In de jaren 60 schrok je je elke dag dat je de krant opensloeg wel een hoedje. In de VS marcheerde de burgerrechtenbeweging naar Washington. Er waren de moorden op president Kennedy, Malcolm X en Martin Luther King. De Russen en Amerikanen schoten honden, apen, én op een dag zelfs mensen de ruimte in. De Cubaanse crisis dreigde met kernraketten. Kolonels grepen de macht in Turkije en Griekenland. De Zesdaagse Oorlog hertekende de kaart van het Midden-Oosten. En zou er ooit wel een einde komen aan die uitzichtloze Vietnamoorlog?
In Berlijn verscheen een kilometers lange muur. Sovjet-tanks rolden bruut over de Praagse Lente. Studenten lieten hun haar groeien en kwamen op straat. De pil ontketende een seksuele revolutie. Ook op cultureel vlak veranderde alles. ‘Mrs. Robinson’ verleidde Dustin Hoffman in ‘The Graduate’. De minirok veroverde het Londense straatbeeld.
En de muziek? Die was ronduit geweldig. Vergeet die ‘Rock Around the Clock’ van de 50ies. Rockmuziek stuiterde voortaan alle kanten op. The Beatles lieten de hele planeet gillen als tienermeisjes en tal van andere Britse bands palmden de hitlijsten in. Amerikaanse surf, Motown-soul en folk bleven niet achterwege.
De jeugd was jong, wild, langharig, bloot en rook naar patchoeli. En ook wel eens naar minder onschuldige kruiden. Welke ongelooflijke muzikale gebeurtenissen kleurden die welriekende 60ies? Dat ontdek je in deze Top 10 Weetjes over jaren 60 Muziek!
10. FOLK, PROTEST & BOB DYLAN
In de woelige tijden werd folk hét muziekgenre bij uitstek voor het protesterende jonge volkje. Amerikaanse folkmuziek maakte in de 60ies een comeback. De blootvoetse Joan Baez pakte de wereld in met haar glasheldere sopraanstem en sociaal bewogen liedjes. Peter, Paul, and Mary waarschuwden voor de vruchten van de ‘Lemon Tree’ en blikten terug op hun onschuldige kindertijd in ‘Puff, the Magic Dragon’.
Naarmate het decennium vorderde, ruilden folkies hun akoestische instrumenten en simpele akkoordenschema’s in voor elektrische gitaren en meer uitdagende composities. Folk werd folkrock. In het geval van Bob Dylan mocht ook dat hele politieke protest meteen ook mooi mee met zijn akoestische gitaar op zolder verstoffen.

Bob Dylan was altijd al een speciale vogel. Studenten vielen bij bosjes voor de mysterieuze, als Robert Allen Zimmerman geboren krullenbol uit Duluth. Met liedjes als ‘Blowin’ in the Wind’, ‘Subterranean Homesick Blues’ en ‘The Times They Are a-Changin’’ vertolkte de folkzanger als geen ander de bewogen tijdsgeest. Weliswaar behoorlijk nasaal en aardig vals uit zijn neus gezongen. Maar de ‘Hammond’s Folly’ won dan ook in 2016 de Nobelprijs voor Literatuur en niét ‘The Voice’.
Een koppige snuiter, ook. Begin 1963 was Bob Dylan nog een nobele onbekende buiten het New Yorkse folkwereldje. Maar zijn passage in ‘The Ed Sullivan Show’ zou dat veranderen. Tenslotte was dit hét Amerikaanse entertainmentprogramma waar Elvis Presley plotsklaps een nationale beroemdheid werd, Buddy Holly en zijn onberispelijk geklede The Crickets ‘Peggy Sue’ ragden en Chubby Checker ‘The Twist’ deed. Kortom: een miljoenenpubliek verzekerd.
Maar vlak voor de uitzending kreeg de 21-jarige zanger op 12 mei 1963 te horen dat-ie zijn ‘Talkin’ John Birch Paranoid Blues’ niet mochten brengen. TV-zender CBS vond de tekst van het satirisch protestlied bij nader inzien toch iets te gevoelig liggen. Het nummer dreef de spot met de rechts-radicale John Birch Society en hun anticommunistische hysterie. Dylan liet zich niet zomaar ringeloren. Met de woorden ‘No; this is what I want to do. If I can’t play my song, I’d rather not appear on the show.’ dwarsboomde Dylan eigenhandig zijn nationale doorbraak.
Niet dat de folkzanger die hele ‘Ed Sullivan Show’ nodig had. Nog datzelfde jaar wist de hele wereld wie Bob Dylan was. Toen Dylan vervolgens op 25 juli 1965 plots met een Sunburst Fender Stratocaster op het podium van het Newport Folk Festival stond, reageerde een deel van zijn rabiate folk-achterban woest. Zeker nadat hij er ‘Like a Rolling Stone’ uitkneep.
Maar dat zou Dylan worst wezen. De ‘Judas!’-kreten gleden van zijn leren jasje als water van een eend. Daarna maakte hij de meesterwerken ‘Highway 61 Revisited’ (1965) en ‘Blonde on Blonde’ (1966). De beruchte elektrische gitaar waarmee Dylan het Amerikaanse muzieklandschap voorgoed veranderde ging in 2013 onder de hamer bij Christie’s. Met een opbrengst van 1 miljoen was het toen de duurste geveilde gitaar ooit.
9. 1964 – Het Jaar van THE BEATLES
Eén band beheerste als geen andere de 60ies. Sterker nog. Deze 4 jongens uit Liverpool zijn vandaag nog steeds de invloedrijkste muziekgroep ooit. Tegen 1964 waren The Beatles oppermachtig. Dat voorjaar zagen 73 miljoen thuiskijkers hoe ze ‘The Ed Sullivan Show’ inpakten. Het Amerikaanse muzieklandschap zou na die historische 9 februari 1964 nooit meer hetzelfde zijn.
Hoe waanzinnig populair was het Britse kwartet? Nou. Nog geen twee maanden later bezetten The Beatles de integrale Top 5 van de Amerikaanse Billboard Hot 100. Dat heb je goed gelezen. In de week van 4 april 19964 stond The Fab Four op nummer 1 met ‘Can’t Buy Me Love’. Gevolgd door ‘Twist and Shout’, ‘She Loves You’, ‘I Want to Hold Your Hand’ en ‘Please Please Me’.
The Beatles domineerden het hele decennium. Maar 1964 was zonder twijfel hét ‘Year of the Beatles’. ‘The Beatlemania’ bereikte helemaal zijn kookpunt toen ‘A Hard Day’s Night’ verscheen. De film toonde 36 uur in het leven van het viertal. En werd meteen een waanzinnig commercieel én kritisch succes.
Ringo Star schudde de titel losjes uit de mouw van zijn kostuumjasje: ‘Once when we were working all day and then into the night and came out thinking it was still day and said, ‘It’s been a hard day’, and looked around and noticing it was dark, ‘…’s night!’ – Daarna penden John Lennon en Paul McCartney het gelijknamige filmliedje in één nacht neer.
In een vlaag van heiligschennis wou de Amerikaanse filmverdeler de dialogen van de jongens laten overdubben. Hij vreesde dat het Amerikaanse publiek de Liverpoolse accenten niet zou verstaan. Paul bracht de man furieus op andere ideeën.
Een jaar later vulden The Beatles als eerste rockgroep ooit een sportstadion. 56.000 fans krijsten hun longen leeg toen de band met de helikopter op 15 augustus 1965 in het Shea Stadium landen. Het jaar daarop speelden ze in San Francisco op 29 augustus het laatste concert van hun ‘1966 World Tour’. Toekomstige optredens zaten er niet meer in. De vier muzikanten waren uitgeput van de constante meute hysterische tienermeisjes die hen overal waar ze kwamen achterna zaten. Bovendien gilde het publiek zo luid dat The Beatles hun instrumenten niet meer konden horen op het podium.
De band trok zich in de studio terug. Bob Dylan had hen tijdens hun eerste Noord-Amerikaanse toer een eerste jointje gegeven. Nu sloop er straffer spul de ‘Abbey Road Studios’ binnen. Naast allerlei geestverruimende middelen, drukte ook George Harrisons passie voor Amerikaanse folk, soul en Indiase cultuur zijn stempel op de indrukwekkende opeenvolging meesterlijk studio-albums die al ingezet was met ‘Rubber Soul’ (1965). De ‘Stille Beatle’ pingelde op een sitar voor ‘Norwegian Wood’ en smokkelde een swarmandal op ‘Strawberry Fields Forever’.
30 januari 1969 maakten The Beatles dan toch nog onverwacht hun terugkeer op de planken. Of beter gezegd: op het dak van het ‘Apple Corps’-gebouw. Het onaangekondigde ‘Rooftop Concert’ werd meteen ook hun laatste liveoptreden. Want toen ‘Let It Be’ na flink wat vertraging alsnog op 8 mei 1970 verscheen, was de beroemdste groep in de muziekgeschiedenis al niet meer.
8. De ‘BRITISH INVASTION’ & 4 neppe aapjes
In navolging van The Beatles veroverden midden jaren 60 Britse bands als The Rolling Stones, The Kinks, The Animals, The Zombies, Herman’s Hermits, Small Faces en The Who Noord-Amerika. En meteen ook de rest van de wereld. Maar ook aan soloartiesten als Dusty Springfield, Tom Jones en Donovan viel niet te ontsnappen in de hitlijsten. Hun muziek was plots zo alomtegenwoordig, dat journalisten over de ‘British Invasion’ schreven.
De modeontwerpers van het ‘Swinging London’ zorgden ondertussen dat iedereen er waanzinnig stijlvol uitzag. Mary Quant toverde vrouwenbenen tevoorschijn in de minirok en felgekleurde panty’s. Mannen wandelende nonchalant op hun ‘Beatle boots’ The Fab Four achterna. Iedereen wou de kleerkast en het kapsel van Brian Jones. Jean Shrimpton, Pattie Boyd en Twiggy sierden de tijdschriftcovers als ’s werelds eerste supermodellen. De Mini van de British Motor Corporation scheurde stoutmoedig door het straatbeeld. Michael Caine was de coolste acteur ter wereld. En als kers op de taart won Engeland in 1966 de World Cup.
Kortom: de Britse mode-, muziek- en filmcultuur van de ‘Swinging Sixties’ dicteerde hoe de hele wereld erbij liep en componeerde er meteen de uitstekende soundtrack bij. Wat konden de Amerikanen tegen zoveel wapperende Union Jacks inbrengen? Nou. Ze vonden The Monkees uit.
‘Then I saw her face, now I’m a believer!’ – Dat liedje ken je uiteraard van ‘Shrek’ (2001). Het nummer was maar een van de tientallen hits die het Amerikaanse kwartet tussen 1967-1970 scoorden. Maar eigenlijk waren The Monkees een verzonnen band. Het idee kwam in 1965 uit de koker van twee TV-makers. Na het zien van de films ‘A Hard Day’s Night’ en ‘Help!’ bedachten Bob Rafelson en Bert Schneider het Amerikaanse antwoord op The Beatles.
‘Madness!! Auditions. Folk & Roll Musicians-Singers for acting roles in new TV series. Running parts for 4 insane boys, age 17–21. Want spirited Ben Frank’s-types. Have courage to work. Must come down for interview.’ – 437 kandidaten gingen in op het castingszoekertje van ‘Screen Gems’.
Peter Tork, Micky Dolenz, Michael Nesmith en Davy Jones zagen er goed uit en konden zingen. Met hun muzikale motoriek was het slechter gesteld. Daarom klaarde een legertje professionele songwriters en sessiemuzikanten het vuile werk in de studio op.
Uiteindelijk leerde de jongens alsnog hun instrumenten bespelen. Op hun derde album ‘Headquarters’ (1967) waren The Monkees voor het eerst zelf te horen. Toch raakten ze nooit meer van de stempel ‘nepband’ af. Critici deden hen zelfs smalend af als ‘The Prefab Four’. Al zullen die 75 miljoen verkochte platen vast de pijn wat verlichten. Net als de wetenschap dat hun grote idool John Lennon een fan was.
7. SURF, THE BEACH BOYS & CHARLES MANSON!
Terwijl de Britse rockbands nog duchtig hun verovering van de Verenigde Staten beraamden, ontbrak het over de Atlantische Oceaan beslist niet aan eigen muziek. SURF zag eind jaren 50 het levenslicht als instrumentale rock and roll in het Zuiden van Californië.
Dick Dale draaide de ‘Spring Reverb’ van zijn ‘Fender Showman’-versterker wagenwijd open en pingelde met een ontzaglijke snelheid en dito precisie hele exotische toonladders uit de snaren van zijn linkshandige goudkleurige Stratocaster, genaamd ‘The Beast’.
Luister maar naar die heerlijk beukende golven die ‘The King of Surf Guitar’ en zijn Del-Tones ontketende op nummers als ‘Let’s Go Trippin’’, ‘Jungle Fever’, ‘Surf Beat’, en het uiteraard 32 jaar later opnieuw voor Quentin Tarantino’s ‘Pulp Fiction’ (1994) opgeviste ‘Misirlou’.
The Beach Boys gaven het instrumentale muziekgenre vervolgens een stem met hun harmonieuze samenzang. De groep telde de broers Brian, Carl en Dennis Wilson – aangevuld met hun neef Mike Love en diens schoolgabber Al Jardine. Het Californische strandleven was begin jaren 60 belachelijk simpel als de liedjes ‘Surfin’ Safari’, ‘Surfin’ U.S.A.’ en ‘Surfer Girl’ op de radio passeerden. Overigens was drummer Dennis Wilson de énige van de 5 Beach Boys die daadwerkelijk op een surfplank kon staan.
Toen de Britten de Amerikaanse markt overspoelden, droogde de surfhype evensnel weer op. The Beach Boys geraakten gelukkig ook zonder de golven vooruit. Met ‘Pet Sounds’ (1966) maakten ze 2 jaar nadat Brian Wilson zijn laatste surfliedje schreef een van de beste én invloedrijkste muziekalbums ooit.
2 jaar na de baanbrekende conceptplaat pikte Dennis Wilson in april 1968 2 liftsters op tijdens een autoritje in Malibu. Toen hij het duo enkele dagen later weer spotte, nam hij ze deze keer mee naar zijn woonst op 14400 Sunset Boulevard. Daar leerde hij dat ze omgingen met een goeroe die net vrij was na een 12-jarige gevangenisstraf. Charles Manson.
Toen de drummer later die nacht na een opnamesessie thuis kwam, trof hij de Amerikaanse sekteleider met een schare volgelingen op zijn oprit. De weken daarop trok een hele verzameling vrouwelijke volgelingen van ‘The Manson Family’ in bij de net gescheiden Beach Boy. De muzikant draaide op voor hun kosten van wel 100.000 dollar – incl. een prijzig doktersrekening voor de behandeling van wat intieme ongemakjes. Wilson introduceerde Charles Manson zelfs in het showbusinesswereldje en betaalde zonder verpinken zijn studiotijd.
Want ja. Na het beramen van gruwelijke massamoorden, droomde de beruchte Manson in de zomer van 1968 ook nog steeds van een muziekcarrière. The Beach Boys namen zelfs een van Mansons liedjes op. Zijn ‘Cease to Excist’ verscheen enkele maanden later in december 1968 als ‘Never Learn Not To Love’, het B-kantje van de single ‘Bluebirds over the Mountain’. Manson kreeg geen vermelding als coauteur. Wel een stapel dollarbriefjes en een motorfiets.
Ondertussen leerde Dennis Wilson langzaam maar zeker dat zijn nieuwe gabber en diens ‘Manson Family’ misschien toch niet het ideale gezelschap was. Manson trok al eens een mes in de opnamestudio als de producer niet akkoord ging met zijn voorstellen. De meisjes hadden ondertussen zowel Wilsons Ferrari als Mercedes-Benz naar de Filistijnen geholpen.
De muzikant verliet wijselijk zijn huurhuis en liet zowat al zijn spullen bij de sekteleden achter. Die plotse afwijzing vond Charles Manson niet zo leuk. Hij toonde de Beach Boy een kogel met de kille woorden: ‘It’s a bullet. Every time you look at it, I want you to think how nice it is your kids are still safe.’
De zomer daarop orkestreerde Charles Manson de gruwelijke ‘Tate / LaBianca’-moorden. Denis Wilson heeft achteraf nooit meer over zijn relatie met de tot levenslang veroordeelde crimineel durven praten. De Beach Boy zocht de jaren daarop zijn heil in alcohol, cocaïne en heroïne. Op 28 december 1983 kwam Wilson niet meer boven water na een dronkenmansduik van zijn zeiljacht in de haven van Marina del Rey. De muzikant was net 39 jaar geworden.
6. De knotsgekke PHIL SPECTOR & zijn ‘WALL OF SOUND’
Al lang voor Phil Spector (1939 – 2021) in 2009 de lik in draaide voor de doodslag van de 80ies ‘sword-and-sorcery’ actrice Lana Clarkson, gonsde het in het muziekwereldje van de wildste geruchten over de man.
Hij zou dronken, verkleed als chirurg dan nog wel, een pistool afgevuurd hebben terwijl John Lennon in zijn studio zat voor de opnames van zijn coveralbum ‘Rock ‘N’ Roll’ (1975). De ex-Beatle beantwoordde die dolle frats met een droge: ‘Listen Phil, if you’re goin’ to kill me, kill me. But don’t fuck with me ears. I need ‘em.’
Leonard Cohen beschreef de gespannen samenwerking voor ‘Death of a Ladies Man’ (1977) als ‘you were slipping over bullets and biting into revolvers in your hamburger.’ – En ook de Ramones wisten hoe het voelde om in de loop van Spectors indrukwekkende verzameling blaffers te kijken tijdens de tumultueuze ‘End of the Century’-sessies.
Waarom wouden al deze artiesten dan toch met Phil Spector in de studio hokken? Omdat de beruchte muziekproducent in de jaren 60 de ‘Wall of Sound’ uitvond! De excentrieke Amerikaan dokterde de productietechniek uit in zijn ‘Gold Star Studios’ in Hollywood. Het kwam er op neer dat-ie de opgenomen nummers een werkelijk unieke rijke orkestraal geluid gaf.
Met allerlei spitsvondige studiotrucjes toverde hij met zijn geluidsmannetje Larry Levine en de sessiemuzikanten van ‘The Wrecking Crew’ een massieve geluidsmuur tevoorschijn die zelfs moeiteloos overeind bleef op een aftandse kroegjukebox of een armtierig draagbaar radiootje.
Een perfect voorbeeld van deze revolutionaire ‘Spector Sound’ is ‘River Deep – Mountain High’ van Ike & Tina Turner. De producer stampte maar liefst 21 sessiemuzikanten (waaronder alleen al 4 drummers!) en evenveel achtergrondzangers in zijn studio voor het nummer. Ike Turner kreeg ondertussen 20.000 dollar smartgeld om vooral ver weg te blijven. Kennelijk had Phil Spector anno 1966 nog geen wapenverzameling. Of vreesde zelfs hij de losse handjes van Tina Turners agressieve echtgenoot?
Hoe dan ook. De ‘Wall of Sound werd een waanzinnig succes. Boudewijn de Groot haalde de productietechniek in 1967 naar de Lage Landen op ‘Verdronken Vlinder’. De Zweedse geluidstechnicus Michael B. Tretow stapelde in de 70ies even enthousiast een geluidsmuur van tientallen instrumententracks en overdubs van zanglijntjes voor ABBA’s wereldhits.
Al was niet iedereen overtuigd van Spectors studiomagie. Paul McCartney gruwde van de bombast en het exuberant knip-en-plakwerk dat de muziekproducer op de ‘Let It Be’-tapes losliet. Macca haalde Spectors orkestrale mismeestering van ‘The Long and Winding Road’ zelfs aan als een van zijn 6 hoofdredenen om uit The Beatles te stappen.
5. De hitfabriek van MOTOWN RECORDS
In januari 1959 begint de 29-jarige Berry Gordy in Detroit een platenlabeltje. Voor de naam moet hij niet lang zoeken. Het wordt ‘Motown Records’. Een samentrekking van ‘Motor’ en ‘Town’. Tenslotte ligt het kantoor ‘Motor City’, een bijnaam die Detroit dankt aan de honderden autofabrikanten die begin 20ste-eeuw hier hun fabrieken ploften.
Berry Gordy heeft er dan al een aardig gevuld leventje op zitten. Gebokst bij de vedergewichten, gediend in de Koreaanse Oorlog. Een platenwinkel gehad, incl. een mislukt handeltje in 3-D-brillen. Aan de lopende band van Lincoln-Mercury gestaan. Maar muziek bleef altijd kriebelen. Als liedjesschrijver pende hij in 1957 mee aan Jackie Wilsons ‘Reet Petite’. Het singletje bracht onverwacht zoveel geld in het laatje, dat Gordy er Motown Records mee kon financieren. Een familielening van 800 dollar zorgde voor de rest.
Motown Records was een bescheiden label. Maar dat hield deze Afro-Amerikaans platenmaatschappij beslist niet tegen om de grote namen in de muziekindustrie het vuur aan de schenen te leggen in de Billboard Hot 100. Doorheen de 60ies katapulteerde Gordy maar liefst 79 plaatjes in de Amerikaanse top 10! Maar ook op de andere werelddelen was er geen ontsnappen aan het indrukwekkende salvo ‘Motown’-hits.
De voormalige autofabrieksarbeider runde zijn succesvolle zaak dan ook als een goed geoliede machine. En hij had een goed gevuld adressenboekje, niet te vergeten. Smokey Robinson en The Miracles zorgden met ‘Shop Around’ in 1960 voor Motowns eerste miljoenensucces. Met Gordy’s uitstekende neus voor talent vervoegden al snel klinkende nieuwe Soul– en R&B-sterren als Diana Ross en The Supremes, The Temptations, Marvin Gaye, Stevie Wonder, The Commodores én The Jackson 5 het Detroitse label.
Bijzonder was dat zowat al die hits uit de pen van éénzelfde songwritersteam vloeiden. De broers Brian en Eddie Holland en Lamont Hozier waren hitmakers zonder weerga. Het Holland-Dozier-Holland-trio zette hun handtekening o.a. onder ‘Stop! In the Name of Love’ en ‘Where Did Our Love Go’ van The Supremes en Marvin Gaye’s ‘How Sweet It Is’.
Dé muzikale motor achter ‘The Sound of Young America’ waren The Funk Brothers. Deze steeds wisselende huisband telde topmuzikanten zoals toetsenist Earl Van Dyke, de legendarische studiobassist James Jamerson, het door The Beatles geprezen drumwonder Benny ‘Papa Zita’ Benjamin en gitarist Jim Messina – die door zijn zwarte collega’s ‘The White Brother with Soul’ werd genoemd.
Motown zou pas in 1971, op Marvin Gaye’s ‘What’s Going On’, voor het eerst de namen van de sessiemuzikanten bij de credits vermelden. Maar het staat vast dat The Funk Brothers op meer 60ies-hits te horen waren dan Elvis, The Beatles, The Rolling Stones én The Beach Boys samen. Bovendien durfden de Motown-muzikanten al eens in het geniep bij te klussen bij concurrerende platenlabels.
4. PSYCHEDELICA leverde aardige goede rockmuziek op
Tegen 1967 sloeg iedereen aan het trippen en knuffelen. Het was de ‘Summer of Love’. 100.000 hippies streken neer in Haight-Ashbury, een buurtwijk in San Francisco. Tegelijkertijd raakte rockmuziek in de ban van exotische invloeden en allerlei hallucinogene middelen zoals LSD, paddo’s en mescaline.
The Beatles zongen ‘All You Need Is Love’ en ‘Lucy in the Sky with Diamonds’. Maar John Lennon heeft altijd ontkend dat het veelbesproken nummer vanop ‘Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band’ naar LSD verwees. De inspiratie was een tekening die zijn 4-jarig zoontje Julian maakte van zijn schoolvriendinnetje Lucy. Voor de tekst loerden The Beatles naar Lewis Carolls ‘Alice’s Adventures in Wonderland’. George Harrison gaf het liedje een intrigerend geluid mee met zijn tanpura, een fretloze luit uit India.
Misschien speelde Lennon het gewoon slim? Een jaar eerder weigerden verschillende radiozenders ‘Eight Miles High’ van The Byrds te draaien omdat er een iets te nadrukkelijk drugsgeurtje aan hing. Beide liedjes gelden vandaag nog steeds als dé oerklassiekers van de psychedelische rockmuziek.
Tegen de zomer van 1967 struikelde je over de drugs, sitars en tabla’s in de hitlijsten. Jim Morrison slikte ’s nachts acid op het strand van Isla Vista, staarde naar de lichten van een aan de horizon opdoemend boorplatform en schreef vervolgen ‘The Crystal Ship’ voor The Doors. Alleen al naar de LP-covers van Pink Floyds ‘The Piper at the Gates of Dawn’ (1967) en ‘A Saucerful of Secrets’ (1968) kijken, volstond om zelf te trippen.
Luisteraars zette mee hun lippen tegen het luchtruim als ze ‘Purple Haze’ hoorden. Jimi Hendrix verklaarde nochtans dat de psychedelische rollercoaster niets meer dan een liefdesliedje was. Uiteraard, Jimi. En ‘Spanish Castle Magic’ gaat zéker over middeleeuwse burchten in Andalusië. Wie dan weer geen geheim maakte van hun voornaamste inspiratiebron, was Jefferson Airplane.
Frontvrouw Grace Slick bladerde óók al door ‘Alice in Wonderland’. En plots daagde het de zangeres dat daar wel verdacht veel drugsverwijzingen in zaten. En al helemaal voor een kinderboek uit 1865.
Een waterpijp rokende rups? Paddenstoelen eten? Krimpen en vervolgens weer reuzegroot worden na een plakje cake? Behoorlijk trippy spul allemaal. Om nog maar te zwijgen van die gekke theekransjes en dat Witte Konijn daar.
Grace Slick was als jonge muzikante in San Francisco zelfs anders ook niet vies van een beetje verboden spul. Na een portie LSD en een urenlange luistersessies van Miles Davis ‘Sketches of Spain’, schreef ze eind 1965 ‘White Rabbit’ voor haar toenmalige band The Great Society. Het psychedelische nummer kreeg vervolgens een tweede leven op Jefferson Airplane’s ultieme acidplaat ‘Surrealistic Pillow’ (1967).
‘One pill makes you larger / And one pill makes you small’, klonk het meteen al in de openingsvers. Het nummer verscheen juni 1967. En de tegencultuur kon zich geen betere soundtrack dromen voor hun ‘Summer of Love’ en ‘Woodstock’ twee jaar later.
Voor ze een boegbeeld van de hippiebeweging werd, zat Grace Slick op school met Tricia Nixon. Dochter van, jawel, president Nixon. Toen er in 1969 een Finch College-reünie plaats vond in het Witte Huis, probeerde de zangeres 600 mg LSD in Nixons thee te roeren. Het plannetje werd op het nippertje verijdeld door het beveiligingspersoneel. Ja, in die 60ies gebeurde er nog eens wat!
3. ‘THE VELVET UNDERGROUND & NICO’ – Een buitengewoon belangrijke banaan
‘The hippies were into soft drugs, we were into harder stuff.’ – Was getekend, Lou Reed. Terwijl een hele generatie in 1967 op de tonen van Scott McKenzie’s ‘San Francisco’ bloemen in het ongewassen haar stak, klonk er in New York City een heel ander geluid.
In ‘I’m Waiting for the Man’ wachtte de zanger met 26 dollar in de hand op een Harlemse straathoek op zijn drugsdealer. ‘Heroin’ maakte vervolgens duidelijk wel verboden spul die man verkocht. En wat ‘Venus in Furs’ met haar ‘shiny, shiny, shiny boots of leather’ uitspookte, was zo pikant dat zowel Atlantic Records als Elektra weigerden het nummer uit te brengen.
Uiteindelijk verscheen ‘The Velvet Underground & Nico’ ruim een jaar na de opnames bij Verve Records. De iconische coverhoes toonde geen groepsnaam. Wel een knalgele banaan van Andy Warhol. ‘Peel slowly and see’ beval de spierwitte hoes. Als je de banaansticker van de cover verwijderde, verscheen een tweede, vleeskleurig gepeld exemplaar.
Andy Warhol zag wel brood in het universiteitsbandje van Lou Reed, John Cale, Sterling Morrison en Maureen Tucker. De popart-paus praatte het kwartet een ‘chanteuse’ aan, het Duitse fotomodel Nico. Eigenlijk heette ze Christa Päffgen, maar dat klinkt natuurlijk net iets minder mysterieus voor een onvervalste ‘Femme Fatale’.
De popart-kunstenaar verzorgde niet alleen het artwork. Hij hoestte ook het geld voor de opnamestudio op. Het album vermeldt Warhol als producer, maar de ‘Campbells’-soepblik-schilder had weinig aandeel in het unieke groepsgeluid. De snerpende altviool van John Cale, daarentegen.
De celesta in het dromerige openingsnummer ‘Sunday Morning’ deed nergens vermoeden in welke geïmproviseerde chaos en feedback de plaat 11 nummers later met ‘European Son’ zou ontaarden. Zoals zo vaak bij tijdloze meesterwerken, was de wereld niet klaar voor ‘The Velvet Underground & Nico’. Brian Eno deed de legendarische uitspraak dat het album in de eerste jaren nauwelijks 30.000 exemplaren verkocht – máár ‘everyone who bought one of those 30.000 copies started a band!’
En geef die Britse ambient-pionier eens ongelijk. Vandaag prijst zelfs een compleet toondoof pantoffeldiertje deze in 1967 verguisde debuutplaat als een van de invloedrijkste én belangrijkste albums ooit. Of zoals een muziekblaadje genaamd ‘Rolling Stone’ in 2003 schreef: ‘the Banana Album (…) is the most prophetic rock album ever made.’
2. Bijna niemand zag hét iconische JIMI HENDRIX-moment op WOODSTOCK
Op 15, 16, 17 en 18 augustus 1969 bereikten het flowerpowertijdperk en de tegencultuur hun hoogtepunt met het Amerikaanse muziekfestival Woodstock. Bijna een half miljoen jongeren verzamelden toen voor ‘3 Days of Peace & Music’ in het stadje Bethel op de hooivelden van melkveehouder Max Yasgur.
Jimi Hendrix mocht als ’s werelds best betaalde rockartiest de ‘Woodstock Music Art and Fair’ afsluiten. Door de talrijke logistieke vertragingen, doffe verkeersellende en apocalyptische weersomstandigheden op zondagmiddag, klauterde de gitaarvirtuoos uiteindelijk pas maandag 17 augustus omstreeks 9 uur ‘s morgens op het podium.
Hendrix’ mismeestering van het Amerikaanse volkslied staat te boek als een van de meest iconische 60ies-momenten. Opmerkelijk. Want slechts een minuscule fractie van het publiek zag hoe de gitarist met zijn Fender Stratocaster en effectpedalen een hele lading supersonische raketten, bommen en geweersalvo’s door de wapperende ‘The Star-Spangled Banner’ scheurde.
Toen stonden er nog zo’n 25.000 dappere overblijvers op het terrein. Iets optimistische schatters geloven dat het aantal nog wakkere en aanwezige ongewassen hippies 40.000 bedroeg. Nóg andere bronnen gewagen zelfs van 180.000 festivalvangers. ’t Zal wel. Alsof iemand toen überhaupt nog de kracht, laat staan geestvermogens had om die vieze bende te tellen.
De peilingen zagen er niet goed uit. Hendrix had nauwelijks gerepeteerd met zijn gelegenheidsband Gypsy Sun & Rainbows. De groep was haastig bij elkaar geroepen na de split van The Jimi Hendrix Experience – het trio dat Hendrix met bassist Noel Redding en drummer Mitch Mitchell tot de desastreus afgelopen show op het Denver Pop Festival van 29 juni 1969 vormde.
Mitch Mitchel, die opnieuw achter de drums zat, zei dat de muzikale lijm met de nieuwe muzikanten niet echt plakte. Naast nieuwe bassist Billy Cox, maakten ritmegitarist Larry Lee en de percussionisten Juma Sultan en Jerry Velez die ochtend hun opwachting op het podium. Volgens de geruchten was hun bandleider toen alweer drie dagen wakker.
Maar daar had Jimi zo zijn middelen voor. Een gewezen roadie tijdens Jimi’s Britse tournees verklaarde ooit over zijn voormalige broodheer: ‘I’d get him ten hits of acid and he’d take seven and give me three. They say acid doesn’t work two days in a row, but we found out if you double the dose it does.’ – En wie zou er aan de woorden van Lemmy Kilmister, de latere Motörhead-frontman, durven twijfelen?
De set kabbelde eerst wat doelloos rond, maar vanaf de tweede helft had Jimi het uitgedunde publiek plots bij hun smoezelige, met opgedroogde modder en andere niet-definieerbare smurrie die je zoal op een van sanitair verstoken festivalruime kan aantreffen, besmeurde nekvel. Hij zou ze niet meer loslaten en de openbaring van hun leven geven met zijn weergaloze interpretatie van het Amerikaanse volkslied, die hij even tussen de nummers ‘Stepping Stone’ en ‘Purple Haze’ als een ongeleid machinegeweer uit zijn witte Strat ratelde.
De in piepende feedback verdrinkende ‘The Star-Spangled Banner’-cover was al sinds najaar 1968 vaste prik op Jimi Hendrix’ setlist. Maar op Woodstock ging de artiest zo tekeer op zijn gitaarsnaren, dat je niets anders dan een striemende aanklacht tegen de Vietnamoorlog in Jimi’s furieuze interpretatie kon horen. Zelf hield de gitaargod het op een bescheiden ‘It’s not unorthodox, I thought it was beautiful.’
1. THE STONES & Het drama van ALTAMONT
‘I’d like to point out to everybody here, that this will be the greatest party of 1969 that we’ve had. Let’s have a party and let’s have a good time.’ – sprak de omroeper van het ‘Altamont Speedway Free Festival’ veelbelovend. Maar het draaide anders uit. Heel anders.
Het had nochtans zo mooi kunnen zijn. De affiche voor het gratis concert op de Altamont-racebaan in Tracy lijstte een prachtline-up op. Die zaterdag 6 december 1969 kon je de Santana, Jefferson Airplane, The Flying Burrito Brothers, de folkrocksupergroep Crosby, Stills, Nash & Young én de Grateful Dead aan het werk zien. Kers op de taart waren uiteraard The Rolling Stones.
De organisatie droomde luidop van ‘a kind of Woodstock West’. De ‘3 Days of Peace & Music’ waren 4 maanden geleden zo’n succes geweest in Bethel. En de hippies hadden zich opperbest gedragen. Dat moest in San Francisco ook kunnen. Zeker met The Stones als hoofdact, toen ’s werelds grootste ‘rock and roll band’ na The Beatles. De Britten verkeerden in bloedvorm, met ‘Beggars Banquet’ (1968) onder de arm en ‘Let It Bleed’ (1969) in de pijplijn.
Voor Mick Jagger & co kwam de timing perfect uit. De jongens lagen onder vuur voor de prijzige ticketjes van hun Amerikaanse ‘1969 Tour’. Een gratis optreden zou hun critici wel even de mond snoeren.
De voorbereidingen van het ‘Altamont Free Concert’ liepen niet van een leien dakje. Pas in de laatste 48 uur koos de organisatie in allerijl de Altamont Raceway als definitieve locatie. En die bleek verre van ideaal. Het podium lag onderaan in een helling van de 308 meter hoge bergpas. En The Stones gebruikten een vaste podiumopstelling, die je niet zomaar even kon verhogen. Omdat er nu nauwelijks 1 meter hoogteverschil was tussen de band en het publiek, was een beetje security beslist geen overbodige luxe.
Die taak besteedde de organisatie uit aan Sonny Barger en zijn Hells Angels van de Californische Oakland-afdeling. De motorbende kreeg 500 dollar aan bier in ruil voor hun veiligheidsdiensten. Klinkt een beetje vreemd? Tijdens het iconische concert in Hyde Park na Brian Jones’ dood 5 maanden eerder hadden The Stones anders ook zelfverklaarde Britse Hells Angels ingeschakeld voor de veiligheid. En dat was toch allemaal perfect verlopen? Kleine kanttekening: de Britse motards vroegen slechts een kopje thee voor hun hand-en-spandiensten.
Die zaterdagnacht draaide het anders uit. Al kort na Santana’s plezierige openingsset, kelderde de sfeer. De Angels waren al snel aardig agressief gezopen van al het gratis bier. Het wel 300.000 koppen tellende publiek gedroeg zich al even opstandig en onberekenbaar van de gretig rondgaande drugs. De bikers dreven de onstuimige massa weg van het podium met afgezaagde biljartkeus en een stevige klets van hun motorkettingen.
Het werd grimmig. Zeker nadat in het tumult een van de motorfietsen tegen de grond ging. Toen Marty Balin tussenbeide wou komen, sloeg een Hells Angel de Jefferson Airplane-zanger prompt bewusteloos. De Grateful Dead weigerde nadat incident nog te spelen. The Rolling Stones deden dat wel. En dat hadden ze beter niet gedaan.
Toen The Stones tegen zonsondergang aan hun set begonnen, was het scenario voor de totale ramspoed compleet. Mick Jagger incasseerde een vuistslag van een boze fan, luttele seconden nadat hij uit zijn helikopter stapte. Angels timmerden vrolijk op festivalgangers. Maar ook onder de vredevolle hippies zelf ontstonden knokpartijen. En duizenden geïntoxiceerde aanwezigen dreigden het podium te beklimmen.
Toen er een gevecht ontstond tijdens ‘Sympathy for the Devil’, stopten The Stones met spelen. Eens de gemoederen bedaard waren, hernamen ze het nummer en gingen ze over in ‘Under My Thumb’. Op dat moment was er een opstootje tussen enkele Angels en de 18-jarige Meredith Hunter. Een Angel dreef hem met geweld terug. Daarop keerde de Afro-Amerikaanse jongeman, opgefokt door de methamfetamines, terug met een pistool uit de jas van zijn limoengroen pak. De Hells Angel Alan Passaro aarzelde niet en stak Hunter 2 keer dodelijk met zijn mes.
‘The Day the Sixties Died’ eindigde uiteindelijk in 4 doden. Naast Meredith Hunter waren er ook nog 3 dodelijke ongelukken. 2 festivalbezoekers kwamen om in een auto-ongeluk. 1 onfortuinlijke LSD-gebruiker verdronk in een irrigatiekanaal.
Was Woodstock het vrolijke hoogtepunt van de flowerpower, dan was Altamont voor vele tijdsgenoten ‘The end of the hippie dream’. Alan Passaro vrijgesproken door de jury. De juryleden baseerden hun uitspraak ‘wettelijke zelfverdediging’ op de gefilmde concertbeelden. Een filmcrew volgde The Stones dat najaar namelijk voor wat uiteindelijk ‘Gimme Shelter’ (1970) werd. Eén van de onthutsende muziekdocumentaires ooit. Met achter een van de camera’s: de toen 25-jarige George Lucas.
Nog niet genoeg muziek weetjes geleerd? Lees dan ook
Jaren ’70 Muziek Weetjes
Jaren 80 Muziek Weetjes
Jaren 90 Muziek Weetjes
Jaren 00 Muziek Weetjes