde heeft meer recht op die woorden dan Eddie Vedder. Hij is de laatste overlever van de grungegrootheden. Vier maanden na de rouwsessie die Temple of the Dog heette, verschijnt Pearl Jams ‘Ten’ (1991). Met de muzikale lijm tussen Green River- en Mother Love Bone-veteranen Jeff Ament & Stone Gossard en sologitarist Mike McCready kan je een mammoet aan het plafond van de Sixtijnse Kapel plakken. Zonder dat de fresco’s ook maar één barstje vertonen, bovendien. De komst van Soundgarden-drummer Matt Cameron brengt vanaf de Amerikaanse ‘Yield Tour’ (1998) ook eindelijk rust achter het drumstel. En sinds ‘Riot Act’ (2002) aait én ramt de Hawaïaanse grijze reus Boom Gaspar elke avond de toetsen.
Het overrompelende ‘Ten’ blijft hét oerdebuut zoals je ze slechts zeer hóógst uitzonderlijk in het wild aantreft. De kwaliteit van de tracklist is werkelijk fenomenaal. ‘Alive’, ‘Jeremy’, ‘Even Flow’. ‘Black’ had niet eens een singlepersing nodig om drie decennia later nog mee te doen om de knikkers in NPO Radio2 Top 2000 en Studio Brussels De Tijdloze.
Na straffe opvolgers ‘Vs.’ (1993) en ‘Vitalogy’ (1994) blaast Pearl Jam al zijn bruggen op. De band verlaat het grungegenre voor een meer opengesmeerd alternatief rockgeluid. Eddie Vedder en zijn manschappen vechten tevergeefse oorlogen uit met MTV, de hebberige concertorganisator Ticketmaster en vooral hun eigen populariteit. De media heeft ondertussen een vette kluif aan de vermeende vete tussen de Pearl Jam-frontman en Kurt Cobain. Wanneer hij het nieuws van Cobains dood hoort, slaat Vedder zijn hotelkamer aan gruzelementen. Een week later treedt de band op in Saturday Night Live. Na het optreden ritst de zanger zijn jasje open. Zijn T-shirt toont een kanjer van een K, net boven zijn hart.
Op 30 juni 2000 speelt Pearl Jam op het volgepakt Deense Roskilde Festival, met hun zesde langspeler ‘Binaural’ in de zakken van hun afgesleten ‘Corduroy’. Negen mensen worden verpletterd in het tumult. Wanneer de band door heeft wat er voor het podium gebeurd, is het al te laat. “It’s an art to live with pain / Mix the light into grey / Lost nine friends we’ll never know / Two years ago today” klinkt het later in het pijnlijk mooie ‘Love Boat Captain’.
Pearl Jam sluit vandaag nog steeds de grootste zomerfestivals af. Met platen als ‘Pearl Jam’ (2006) – ook wel bekend als ‘het album met die lelijke avocado-hoes’, ‘Lightning Bolt’ (2013) en ‘Gigaton’ (2020) herontdekten ze ook hun muzikale relevantie. Eddie Vedder en zijn kompanen zijn de tardigrada van het grunge-era. Ze overleven als onverwoestbare beerdiertjes alle mogelijke omstandigheden.
1. Nirvana
Alles veranderde voorgoed op 10 september 1991. De splinterbom die ‘Smells Like Teen Spirit’ in de door ijdele hairmetal en zielloze kapot gepolijste pop gedomineerde Amerikaanse hitlijsten dropte was ongezien. Een complete muzikale revolutie. Eentje van het formaat dat maar om de zoveel decennia manifesteert. The Beatles begin jaren 60. De Sex Pistols najaar 1976. En nu: ‘Ladies and Gentlemen … NIRVANA!”
Voorgenoemde popculturele tornado’s waren niet toevallig twee cruciale invloeden voor Kurt Cobains métier. Punkgroepen als Black Flag, Fang, Bad Brains, The Clash en uiteraard de Pistols leerden de jonge gitaar spelende tiener uit Aberdeen meer dan eender welke conservatoriummuziekleraar had gekund. Want: “Punk Rock is freedom. Expression and right to express is vital. Anyone can be artistic.”, schreef de jongen in zijn dagboek. Duizenden draaibeurten van ‘Meet the Beatles’ (1964) sijpelden dan weer door in ‘About a Girl’, het derde nummer op de geruisloos uitgebrachte debuutplaat ‘Bleach’ (1989).
“This is off our first record – most people don’t own it.”, merkte Cobain vier jaar later fijntjes op in de Sony Music Studios waar hij op 18 november 1993 zijn muzikaal testament achterliet. Het postuum uitgebrachte ‘MTV Unplugged in New York’ behoort tot de mooiste liveregistraties die de mensheid ooit aan een geluidsdrager toevertrouwde. Was dit dezelfde band die enkele maanden daarvoor nog het bloederig rauwe grunge-exorcisme ‘In Utero’ (1993) baarde? Zeker en vast, want ‘Pennyroyal Tea’ en ‘All Apologies’ slaan op beide albums hun even liefdevolle als roestige weerhaakjes in je middenrif.
‘Nevermind’ (1991) bombardeerde Nirvana tot de invloedrijkste grungeband ooit. Het was de perfecte samenloop van omstandigheden. En onderschat zeker de ritmesectie van het trio niet. Denk Cobains met scheurende Boss DS-1 distortion bij geraspte power chords (‘Territorial Pissings’) en in waterige EHX Small Clone chorus ondergedompelde gitaarlijntjes weg (‘Come As You Are’), en er blijven nog steeds verdomd straffe nummers overeind. Het samenspel tussen drummer Dave Grohl en bassist Krist Novoselic is een waar genot in nummers als ‘Lithium’, ‘In Bloom’ en het met explosieve roffels overrompelende ‘Drain You’.
‘Incesticide’ (1992) een allegaartje vroege rariteiten en B-kantjes maakte meteen duidelijk wat de band uit Seattle van al die plotse roem vond. “If any of you in any way hate homosexuals, people of different color, or women, please do this one favor for us—leave us the fuck alone! Don’t come to our shows and don’t buy our records.” spraken de, op latere uitgaves weggelaten, liner notes.
Terwijl de tracklist zelf duidelijk maakte dat Nirvana niet van plan was zich door de media te laten poleisten. Het absurde kleuterrelaas van ‘Sliver’. De piepende feedbackpletwals die ‘Aneurysm’ in je buis van Eustachius achterlaat. En niet te vergeten: enthousiaste covers als ‘Son of a Gun’ en ‘Molly’s Lips’ om Kurts Schotse helden ‘The Vaselines’ te eren. Deze vreemde verzamelaar hoort in elk grunge-overzicht tussen de grote vanzelfsprekende meesterwerken aan te schurken!
Welke muziek zou Nirvana vandaag maken? Het door Steve Albini geproduceerde ‘In Utero’ (1993) demonstreerde uitvoerig dat de grillige frontman niet op het gemakkelijke ‘Nevermind’-succes wou teren. Zijn stembanden geselen in het zanghok, daarentegen. Luister één keer naar het zieke wanhoopsrefrein van ‘Milk It’ en je begrijpt meteen dat Cobain zijn chronische maagpijnen allesbehalve overdreef.
‘Frances Farmer Will Have Her Revenge on Seattle’ is alleen al voor het geniale regeltje ‘I miss the comfort in being sad’ vermeldingswaardig. Maar het blijkt daarnaast één van de bruutste Nirvana-nummers ooit. En toch. Toch blijft er tussen de waanzinnige vocale agressie van elke ‘Rape Me’ en ‘Heart Shaped Box’ ook altijd plaats voor een weemoedig mooi streepje cello in een overduidelijk aan The Beatles schatplichtig vertederend liedje als ‘Dumb’. Dat totaalpakket: dáárom blijft Nirvana voor altijd de belangrijkste grungeband.
Over Kurt Cobains (20 februari 1967 – 5 april 1994) treurige einde is al veel geschreven. Daarover lees je beter meer in dit ‘Club van 27’-lijstje. Laaf je ondertussen liever aan dit laatste weetje. Op 30 januari 1994 verzamelden Kurt Cobain, Krist Novoselic en Dave Grohl in de Robert Lang Studios van Seattle. Ze wisten het niet, maar die dag zette ze samen het laatste Nirvana-nummer ooit op tape. ‘You Know You’re Right’ dobberde uiteindelijk pas acht jaar later boven water. En toen het die herfst de tracklist van Nirvana’s gelijktijdig verschenen ‘Greatest Hits’ (2002) opende, bleek het simpelweg een van de beste nummers uit hun veel te vroeg gestopte oeuvre.